ECLI:NL:RBUTR:2008:BC5016

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
529500 UC EXPL 07-8776
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige warmtelevering en aansprakelijkheid van de eigenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 13 februari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Eneco Energie Retail B.V. en de besloten vennootschap Rolo Properties B.V. Het geschil betreft de vraag of Eneco de kosten van warmtelevering kan verhalen op Rolo, de eigenaresse van een verhuurd pand, nu Rolo zich niet als contractant bij Eneco heeft gemeld. De kantonrechter oordeelt dat de huurders van het pand door de warmtelevering zijn verrijkt, en niet Rolo. Eneco had de verplichting om te onderzoeken wie verantwoordelijk was voor de betaling van de geleverde warmte, maar heeft nagelaten dit tijdig te doen. Hierdoor komt het risico van het niet kunnen verhalen van de kosten op de huurders voor rekening van Eneco. Rolo heeft in haar vordering gesteld dat Eneco onrechtmatig heeft gehandeld door aangifte te doen van diefstal of verduistering van energie, wat heeft geleid tot materiële en immateriële schade. De kantonrechter heeft de vordering van Eneco afgewezen en Eneco veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de kantonrechter ook de vordering van Rolo afgewezen, waarbij Rolo in de proceskosten is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de energieleverancier als de eigenaar van het pand in het kader van warmtelevering en contractuele verplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 529500 UC EXPL 07-8776 lh
vonnis d.d. 13 februari 2008
inzake
de besloten vennootschap ENECO ENERGIE RETAIL B.V., gevestigd te Rotterdam,
verder ook te noemen Eneco,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. W.J. van Aalst,
tegen:
de besloten vennootschap ROLO PROPERTIES B.V., gevestigd te Bosch en Duin,
verder ook te noemen Rolo,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. J.H. van der Velden.
Verloop van de procedure
In conventie
Eneco heeft een vordering ingesteld. Rolo heeft geantwoord op de vordering. Eneco heeft voor repliek en Rolo heeft voor dupliek geconcludeerd. Hierna is uitspraak bepaald.
In reconventie
Rolo heeft een tegeneis ingediend. Eneco heeft geantwoord op de tegeneis. Rolo heeft voor repliek en Eneco heeft voor dupliek geconcludeerd. Hierna is uitspraak bepaald.
De vaststaande feiten
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend althans niet weersproken, neemt de kantonrechter het volgende als vaststaand aan.
a. Rolo is eigenares van het pand, gelegen aan de [adres] te Utrecht, verder te noemen: het pand. Tot 1995 was de heer [betro[betrokkene] enig aandeelhouder van Rolo. In 1995 droeg [betrokkene] de aandelen in Rolo over aan Exploitatiemaat-schappij Olmenstein B.V., van welke vennootschap de heer [belanghebbende] aandeelhouder en directeur is.
b. Eneco heeft, in elk geval vanaf een datum gelegen vóór de bedoelde aandelenoverdracht, ten behoeve van (de bewoners van) het pand elektriciteit en warmte geleverd. Het pand heeft steeds bestaan uit twee woongedeelten/ appartementen, elk voorzien van een eigen elektriciteitsaansluiting. Het pand heeft slechts één (centrale) warmteaansluiting en -meter.
c. Eneco heeft tot de bedoelde aandelenoverdracht in 1995 ten behoeve van de verwarming van het pand warmte geleverd op grond van een met de heer [betrokkene] gesloten overeenkomst. Omdat hij op enig moment aan Eneco geen warmtemeterstanden meer opgaf en ook niet meer voor geleverde warmte betaalde, heeft Eneco hem hierover aangeschreven. Nadat [betrokkene] zich op het standpunt had gesteld sinds 1995 geen bemoeienis meer met het pand te hebben en dat indertijd ook aan Eneco te hebben doorgegeven, heeft zich tussen Eneco en [betrokkene] een discussie ontsponnen die in elk geval van 2002 tot begin 2005 heeft geduurd. Begin 2005 heeft Eneco deze discussie met [betrokkene] beëindigd en een eindfactuur aan hem opgesteld voor de warmte die aan het pand was geleverd tot 1 januari 2001, zijnde de datum waarop Eneco op een ander administratief systeem was overgegaan. [betrokkene] voldeed deze factuur. Eneco heeft toen, met terugwerkende kracht, tot uitgangspunt genomen dat er aan de warmtelevering voor het pand vanaf 1 januari 2001 geen overeenkomst meer ten grondslag lag.
d. De beide appartementen in het pand zijn door Rolo vanaf 1995 steeds verhuurd, onder meer (vanaf 1 december 2001) aan de heer [huurder] en (vanaf 1 januari 2004) aan de heer [huurder]. In hun beider huurovereenkomst is slechts de hoogte van de huurprijs genoemd en werd geen verplichting opgenomen tot betaling aan (de gemachtigde van) Rolo voor elektriciteit of warmte. De praktijk was dat de huurders/bewoners van de appartementen zelf met Eneco contracteerden tot levering van elektriciteit.
e. Toen Eneco in 2005 met afsluiting dreigde, heeft de heer [huurder] met ingang van 23 september 2005 een warmteleveringsovereenkomst met Eneco gesloten. Daarna werden warmtetussenmeters geplaatst, opdat de kosten over de huurders konden worden omgeslagen.
f. Op 6 juni 2007 deed Eneco bij de politie Utrecht aangifte van diefstal of verduistering van energie. In juli 2007 besloot de hulpofficier van justitie niet tot vervolging over te gaan.
Het geschil en de standpunten van partijen
In conventie
2.1. Eneco vordert de veroordeling van Rolo om aan haar te voldoen € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2007, met veroordeling van Rolo in de proceskosten.
2.2. Eneco legt aan haar vordering ten grondslag dat Rolo gehouden is haar te betalen voor de warmte die zij in de periode van 1 januari 2001 tot 23 september 2005 aan het pand heeft geleverd, en wel omdat Rolo door die warmtelevering ten koste van Eneco ongerecht-vaardigd is verrijkt, althans omdat Rolo jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij heeft nagelaten de warmtelevering met Eneco contractueel te regelen. Op de (geschatte) kosten van warmtelevering (€ 11.213,27) heeft Eneco in mindering gebracht de bedragen die zij met betrekking tot een gedeelte van deze periode heeft weten te incasseren van de huurders [huurder] en [huurder] (€ 5.930,32). In verband met de competentiegrens van de kantonrechter beperkt Eneco haar vordering tegen Rolo in hoofdsom tot € 5.000,--. Eneco stelt zich op het standpunt dat, bij gebreke van een melding door de afnemers van warmte onder opgave van de beginmeterstand, de vergoeding voor geleverde warmte in rekening wordt gebracht aan de eigenaar van het pand, tenzij deze kan aantonen het pand te hebben verhuurd met de verplichting voor de huurders om zelf voor de energielevering zorg te dragen. Dat Rolo van haar huurders heeft bedongen dat zij zelf voor warmtelevering zorg dragen, volgt niet uit de door haar overgelegde huurovereenkomsten; daarin is over energievoorziening niets bepaald. Omdat het pand één warmteaansluiting heeft, lag het voor de hand dat Rolo van Eneco warmte afnam en dit vervolgens afrekende met haar huurders. De huurders leefden ook, zo liet een hunner aan Eneco weten, in de veronderstelling dat de kosten van warmtelevering in de huurprijs waren inbegrepen. Rolo heeft verwarmde woonruimte verhuurd en kan zich niet aan betaling voor warmtelevering onttrekken.
3. Rolo betwist de vordering. In verband met de omvang van haar onroerend goed, voert Rolo als beleid dat zij haar panden ‘exclusief’ energie verhuurt, hetgeen meebrengt dat haar huurders ter verkrijging van elektriciteit en warmte zelf dienen te contracteren met de betreffende leveranciers, daaronder Eneco. Rolo staat buiten die verhouding. Alleen de huurders zijn door de warmtelevering door Eneco (ongerechtvaardigd) verrijkt, niet ook Rolo, die voor energielevering aan het pand van haar huurders geen betaling heeft ontvangen. Het pand is steeds verhuurd geweest en Eneco kende de namen van de huurders, omdat zij wèl met haar hebben gecontracteerd tot levering van elektriciteit. Rolo was er niet van op de hoogte dat voorheen de warmtelevering voor het pand geschiedde ten name van de heer [betrokkene]. Ook wist zij niet dat [betrokkene] voor en na 1995, en tot 1 januari 2001, voor warmte heeft betaald. Rolo mocht ervan uitgaan dat de huurders met Eneco hadden gecontracteerd tot levering van warmte, zoals zij dat ook voor elektriciteit hebben gedaan. Door eerst medio 2005 met Rolo contact te zoeken en pas in september 2005 aanspraak te maken op betaling voor de vanaf 1 januari 2001 geleverde warmte, heeft Eneco aan Rolo de mogelijkheid ontnomen om tijdig met haar huurders een regeling te treffen. Het risico dat in 2005 niet meer van alle huurders betaling kon worden verkregen, komt voor rekening van Eneco. Rolo beroept zich er voorts op dat Eneco, bij brief van 14 maart 2006, haar vordering heeft beperkt tot € 2.380,21, zijnde de kosten voor warmtelevering in de periode van 1 januari tot 1 december 2001. Tenslotte betwist Rolo de hoogte van de vordering.
In reconventie
4.1. Rolo vordert de veroordeling van Eneco om aan haar te voldoen € 2.060,--, te vermeerderen met btw, aan materiële schadevergoeding en € 2.000,-- aan immateriële schadevergoeding, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2007 tot de voldoening, met veroordeling van Eneco in de proceskosten.
4.2. Rolo legt aan haar vordering ten grondslag dat Eneco jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door bij de politie aangifte te doen van diefstal of verduistering van warmte, alsmede door te dreigen met (ook privé-)afsluiting en incassomaatregelen. Hierdoor heeft zij € 2.060,-- materiële schade geleden, bestaande in de kosten van rechtsbijstand voorafgaand aan en bij het politieverhoor en bestaande in de kosten die Rolo en [belanghebbende] zelf tengevolge van de aangifte hebben gemaakt. Zij zijn voorts in hun eer en goede naam aangetast. Aan immateriële schadevergoeding vordert Rolo
€ 2.000,--.
5. Eneco betwist de vordering. Zij stelt alleen tegen Rolo aangifte te hebben gedaan, niet ook tegen [belanghebbende]. Het stond haar vrij die aangifte te doen, omdat zij het vermoeden had dat jegens haar een strafbaar feit was begaan. Bij de politie heeft Eneco slechts haar visie op de haar bekende feiten gegeven. Eneco betwist voorts de hoogte van de vordering.
6. Op hetgeen door partijen overigens is aangevoerd, zal hierna - bij de beoordeling van de vorderingen - zonodig worden ingegaan.
De beoordeling van de vorderingen
In conventie
7.1. De kern van het geschil draait om de beantwoording van de vraag of, in de periode dat Eneco noch van de heer [betrokkene], noch van de huurders van Rolo betaling heeft verkregen voor de warmtelevering ten behoeve van het pand aan de [adres] te Utrecht, Rolo tot betaling daarvoor kan worden aangesproken, omdat zij door de levering van warmte ongerechtvaardigd is verrijkt althans omdat zij jegens Eneco onrechtmatig heeft gehandeld door zich niet bij haar als contractante te melden. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
7.2. Eneco heeft zich, zowel in de buitengerechtelijke correspondentie met (de gemachtigde van) Rolo als in het onderhavige geding, op het standpunt gesteld dat bij gebreke van een melding door een nieuwe bewoner van een pand, en derhalve in het geval van warmtelevering zonder dat daaraan een overeenkomst met de verbruiker ten grondslag ligt, de kosten daarvan achteraf aan de eigenaar van het pand in rekening worden gebracht, tenzij deze aantoont het pand te hebben verhuurd met de verplichting voor de huurder om zelf voor de energievoorziening te contracteren. Anders dan Eneco meent, is de kantonrechter van oordeel dat Rolo genoegzaam heeft aangetoond dat zij het pand steeds ‘exclusief’ energie heeft verhuurd en dat het aan de huurders was om zelf te voorzien in - en te betalen voor - hun energiebehoefte. Uit de overgelegde huurovereenkomsten blijkt dat de huurders aan Rolo, naast een vergoeding voor het gebruik van het gehuurde (de huurprijs), niets verschuldigd waren voor de levering van energie. Er moet daarom van worden uitgegaan dat Rolo van haar huurders geen (voorschotten op) de kosten van energie heeft ontvangen. Blijkens haar brief van 14 maart 2006 heeft Eneco dit ook harerzijds opgemaakt uit de aan haar overgelegde huurcontracten tussen Rolo en [huurder] en [huurder]. Dat Rolo aangaande de levering van warmte met de overige huurders die vanaf 1 januari 2001 het pand hebben bewoond een andere regeling heeft getroffen, heeft Eneco niet gemotiveerd gesteld. Voorts staat, als onweersproken, vast dat de huurders van Rolo steeds zelf (met Eneco) hebben gecontracteerd voor de levering van elektriciteit. Vermoed moet dan worden dat zij ook zelf voor de levering van (en betaling voor) warmte moesten zorgen. Dat indertijd in het pand slechts één warmtemeter aanwezig was, biedt onvoldoende steun aan het andersluidende standpunt van Eneco. De afwezigheid van tussenmeters was kennelijk ook in september 2005 geen beletsel om de verdeling van de kosten van warmtelevering over de beide woongedeelten aan de betreffende huurders over te laten. Geconcludeerd moet dan ook worden dat Eneco, overeenkomstig haar eigen beleid, de huurders van Rolo diende aan te spreken tot betaling voor de kosten van warmtelevering. Rolo kan niet geacht worden door de levering van warmte aan het pand ongerechtvaardigd te zijn verrijkt. Verrijkt werden immers alleen de huurders.
7.3. Onder de genoemde omstandigheden was Rolo niet gehouden zich op of na 1 januari 2001 als contractante voor het pand bij Eneco te melden. Niet aannemelijk is geworden dat Rolo er eerder dan in 2005 van op de hoogte is geweest, of erop bedacht moest zijn, dat vóór en na de aandelenoverdracht in 1995 warmtelevering plaats vond ten name van de heer [betrokkene] en dat deze - uiteindelijk - de kosten daarvoor tot 1 januari 2001 voldeed. Voorstelbaar is dat de kwestie van de warmtelevering jarenlang aan haar zicht onttrokken was, doordat Eneco in de veronderstelling verkeerde nog met de heer [betrokkene] van doen te hebben. Dat Eneco met [betrokkene] uiteindelijk overeenstemming heeft weten te bereiken over de datum waarna hij niet langer verantwoordelijk werd gehouden voor de kosten van warmtelevering aan het pand, regardeert Rolo niet. Die datum was overigens een arbitraire, nu ervoor gekozen is om bij de bepaling van de datum vanaf welke aan warmtelevering geen overeenkomst meer ten grondslag lag, aansluiting te zoeken bij de datum waarop Eneco over is gegaan op een ander administratiesysteem. Op Eneco rustte de verplichting om, zodra betaling voor de levering van warmte ten behoeve van het pand in of na 1995 uitbleef, actief te onderzoeken wat daarvan de achtergrond was. Kennelijk heeft zij niet eerder dan in of omstreeks 2002 de heer [betrokkene] alsnog tot betaling aangesproken. Eneco heeft niet verklaard waarom dat zo lang heeft geduurd. Vervolgens heeft Eneco er tot in 2005 mee gewacht Rolo voor betaling verantwoordelijk te stellen. Tegenover de stelling van Rolo dat de echtgenote van haar directeur, mevrouw [betrokkene], in het telefoongesprek in september 2002 slechts heeft toegezegd de meterstanden van het kantoorpand aan de Herenstraat 28 te Utrecht te zullen doorgeven, heeft Eneco onvoldoende gemotiveerd gesteld dat het in dat telefoontje ging om het pand op nummer 26. Met name heeft zij nagelaten een afschrift van haar aantekening van dat telefoongesprek over te leggen. Kennelijk heeft Eneco eerst in 2005 aan de hand van gegevens uit de betreffende openbare registers vastgesteld dat de heer [betrokkene] al jarenlang geen bemoeienis met het pand meer had. Waarom zij dat niet eerder heeft kunnen vaststellen, heeft Eneco niet verklaard. Door na te laten aan Rolo op of kort na 1 januari 2001 mee te delen dat zij voortaan zou worden aangesproken tot betaling van de kosten van warmtelevering aan het pand, heeft Eneco aan Rolo de mogelijkheid onthouden om met haar huurders een regeling over de warmtelevering te treffen, bijvoorbeeld in de zin zoals dat nu eerst in september 2005 heeft plaats gevonden. Het komt daarom voor risico van Eneco dat zij een deel van de kosten van het warmteverbruik niet op de huurders van het pand heeft kunnen verhalen.
7.4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering wordt afgewezen. Eneco wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie
8.1. In het midden kan blijven of Eneco onrechtmatig heeft gehandeld door aangifte bij de politie te doen. Rolo had zich de kosten van rechtsbijstand in het kader van haar reactie op de aangifte kunnen - en daarom, in het kader van haar plicht tot beperking van de schade, moeten - besparen. Zij had redelijkerwijs ermee kunnen volstaan de politie de met Eneco gewisselde correspondentie ter hand te stellen. Daarmee zouden weinig tot geen kosten gemoeid zijn geweest. Dat dit niet tot eenzelfde resultaat - het uitblijven van vervolging - zou hebben geleid, is niet aannemelijk geworden. Wat betreft de eigen werkzaamheden van haar directeur rond de aangifte van Eneco geldt als uitgangspunt dat deze geacht moeten worden deel uit te maken van de werkzaamheden die bedrijfsmatige deelname aan het maatschappelijk verkeer met zich mee kan te brengen. Ook die kosten blijven dus voor rekening van Rolo.
8.2. Het stond Eneco in beginsel vrij om langs de haar ter beschikking staande wegen - van (dreigen met) afsluiting en het nemen van incassomaatregelen - te trachten de kosten van warmtelevering ten behoeve van het pand op Rolo te verhalen. Dat zij daarbij in dit geval de grenzen van de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid heeft overschreden, is niet gebleken.
8.3. Niet aannemelijk is geworden dat Rolo en de heer [belanghebbende] door Eneco in hun eer en goede naam zijn aangetast en daardoor schade hebben geleden. Rolo en [belanghebbende] moeten geacht worden door de aangifte niet onder grote druk te zijn gezet. Dat de aangifte tot negatieve publiciteit heeft geleid, is niet gesteld.
8.4. De vordering wordt afgewezen. Nu Rolo in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten. In dat verband wordt Eneco geacht voor deze procedure geen (extra) salariskosten voor haar gemachtigde, de kennelijk bij haar in dienst zijnde bedrijfsjurist, te hebben gemaakt.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt Eneco tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Rolo, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400,-- aan salaris gemachtigde.
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt Rolo tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Eneco, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.