ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6480

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604022-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • S.C. Hagedoorn
  • R.S.B. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 21 januari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 oktober 2006 in Bunnik een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft zich roekeloos en onvoorzichtig gedragen door onvoldoende afstand te houden tot een voor hem rijdend voertuig en zijn snelheid niet aan te passen. Dit leidde tot een aanrijding met een andere auto, waarbij de bestuurster, aangeduid als [aangever], letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de doorgetrokken streep heeft overschreden, wat heeft bijgedragen aan het ongeval. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen in overweging genomen, evenals het proces-verbaal van de verkeersongevallenanalyse. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met een snelheid van 30 tot 50 km/u reed en dat hij moest uitwijken voor een remmend voertuig. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen niet alleen zichzelf, maar ook andere weggebruikers in gevaar heeft gebracht. De officier van justitie heeft een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de handicap van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/604022-07
Datum uitspraak: 21 januari 2008
Raadsman: mr. E. Hunneman
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 januari 2008.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 03 oktober 2006 te Bunnik, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de
weg, de Stationsweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
onvoldoende afstand te bewaren tot een voor hem rijdend ander motorrijtuig
en/of zijn snelheid niet zodanig te regelen, dat hij in staat was zijn
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en/of (ten einde een aanrijding met een
voor hem rijdend (afremmend) motorrijtuig te voorkomen) naar links uit te
wijken, althans naar links te sturen en/of
(daarbij) de links van hem gelegen doorgetrokken streep te overschrijden en/of
(deels) op de rijbaan bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer te rijden,
en/of (daarbij/vervolgens) op- of aan te rijden tegen, althans in aanraking
te komen met een hem tegemoetrijdend ander motorrijtuig (personenauto) en/of
een (aanvankelijk voor hem) in dezelfde richting als hij rijdend motorrijtuig,
waardoor een ander (genaamd [aangever]) zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 03 oktober 2006, te Bunnik, althans in het arrondissement
Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende
op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Stationsweg,
door onvoldoende afstand te bewaren tot een voor hem rijdend ander
motorrijtuig en/of zijn snelheid niet zodanig te regelen, dat hij in staat was
zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of (ten einde een aanrijding met een
voor hem rijdend (afremmend) motorrijtuig te voorkomen) naar links uit te
wijken, althans naar links te sturen en/of
(daarbij) de links van hem gelegen doorgetrokken streep te overschrijden en/of
(deels) op de rijbaan bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer te rijden,
en/of (daarbij/vervolgens) op- of aan te rijden tegen, althans in aanraking
te komen met een hem tegemoetrijdend ander motorrijtuig (personenauto) en/of
een (aanvankelijk voor hem) in dezelfde richting als hij rijdend motorrijtuig,
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hierna vermeld, te weten:
Primair
hij op 03 oktober 2006 te Bunnik, als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de Stationsweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en
onoplettend,
onvoldoende afstand te bewaren tot een voor hem rijdend ander motorrijtuig
en zijn snelheid niet zodanig te regelen, dat hij in staat was zijn
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was en - ten einde een aanrijding met een
voor hem rijdend afremmend motorrijtuig te voorkomen - naar links uit te
wijken, en daarbij de links van hem gelegen doorgetrokken streep te overschrijden en
deels op de rijbaan bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer te rijden,
en daarbij/vervolgens op- of aan te rijden tegen een hem tegemoetrijdend ander motorrijtuig (personenauto) en - een aanvankelijk voor hem - in dezelfde richting als hij rijdend motorrijtuig, waardoor een ander, genaamd [aangever], zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal Verkeersongevallen Analyse blijkt dat op 03 oktober 2006 een aanrijding heeft plaatsgevonden op de Stationsweg te Bunnik tussen een blauwe Seat Toledo en een grijze Mazda. Ook een witte Mercedes Benz bus was bij deze aanrijding betrokken. Door de verbalisanten is gerelateerd dat de bestuurder van de Seat de doorgetrokken streep naar links heeft overschreden waardoor hij in botsing is gekomen met de Mazda en dat door die botsing zijn voertuig ook in botsing is gekomen met de Mercedes .
[aangever] heeft verklaard dat zij op 03 oktober 2006 in haar auto, merk Mazda, over de Stationsweg te Bunnik reed, dat zij vervolgens een blauwe auto achter een Connexxion-busje vandaag zag komen, welke haar weghelft opreed. Zij zag dat de auto heel snel optrok. [aangever] heeft verklaard dat zij geprobeerd heeft om uit te wijken naar rechts, maar dat dit niet lukte. Vervolgens is de bestuurder van de blauwe auto tegen haar auto gereden, waardoor schade is ontstaan. Door de ontstane schade kon zij het portier en het raam aan de portierszijnde niet meer openen. Tevens zat zij met haar linkerknie klem onder het dashboard en voelde zij een hevige pijn. Door de klap is de gordel strak om [aangever]’s lichaam gekomen, waardoor zij pijn en letsel heeft .
In het ziekenhuis werd vervolgens geconstateerd dat [aangever] een forse schaafwond en een kneuzing van de linker sleutelbeen/schouder, een kneuzing van de rechter heup/ lage rug en een kneuzing van de nekspieren had . Door een verbalisant is op 24 mei 2007 contact met [aangever] opgenomen en zij heeft bij die gelegenheid verklaard dat zij na de aanrijding tot 01 december 2006 haar werk niet heeft kunnen uitvoeren, dat zij vanaf 01 februari 2007 weer full-time aan het werk is gegaan en dat de linkerzijde van het lichaam nog steeds niet optimaal functioneert zoals voor de aanrijding wel het geval was. Verder verklaarde zij nog altijd twee keer per week naar de fysiotherapeut te gaan, concentratieproblemen te hebben en nog steeds pijn te hebben .
Door [getuige] is verklaard dat hij als taxichauffeur in een wit taxibusje reed (de rechtbank begrijpt dat de witte bus van Connexxion wordt bedoeld, zoals uit de stukken blijkt), dat hij afremde voor een auto voor hem, dat hij ineens een klap/aanrijding voelde en dat hij vervolgens de aanrijding tussen de blauwe en de grijze auto zag .
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met een snelheid van ongeveer 30, 40 of 50 km/u reed, toen het busje voor hem remde en hij naar links moest uitwijken, waardoor hij in botsing met de Mazda kwam. Verdachte heeft voorts verklaard dat de afstand tussen hem en het busje niet ruim was .
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 03 oktober 2006 te Bunnik als bestuurder van een personenauto rijdende over de Stationsweg zich schuldig heeft gemaakt aan een aan zijn schuld te wijten ongeval, waarbij [aangever] letsel heeft opgelopen en er schade aan de auto van die [aangever] en de bus van Connexxion is ontstaan. Immers heeft de verdachte onvoldoende afstand van de voor hem rijdende bus gehouden, heeft hij zijn snelheid onvoldoende aan de situatie aangepast en heeft hij zijn personenauto over de doorgetrokken streep naar links gestuurd. Daarbij is hij frontaal op de auto van [aangever] gereden en is hij tegen de linkerzijde van de Connexxion bus is gereden. De verdachte heeft zich aldus aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl aan een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In het bovenstaande van dit vonnis zijn reeds de omstandigheden genoemd, waaronder de botsing tussen het voertuig van de verdachte, de auto van slachtoffer [aangever] en de bus van Connexxion is ontstaan.
Het is een algemeen bekend gegeven in het Verkeersrecht dat een doorgetrokken streep betekent, dat men deze niet mag overschrijden. Verdachte heeft dit echter wel gedaan ten gevolge waarvan het ongeval heeft kunnen plaatsvinden. De verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen zichzelf maar met name ook andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht.
Door de gevolgen van dit aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen van de verdachte, heeft slachtoffer [aangever] letsel opgelopen en is er schade aan meerdere auto’s ontstaan.
De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat het slachtoffer nog geruime tijd dagelijks de gevolgen van het ongeval heeft ondervonden en is van oordeel dat verdachte daarvoor verantwoordelijk is.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
• een werkstraf van 140 uren subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis;
• een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie gevorderde straf te hoog en is van oordeel dat een taakstraf van na te melden duur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid als na te melden passend en geboden. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de vader van de verdachte namens de verdachte getracht heeft in contact te komen met het slachtoffer en dat het om een relatief oude zaak gaat. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de omstandigheid dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren, waarbij de rechtbank ook verdachtes handicap in aanmerking heeft genomen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder primair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 60 (ZESTIG) UREN, te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 (DERTIG) DAGEN indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Veroordeelt de verdachte wegens het onder primair bewezen verklaarde feit voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
4 (vier) MAANDEN.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Krol, S.C. Hagedoorn en R.S.B. Kool, bijgestaan door mr. K.D.M. Buitenweg als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2008.