Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 204240 / HA ZA 05-2389
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOLEASE BEHEER B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres,
procureur mr. D. van de Lockant-Geschiere,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EKRIS VEENENDAAL B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
gedaagde,
procureur mr. E.H. de Jonge-Wiemans.
Partijen zullen hierna Autolease en Ekris genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2006
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van Autolease
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van Ekris.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. De rechter door wie de eerdere tussenvonnissen zijn gewezen, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij de eerder door haar gewezen tussenvonnissen en bouwt daarop voort.
2.2. Bij tussenvonnis van 20 december 2006 is een deskundigenonderzoek bevolen naar de in het tussenvonnis van 13 september 2006 onder 4.23 geformuleerde vragen en is ing. J.A. Dijkstra als deskundige benoemd.
2.3. De deskundige heeft op 29 mei 2007 ter griffie gedeponeerd zijn deskundigenrapport gedateerd 24 mei 2007.
2.4. De deskundige heeft ter beantwoording van de in het tussenvonnis van 13 september 2007 onder 4.23 geformuleerde vragen zijn bevindingen in een uitgebreid gemotiveerd deskundigenbericht neergelegd.
Dit rapport vermeldt - voor zover hier van belang -:
• Er is m.i. voldoende onderhoud aan het voertuig uitgevoerd. (..)
• Er is geen sprake geweest van een smeerprobleem. Was er sprake geweest van een smeerprobleem dan was er een geheel ander schadebeeld ontstaan o.a. aan lagers en nokkenassen. Dat is niet het geval.
• Gelet op de vervuiling van de verbrandingsruimte moet er sprake zijn geweest van olieverbruik. Dit klopt met de verklaringen, immers er moest regelmatig olie worden bijgevuld.
• Volgens het rapport van Bureau van Ameyde is er sprake van een eigen gebrek. Met deze stelling ben ik het volstrekt niet eens. Wanneer er sprake zou zijn van een eigen gebrek, in dit geval een zuiger van slechte kwaliteit, of met een defect, dan had deze zuiger het geen 120.000 km volgehouden. Wanneer er sprake zou zijn geweest van een eigen gebrek zou de zuiger het in een veel eerder stadium hebben begeven.
• Aan de bougies en injectoren zijn geen defecten gevonden. De verbranding moet goed zijn geweest.
• De breuk van de zuigerdelen laat een verse breuk zien. Er werden geen sporen van materiaal vermoeiing of andere materiaal defecten gevonden.
• De 7de cilinder laat lichte vreetsporen zien en in geen van de overige cilinders zijn nog hoongroeven zichtbaar.
• Een kantelende zuiger van 7e is m.i. niet aan de orde. Het komt zelden voor dat er sprake is van 1 kantelende zuiger en daarnaast zou dit ook in een veel eerder stadium geconstateerd zijn.
Conclusie:
Na gedaan onderzoek ben ik van mening dat er geen sprake is van een eigen gebrek, dat er geen sprake is geweest van een smeerprobleem, maar dat de motor in de afgelopen periode te heet moet zijn geweest.
Antwoord op vraag 1.
Naar mijn mening is de oorzaak van het defect raken van de zuiger met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid veroorzaakt doordat de motor te heet of kortstondig oververhit is geweest.
Hierdoor hoeft direct nog geen blauwkleuring te ontstaan.
Dit heeft niet te maken met constructiefouten, materiaaldefecten en de frequentie van de uitgevoerde onderhoudsbeurten c.q. olieverversing. Wel zou van invloed kunnen zijn geweest het tussentijdse oliegebruik, immers olie heeft ook een koelende werking.
Deze kans van een olietekort acht ik echter zeer klein omreden dat de nokkenassen geen abnormale slijtage vertonen. Dit zijn immers de hoogst liggende delen.
Rijstijl en chiptuning zouden hier wel degelijk op van invloed kunnen zijn geweest.
Antwoord op vraag 2.
De meest waarschijnlijke oorzaak acht ik dat de motor te heet is geweest en dit acht ik zeer waarschijnlijk omreden dat ook de andere 3 cilinders niet fris zijn en de 5de cilinder zelfs lichte vreetsporen laat zien en er in de cilinders geen hoongroeven meer zichtbaar zijn. Wanneer de 7e zuiger het niet had begeven zou er op korte termijn een andere of meerdere gegaan zijn.
Antwoord op vraag 3.
In principe moet een dergelijke auto met de daarin aanwezige motor ca. 250.000 km tot 300.000 km meegaan.
Antwoord op vraag 4.
Er is naar mijn mening beslist geen sprake van een materiaaldefect of constructiefout.
2.5. Autolease heeft bij brief d.d. 14 mei 2007 haar commentaar naar aanleiding van het concept rapport aan Ing. Dijkstra kenbaar gemaakt. Ing. Dijkstra heeft bij brief d.d. 24 mei 2007 op dit commentaar gereageerd en daarbij aangegeven dat de reactie van Autolease geen aanleiding heeft gegeven tot ingrijpende wijzigingen in de concept rapportage. Laatstgenoemde brief is door de deskundige aan het deskundigenrapport gehecht.
2.6. Autolease heeft naar aanleiding van voormeld deskundigenbericht in haar conclusie na deskundigenbericht diverse opmerkingen gemaakt.
2.7. De rechtbank stelt voorop dat de door Autolease in de conclusie na deskundigenbericht gemaakte opmerkingen grotendeels gelijkluidend zijn aan de door Autolease op het concept rapport jegens de deskundige gemaakte opmerkingen en dat deze opmerkingen van Autolease voor de deskundige geen aanleiding zijn geweest om diens conclusie te wijzigen.
2.8. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige voldoende gemotiveerd antwoord heeft gegeven op de door de rechtbank geformuleerde vragen. Aan de deskundige was de vraag voorgelegd wat naar diens oordeel de oorzaak is van het afbreken van de stukken zuiger. Daarbij is hem tevens gevraagd een aantal - nader door de rechtbank geformuleerde - door partijen aangevoerde mogelijkheden te betrekken. De deskundige komt tot het stellige en eenduidige oordeel dat er geen sprake is geweest van een eigen gebrek maar dat de motor te heet moet zijn geweest. Hij motiveert diens oordeel - in zijn antwoord op vraag 2 - door te stellen dat ook de andere 3 cilinders niet fris zijn en de 5e cilinder zelfs lichte vreetsporen laat zien en er in de cilinders geen hoongroeven meer zichtbaar zijn waaruit de deskundige eens te meer afleidt dat de meest waarschijnlijke oorzaak van het defect gelegen is in het te heet worden van de motor. In diens reactie op het commentaar van Autolease op het concept rapport heeft de deskundige dit nog nader toegelicht door te stellen dat uit het feit dat ook in de andere cilinders vreetsporen zichtbaar waren, een eigen gebrek van cilinder 7 uitgesloten is. Hiermee is het oordeel van de deskundige met redenen omkleed, zodat er - anders dan Autolease stelt - geen sprake is van schending van artikel 198 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering
2.9. Autolease heeft gesteld dat van oververhitting geen sprake kan zijn geweest nu het waarschuwingslampje volgens de verklaring van de berijder niet is gaan branden. De rechtbank kan Autolease niet volgen in deze redenering, nu de deskundige heeft geconcludeerd dat het defect aan de zuiger met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is veroorzaakt doordat de motor te heet of kortstondig oververhit is geweest. Het mogelijke feit dat het waarschuwingslampje niet is gaan branden - zoals de berijder stelt - doet daar niet aan af.
2.10. Ook de overige bezwaren van Autolease treffen geen doel. Het is, zoals ook reeds volgt uit het tussenvonnis van 13 september 2006, juist aan de deskundige gelaten om te beoordelen wat de oorzaak is geweest van het afbreken van de stukken zuiger. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige, in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder hij de vaststelling heeft moeten verrichten (onder meer dat er met de auto ruim 120.000 km is gereden en niet meer na te gaan is wat er in die periode is gebeurd) zo zorgvuldig en deugdelijk als mogelijk zijn werkzaamheden verricht en een voldoende gemotiveerd oordeel gegeven. Autolease stelt bovendien onvoldoende concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat het door de deskundige vastgestelde niet juist is.
2.11. Autolease heeft ten slotte nog aangevoerd dat de deskundige met diens opmerking aan het einde van zijn brief van 24 mei 2006 omtrent de coulance van BMW in de rechtsstrijd tussen partijen is getreden op grond waarvan zij de rechtbank verzoekt te bevelen dat Ing. Dijkstra mondeling toelicht waarom hij een dergelijk oordeel geeft en toe te lichten via welke redenering hij tot dat oordeel is gekomen. De rechtbank zal Autolease in dit verzoek niet volgen nu deze opmerking van de deskundige niet was vervat in het rapport en weliswaar overbodig is, maar op zichzelf onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de deskundige is getreden in de rechtsstrijd tussen partijen.
2.12. Zoals uit het vorenstaande volgt ziet de rechtbank in de door Autolease aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding van de in het rapport geformuleerde conclusies af te wijken.
2.13. De rechtbank neemt, alle omstandigheden in aanmerking nemend, de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
2.14. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 13 september 2006 in r.o. 4.32 bepaald dat indien komt vast te staan dat er geen sprake is van een materiaaldefect of een constructiefout als gevolg waarvan de schade is ontstaan, de vordering zal worden afgewezen. Nu de conclusie uit het deskundigenbericht luidt dat er geen sprake is van een materiaaldefect of een constructiefout, zal de rechtbank de vordering van Autolease afwijzen.
2.15. Autolease zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, daaronder begrepen de kosten van het deskundigenbericht, welke kosten bij wijze van voorschot reeds door Autolease zijn voldaan.
De kosten aan de zijde van Ekris worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.356,00
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst de vorderingen af,
3.2. veroordeelt Autolease in de proceskosten, aan de zijde van Ekris tot op heden begroot op EUR 1.876,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.V.M. Veldhoen en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter