ECLI:NL:RBUTR:2008:BC5565

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600492-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor seksueel binnendringen van een weerloze persoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 april 2007 in Amersfoort handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een slachtoffer, terwijl deze in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd, heeft bekend dat hij het slachtoffer, na samen met haar en haar vriend te hebben gegeten, naar haar kamer is gegaan terwijl zij sliep. Ondanks dat hij wist dat het fout was, heeft hij handelingen verricht die hebben geleid tot seksueel binnendringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer in een weerloze toestand verkeerde en dat de handelingen van de verdachte zeer verwerpelijk zijn. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de rapporten van deskundigen die hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, met de maatregel terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden passend is, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600492-07
Datum uitspraak: 3 maart 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
thans gedetineerd in de [Penitentiaire Inrichting Arnhem].
Raadsman: mr. J.J. Lieftink, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 november 2007 en 18 februari 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven, te weten:
Primair
hij op of omstreeks 28 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissment Utrecht, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], door zijn penis en/of een vinger in de vagina van die [slachtoffer] te brengen;
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat
verdachte zijn, verdachtes,
- penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht en/of
- vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer] zeer onverhoeds en/of zeer plotseling heeft benaderd en/of (heimelijk) bij die [slachtoffer] in bed is gekropen en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De bewezenverklaring
Verdachte heeft bekend dat hij op 28 april 2007 met het slachtoffer en haar vriend in het Passantenverblijf voor dak- en thuislozen in Amersfoort heeft gegeten. Na het eten is zij naar haar kamer gegaan en is gaan slapen. Verdachte is naar haar kamer gegaan. Hij had behoefte aan haar. Hij zag dat zij lag te slapen en zij was niet wakker te krijgen aldus verdachte. Hij is op haar bed gaan zitten, werd opgewonden en heeft vervolgens een vinger in haar vagina gebracht. Hij wist dat het fout was. Hij is daarmee gestopt en is naar zijn eigen kamer gegaan. Ondanks dat hij wist dat het fout was wat hij deed, is hij weer naar de kamer van het slachtoffer gegaan en is op haar geklommen. Vervolgens heeft hij zijn penis in haar vagina gebracht en is hij in haar klaar gekomen.
Pas op 3 mei 2007 heeft het slachtoffer aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij na het eten naar bed is gegaan. Zij had flink gedronken. Zij was moe en was “bezopen”. Zij heeft nog seks gehad met haar vriend, waarna zij in slaap is gevallen. Op een gegeven moment was zij half wakker, half slaperig. Zij voelde dat zij “geneukt” werd. Zij dacht dat het haar vriend was, maar merkte dat het iemand anders was.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
Primair
hij op 28 april 2007 te Amersfoort met [slachtoffer], van
wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] door zijn penis en een vinger in de vagina van die [slachtoffer] te brengen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het slachtoffer lag te slapen. In deze weerloze toestand is zij door verdachte geneukt. Het is buiten kijf dat deze handelingen van verdachte zeer verwerpelijk zijn. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten psychische en emotionele schade kunnen oplopen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 1 mei 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder veroordeeld is tot werkstraffen en gevangenisstraffen, maar niet voor een gelijksoortig delict;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Amsterdam d.d. 12 juli 2007, opgemaakt door E.H.G. Moonen, reclasseringswerker.
Omtrent verdachte zijn voorts rapporten uitgebracht door M.F. Polman, psychiater i.o. en T. Wouters, psychiater FPD, op 10 juli 2007 en prof.dr. J.J. Baneke, klinisch & forensisch psycholoog, op 15 oktober 2007. Deze deskundigen zijn tot de conclusie gekomen – zakelijk weergegeven – dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit – indien bewezen – lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geest-vermogens. Verdachte was door de combinatie van stoornissen niet voldoende in staat zichzelf te begrenzen, zodat hij voor het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Gezien de kans op herhaling met gevaar voor anderen dient er een langerdurende behandeling gestart te worden met een klinische status. Ambulante behandeling alleen bleek tot op heden door gebrek aan structuur onvoldoende effectief en bovendien onvoldoende om herhaling te voorkomen. Een behandeling in een gespecialiseerde psychiatrische kliniek zoals het FPK/FPA (Forensisch Psychiatrische Kliniek of Afdeling) is geïndiceerd. Deze opname kan als voorwaarde bij een voorwaardelijke straf opgelegd worden, maar de sanctiemogelijkheden zouden volgens de psycholoog sterker moeten zijn dan bij een voorwaardelijke straf. Daarom wordt door hem geadviseerd de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Een maatregel als terbeschikkingstelling met verpleging wordt gezien de justitiële voorgeschiedenis en de ernst van het huidige tenlastegelegde vooralsnog als te zwaar gezien, aldus de psychiater.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen wat betreft de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Aan de reclassering is verzocht de mogelijkheden van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden te onderzoeken.
Op 21 januari 2008 is een rapport “afloopbericht toezicht”opgemaakt door W.A. Schellevis, reclasseringswerker bij de Reclassering Leger des Heils te Arnhem. In het rapport is gesteld dat het uitvoeren van een toezicht op de schorsing van voorlopige hechtenis geen enkele zin heeft. Verdachte heeft zich immers niet gehouden aan de schorsingsvoorwaarden.
Op 8 februari 2008 is door genoemde reclasseringswerker een maatregelrapport uitgebracht. In dit rapport is als conclusie en advies opgenomen dat er op grond van de aard van het delict en de complexiteit van de stoornis van verdachte geen mogelijkheid bestaat om hem te laten behandelen in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het is namelijk inherent aan zijn stoornis dat iedere benadering of behandeling die stoelt op het maken van afspraken, gedoemd is te mislukken nog voordat de inkt van de overeenkomst droog is. Een behandeling binnen het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden doet een te groot beroep op het vermogen van verdachte om zich te conformeren aan behandelafspraken.
Uit dit rapport en uit hetgeen door genoemde reclasseringswerker ter terechtzitting van 18 februari 2008 is verklaard, is gebleken dat een opname voor behandeling in een FPK/FPA niet mogelijk is. Gezien het delict en de stoornis van verdachte wordt een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden te vrijblijvend geacht.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ter terechtzitting van 18 februari 2008 heeft zij haar vordering gewijzigd. De vordering houdt thans in:
- een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest,
- de maatregel terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege.
De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte geen maatregel terbeschikkingstelling in welke vorm dan ook moet worden opgelegd: terbeschikkingstelling met voorwaarden noch terbeschikkingstelling met behandeling van overheidswege.
Uit het bovenstaande is de rechtbank duidelijk geworden dat het onmogelijk is verdachte een behandeling te laten ondergaan in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf blijkt ook geen alternatief te zijn. Een maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is naar oordeel van de rechtbank een te zwaar middel.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 27 en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor is vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het primair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs P. Bender, A. Wassing en A.M.M.E. Doekes-Beijnes, bijgestaan door S.E. Lim als griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2008.