ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6477
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Delft-Baas
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht en toepasselijk recht bij onbekende woonplaats gedaagde
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, hebben eisers, [eiseres sub 1] en [eiser sub 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, die onbekend was met betrekking tot zijn woonplaats en in het buitenland verbleef. De rechtbank moest allereerst de vraag beantwoorden of zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was, omdat het onmogelijk bleek om de gedaagde buiten Nederland te vinden, zoals bepaald in artikel 9 aanhef en onder b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Vervolgens heeft de rechtbank zich gebogen over de vraag welk recht van toepassing was op de vordering. De rechtbank concludeerde dat de vordering het nauwst met Nederland verbonden was, aangezien beide partijen Nederlanders zijn en de overeenkomst in Nederland was gesloten. Op basis van artikel 4 lid 5 van het Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op verbintenissen uit overeenkomsten, werd vastgesteld dat Nederlands recht van toepassing was.
De rechtbank oordeelde dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft deze toegewezen. Gedaagde werd veroordeeld om aan eisers een bedrag van EUR 112.842,00 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 15 augustus 2007. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers tot op heden waren begroot op EUR 4.010,31. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 12 maart 2008 door mr. M. van Delft-Baas.