RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/601071-07; 14/810298-06 (tul)
Datum uitspraak: 18 maart 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen, te Almere.
Raadsman: mr. H. Loonstein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2008.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2007 tot en met 24 september 2007 te Woudenberg, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (waarin gevestigd een winkel behorende bij een
Esso-tankstation) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten en/of een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 800 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan dat Esso-tankstation en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een rolluik en/of een of meer deur(en) van en/of in dat tankstation en/of een of meer kassalade(s);
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2007 tot en met 24 september 2007 te Woudenberg, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kluis (in een pand waarin gevestigd een winkel behorende bij een Esso-tankstation) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan dat Esso-tankstation en/of [aangever],in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die kluis te verschaffen en/of die/dat weg
te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- een rolluik en/of een of meer deur(en) van en/of in dat tankstation opengebroken en/of
- met een of meer daartoe geschikt(e) voorwerp(en) getracht die kluis te openen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het tenlastegelegde ter terechtzitting van 4 maart 2008 toegestaan, in dier voege dat daar waar “1” staat in de zin van feit 1, dit moet worden vervangen door “Primair” en daar waar “2” staat in de zin van feit 2, dit moet worden vervangen door “Subsidiair”.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende wijze, dat:
hij in de periode van 23 september 2007 tot en met 24 september 2007 te Woudenberg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand (waarin gevestigd een winkel behorende bij een Esso-tankstation) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sigaretten en een hoeveelheid geld (in totaal ongeveer 800 euro), toebehorende aan dat Esso-tankstation en/of [aangever], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak op een rolluik en deuren van en in dat tankstation en kassalades.
De rechtbank overweegt omtrent het bewijs het volgende.
Op 24 september 2007 omstreeks 1.31 uur krijgt de eigenaar van Esso-tankstation […] te Woudenberg een alarmmelding . Ter plaatse ziet hij dat de toegangsdeur van het gebouw verbroken is en dat twee of drie personen uit het pand komen. Deze personen stappen in een met chauffeur klaarstaande donkerkleurige VW Golf. De auto rijdt weg in de richting van Maarsbergen.
De politie begeeft zich blijkens het proces-verbaal van bevindingen naar de oprit van de A12 in Maarn en ziet enkele minuten na aankomst om 1.39 uur een zwarte VW Golf type 3 met hoge snelheid de rijksweg A12 oprijden . Door de hoge snelheid raakt de politie voor de afrit Driebergen het zicht op de auto kwijt, maar andere politie-eenheden die na de afrit Driebergen hebben postgevat zien geen VW Golf met hoge snelheid passeren, waardoor het niet anders kan dan dat de bestuurder van de auto de afslag Driebergen heeft genomen .
Nadat de politie de afslag Driebergen heeft genomen, ziet zij omstreeks 1.58 uur twee manspersonen lopen over de Odijkerweg richting Odijk, te weten de latere verdachten [verdachte] en [medeverdachte 1] . De verdachten verklaren uit Amsterdam te komen, dat zij in Odijk waren om twee meisjes te ontmoeten, maar dat zij nu op weg zijn naar huis en met de trein willen gaan.
Even verderop ziet de politie op de oprit van [adres] een donkere VW Golf staan met afgeplakte kentekenplaten. In de kofferbak van de auto wordt een grote hoeveelheid sloffen sigaretten aangetroffen . Blijkens de verklaring van de aangever zijn sloffen sigaretten buitgemaakt en is daarnaast de inhoud van twee kassalades, ieder bevattende
€ 400,00, weggenomen .
Omstreeks 3.40 uur treft de politie, op 200 meter afstand alwaar de VW Golf werd aangetroffen , op de Zeisterweg wederom twee personen aan, te weten de latere verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De verdachten verklaren eveneens uit Amsterdam te komen. Daarnaast hebben zij natte schoenen en broekspijpen en bevindt zich gedroogd gras op hun kleding alsof zij in het struikgewas hebben gelegen. Bij fouillering wordt € 410,00 in kleine coupures aangetroffen bij verdachte [medeverdachte 3] .
De inbraak is vastgelegd middels een videobewakingssysteem en uit de beelden blijkt dat sprake is van vier personen die bij de inbraak betrokken zijn. Eén van de personen voldoet aan het kledingssignalement van verdachte [medeverdachte 1] bij zijn aanhouding en een andere persoon voldoet aan het kledingssignalement van verdachte [medeverdachte 2] .
Daarnaast heeft de technische recherche een schoenzoolspoor aangetroffen op de deur naar de pantry van de shop . Uit het proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek volgt dat het schoenzoolspoor waarschijnlijk veroorzaakt is door de rechterschoen van verdachte [medeverdachte 2] .
De VW Golf staat op naam van verdachte [medeverdachte 1]. Bij onderzoek in de auto wordt op de binnenspiegel een dactyloscopisch spoor aangetroffen van verdachte [medeverdachte 1]. Op een rol duc-tape die is aangetroffen in de VW Golf, bevindt zich eveneens een vingerafdruk van verdachte [medeverdachte 1] . De soort tape is overigens soortgelijk aan de tape waarmee de kentekenplaten van de auto zijn afgeplakt.
Achter de linkerzonneklep wordt een identiteitsbewijs van verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen .
Tot slot wordt een sigarettenpeuk in de asbak voorin de auto aangetroffen, waarvan na DNA-onderzoek is gebleken dat het DNA-spoor een match oplevert met de verdachte [medeverdachte 1] . Een sigarettenpeuk die in de asbak achterin de auto wordt aangetroffen, levert na DNA-onderzoek een match op met de verdachte [medeverdachte 3] .
Uit de registratiesystemen van de politie blijkt bovendien dat – in ieder geval – de verdachten [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] eerder samen betrokken zijn geweest bij strafbare feiten.
De verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie geen geloofwaardige en aannemelijke verklaring kunnen geven voor zijn aanwezigheid in de nacht van 24 september 2007 te Odijk.
In onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de vier verdachten tezamen en in vereniging de inbraak hebben begaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een inbraak bij een tankstation, waarbij aanzienlijke hoeveelheden sigaretten en een geldbedrag zijn buitgemaakt.
Verdachte en zijn mededaders zijn daarbij doelbewust naar de betreffende goederen op zoek gegaan.
Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Bovendien brengen zij ongemak en financiële schade toe aan de eigenaar en/of diens verzekeraar(s).
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
12 februari 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten en laatstelijk op 22 december 2006 tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, en toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij […] B.V.
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 2.050,00 wegens materiële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de post “eigen risico verzekering” is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Met betrekking tot de post “kasgeld” overweegt de rechtbank het volgende.
De benadeelde partij vordert € 1.300,00 als weggenomen kasgeld, te weten tweemaal de kasinhoud ten bedrage van € 650,00. De rechtbank zal echter uitgaan van de het door de aangever in de aangifte genoemde weggenomen geldbedrag, te weten € 800,00.
In de zaak tegen verdachte [medeverdachte 3] zal de rechtbank gelasten dat het bij verdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen geldbedrag, te weten € 410,00, aan de benadeelde partij als rechthebbende zal worden teruggegeven. Dit bedrag dient op het toe te wijzen bedrag van de vordering in mindering te worden gebracht.
Derhalve resteert naar het oordeel van de rechtbank een toewijzing van de post “kasgeld” ten bedrage van € 390,00.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 390,00.
De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling 14/810298-06:
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Alkmaar van
22 december 2006 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van
90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 6 januari 2007.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast. De raadsman heeft namens verdachte het verweer gevoerd dat de vordering van de officier van justitie niet schriftelijk is ingediend en op grond daarvan het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat niet is in te zien welke rechtsregel in casu geschonden is. Het openbaar ministerie heeft d.d. 25 februari 2008 de vordering ter griffie ingediend en, hoewel d.d. 29 februari 2008 de oproeping is ingetrokken aangezien de onderliggende stukken ontbraken, is nadien bij binnenkomst van de onderliggende stukken alsnog de intrekking ongedaan gemaakt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht de vordering op een juiste wijze conform artikel 14h van het Wetboek van Strafrecht ingediend.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 48 dagen gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 6 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij […] B.V., gevestigd te Woudenberg ten dele toe tot een bedrag van € 390,00 (zegge driehonderdnegentig euro en nul eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 390,00 (zegge driehonderdnegentig euro en nul eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 14/810289-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 48 dagen, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 22 december 2006.
Dit vonnis is gewezen door mrs P. Bender, voorzitter, M.P. Gerrits-Janssens en R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2008.
Mr R.P.G.L.M. Verbunt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.