ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8176

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211401/ HA ZA 06-1048.
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na eenzijdige beëindiging van een overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht diende, gaat het om een vordering van de besloten vennootschap Pirus Aureus B.V. tegen Bruna B.V. naar aanleiding van een eenzijdige beëindiging van een overeenkomst. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 14 maart 2007 geoordeeld dat Bruna tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en dat zij gehouden is tot schadevergoeding. De vordering van Pirus Aureus betreft de schade die zij heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming. De rechtbank heeft in het tussenvonnis vastgesteld dat de schade moet worden begroot op basis van de daadwerkelijk gemiste inkomsten van Pirus Aureus en dat de jaarrekeningen van de boekjaren 2004/2005 en 2006 noodzakelijk zijn voor een correcte schadeberekening.

Tijdens het pleidooi heeft Bruna verzocht om de vordering van Pirus Aureus af te wijzen, omdat deze onvoldoende onderbouwd zou zijn. Pirus Aureus heeft echter betoogd dat de jaarrekeningen relevant zijn voor de schadeberekening, omdat deze inzicht geven in de kosten en de omzet die zij heeft gemist door de beëindiging van de overeenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet overleggen van de jaarrekeningen de beoordeling van de schade bemoeilijkt en heeft Pirus Aureus bevolen deze stukken over te leggen. De zaak is aangehouden voor het nemen van een akte door Pirus Aureus waarin zij de jaarrekeningen dient te overleggen en haar schadeberekening kan toelichten.

De rechtbank heeft benadrukt dat partijen zich in hun aktes moeten beperken tot het onderwerp waarover zij een akte mogen nemen, en dat de beslissing over de verdere beoordeling van de zaak zal worden aangehouden tot de volgende zitting op 7 mei 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 211401 / HA ZA 06-1048
Vonnis van 2 april 2008
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIRUS AUREUS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. C. Beijer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRUNA B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. L.A.M.J. Pütz.
Partijen zullen hierna Pirus Aureus, [eiser sub 2] en Bruna genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 maart 2007
- de akte na tussenvonnis van Pirus Aureus en [eiser sub 2]
- het tussenvonnis van 16 mei 2007 inhoudende afwijzing van het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep
- de antwoordakte na tussenvonnis van Bruna
- de akte uitlating producties van Pirus Aureus en [eiser sub 2]
- het pleidooi op 20 februari 2008 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken en gedane vermindering van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij de inhoud van het tussenvonnis van 14 maart 2007 en bouwt daarop voort. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld:
- dat [eiser sub 2] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen,
- dat de vordering ten aanzien van de verkooptransacties Rockanje, Heino en Leidschendam zal worden afgewezen,
- dat de vordering ten aanzien van de verkooptransacties Nederweert, Assen en Amsterdam Zuidoost toewijsbaar is tot een bedrag van EUR 22.500,00.
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de beëindiging door Bruna van de overeenkomst van 5 februari 2004 (hierna: de overeenkomst) heeft de rechtbank geoordeeld dat door deze eenzijdige beëindiging Bruna tekortgeschoten is in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en gehouden is tot vergoeding van de daardoor door Pirus Aureus geleden schade.
2.2. Het resterende geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag wat de omvang is van de schade die Pirus Aureus ten gevolge van deze tekortkoming van Bruna heeft geleden. In voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank aangegeven dat zij de schade zal begroten op basis van de daadwerkelijk gemiste inkomsten aan de zijde van Pirus Aureus en enkele omstandigheden genoemd waaraan in dat kader relevantie zou kunnen toekomen. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich hierover uitlaten. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt door het nemen van aktes na tussenvonnis en het houden van een pleidooi.
2.3. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Bruna de rechtbank primair verzocht de vordering met betrekking tot de beëindiging van de overeenkomst als onvoldoende onderbouwd af te wijzen, dan wel op grond van artikel 22 Rv Pirus Aureus te bevelen de volledige jaarrekeningen over de boekjaren 2004/2005 en 2006 over te leggen. Ter onderbouwing van het verzoek heeft Bruna aangevoerd dat zij, doordat zij niet over die jaarrekeningen kan beschikken, in haar verdediging wordt geschaad, aangezien zij zich daardoor niet deugdelijk kan verweren tegen hetgeen van de zijde van Pirus Aureus ter onderbouwing van haar schade is aangevoerd, en in het bijzonder tegen het rapport van de accountant van Pirus Aureus, NBC Van Roemburg & Partners.
2.4. Pirus Aureus heeft zich tegen toewijzing van het gevraagde bevel verzet met het betoog dat deze jaarrekeningen voor de te maken schadeberekening irrelevant zijn, aangezien het er daarbij niet om gaat welke resultaten Pirus Aureus heeft gemaakt, maar welke omzet Pirus Aureus heeft gemist ten gevolge van de tekortkoming van Bruna en tot welke concrete kostenbesparingen het missen van die omzet heeft geleid. Dit kan volgens haar voldoende worden bepaald aan de hand van het rapport van haar accountant. Volgens haar blijkt de juistheid van haar standpunt uit het tussenvonnis van 14 maart 2007.
2.5. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 14 maart 2007 geoordeeld dat Bruna door de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst tekortgeschoten is in haar daaruit voortvloeiende verplichtingen en gehouden is tot vergoeding van de daardoor door Pirus Aureus geleden schade. De berekening van die schade kan niet op een andere wijze plaatsvinden dan door vergelijking van de financiële situatie waarin Pirus Aureus thans verkeert, en de hypothetische financiële situatie waarin zij zou hebben verkeerd, indien Bruna niet tot eenzijdige beëindiging van de overeenkomst was overgegaan. De rechtbank heeft dat in het tussenvonnis van 14 maart 2007 tot uitdrukking gebracht door te overwegen dat de schade worden begroot op basis van de vermogensvermindering die Pirus Aureus door de tekortkoming lijdt, en in het bijzonder op basis van de daadwerkelijk gemiste inkomsten aan de zijde van Pirus Aureus. Ook de omvang van de daadwerkelijk gemiste inkomsten kan op geen andere wijze worden vastgesteld dan door middel van de hiervoor genoemde vergelijking van de feitelijke en hypothetische situatie. Bij deze vergelijking moeten derhalve - anders Pirus Aureus meent - ook de kosten worden betrokken die Pirus Aureus had moeten maken, indien Bruna niet tot eenzijdige, voortijdige beëindiging van de overeenkomst was overgegaan, maar de overeenkomst zou hebben voortgezet. Indien Pirus Aureus besparingen heeft gerealiseerd doordat zij door de voortijdige beëindiging feitelijk geen werkzaamheden meer voor Bruna behoefde te verrichten, kan dat vervolgens leiden tot een neerwaartse bijstelling van het uit de hiervoor bedoelde vergelijking komende resultaat. Voor het maken van deze vergelijking zijn de jaarrekeningen over de boekjaren 2004/2005 en 2006 noodzakelijk, nu daaruit kan worden afgeleid welke kosten Pirus Aureus in de aan de overeenkomst voorafgaande jaren en het daarop volgende jaar heeft moeten maken (althans ten laste van het resultaat heeft gebracht) voor de omzet die zij met betrekking tot de overeenkomst met Bruna heeft gerealiseerd althans, voor 2006, zonder inkomsten uit deze overeenkomst heeft gerealiseerd. Pirus Aureus heeft ook aan haar schadeberekening een rapport van haar accountant ten grondslag gelegd dat is gebaseerd op de cijfers en uitgangspunten van deze jaarrekeningen. Door het niet overleggen van de jaarrekeningen worden de rechtbank en Bruna niet in de gelegenheid gesteld de juistheid van dit rapport en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten te beoordelen. Dit is wel noodzakelijk voor het op een deugdelijke wijze begroten van de schade die Pirus Aureus ten gevolge van de tekortkoming van Bruna heeft geleden.
2.6. Het voorgaande rechtvaardigt evenwel, anders dan Bruna meent, thans niet de conclusie dat de vordering van Pirus Aureus op dit punt als onvoldoende onderbouwd moet worden afgewezen.
2.7. Nu Pirus Aureus ondanks een daartoe door Bruna gedaan verzoek niet vrijwillig tot het overleggen van de jaarstukken is overgegaan, en de rechtbank deze stukken noodzakelijk acht voor haar eigen voorlichting alsmede voor het beoordelen van het verweer van Bruna, zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid ex artikel 22 Rv en Pirus Aureus bevelen deze stukken over te leggen. De rechtbank verwijst de zaak daartoe naar de rol voor het nemen van een akte door Pirus Aureus, waarbij zij deze stukken dient te overleggen, alsmede waarin zij deze stukken kan voorzien van een toelichting en nadere onderbouwing van haar schadeberekening. Bruna zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld op deze akte van Pirus Aureus en de daarbij overgelegde stukken te reageren. De rechtbank wijst er nadrukkelijk op dat partijen zich in hun aktes hiertoe dienen te beperken. Indien partijen in hun aktes treden buiten het onderwerp waarover zij een akte mogen nemen, zal de rechtbank dat deel van de akte buiten beschouwing laten.
2.8. De beslissing zal voor het overige worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. beveelt Pirus Aureus om de volledige jaarrekeningen over de boekjaren 2004/2005 en 2006 te overleggen,
3.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008 voor het nemen van een akte door Pirus Aureus waarbij zij de onder 3.1 bedoelde jaarrekeningen dient te overleggen, en waarin zij deze stukken kan voorzien van een toelichting en nadere onderbouwing van haar schadeberekening,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter