ECLI:NL:RBUTR:2008:BC8824

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
207430/ HA ZA 06-222
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor tekortkoming in nakoming van een overeenkomst met betrekking tot vloerreparatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap Carpentier Sanitair en Tegels B.V. en een gedaagde partij over de tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst betreffende de reparatie van een vloer. De rechtbank oordeelde dat de Carpentier aansprakelijk was voor de verkleuring van de tegels en dat zij verplicht was tot reparatie respectievelijk vervanging. De rechtbank had eerder in een tussenvonnis van 4 juli 2007 geoordeeld dat de vordering van de gedaagde tot reparatie toewijsbaar was, maar had de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot daadwerkelijke reparatie over te gaan.

De rechtbank overwoog dat de Carpentier de kosten van de reparatie voor haar rekening moest nemen, inclusief de kosten voor vervangende woonruimte die de gedaagde zou moeten maken tijdens de herstelwerkzaamheden. De rechtbank begrootte deze kosten op € 1.000,00 per week, wat resulteerde in een vergoeding van € 143,00 per dag dat de gedaagde niet in zijn woning kon verblijven. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en onthefde de gedaagde van de veroordeling die tegen hem was uitgesproken.

De rechtbank concludeerde dat de vordering van de gedaagde tot reparatie van de vloer werd toegewezen en dat de Carpentier ook de kosten van juridische bijstand en deskundigenrapporten diende te vergoeden. De rechtbank wees de vordering in reconventie van de gedaagde tot schadevergoeding af, maar bevestigde dat de Carpentier verantwoordelijk was voor de kosten die voortvloeiden uit haar tekortkoming. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. Buys op 9 april 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 207430 / HA ZA 06-222
Vonnis in verzet van 9 april 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARPENTIER SANITAIR EN TEGELS B.V.,
gevestigd te Aalsmeer,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gedaagde in het verzet,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
eiser in het verzet,
procureur mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna De Carpentier en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juli 2007;
- de akte aan de zijde van De Carpentier van 15 augustus 2007;
- de akte aan de zijde van [gedaagde] van 29 augustus 2007 met producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 4 juli 2007 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en bouwt daarop voort.
2.2. De rechtbank heeft bij tussenvonnis geoordeeld dat de verkleuring van de tegels een tekortkoming oplevert waarvoor De Carpentier aansprakelijk is en dat de De Carpentier verplicht is tot ‘reparatie respectievelijk vervanging’. De rechtbank heeft voorts overwogen dat de primaire vordering van [gedaagde] tot reparatie van de vloer toewijsbaar is, maar dat de zaak, met het doel om partijen de gelegenheid te geven tot daadwerkelijke reparatie over te gaan, zou worden aangehouden. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de realisatie van reparatie van de vloer en de schade die [gedaagde] heeft geleden.
2.3. De rechtbank zal hieronder in de eerste plaats ingaan op hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de reparatie van de vloer en de schade. Er zal worden beoordeeld welke gevolgen dit heeft voor de vordering in conventie en de vordering in reconventie en het verstekvonnis van deze rechtbank zoals uitgesproken op 23 november 2005. Ten slotte zal een oordeel worden gegeven over de gevorderde proceskosten, waaronder de kosten van de verzetprocedure, en de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
De reparatie van de vloer
2.4. De Carpentier heeft met betrekking tot de realisatie van de reparatie van de vloer aangevoerd dat op haar initiatief de heer [naam], namens het bedrijf Floorcare, bij [gedaagde] thuis geweest is om de vloer te inspecteren. De heer [naam] heeft volgens De Carpentier geconstateerd dat de vloer door diepreiniging en impregnering goed gereinigd kan worden. De Carpentier heeft aangeboden de vloer op haar kosten te laten reinigen.
2.5. [gedaagde] heeft in reactie op het voorgaande aangevoerd dat de heer [naam] inderdaad heeft geconstateerd dat de vloer in oorspronkelijke staat te herstellen is, maar dat de vloer vervolgens iedere anderhalf jaar gereinigd dient te worden om deze in oorspronkelijke staat te houden c.q. herstellen. Volgens [gedaagde] valt te betwijfelen of de vloer te herstellen is omdat de door partijen aangewezen deskundige J.C. van Rhijn (hierna: de deskundige) heeft geconstateerd dat deze mogelijkheid slechts theoretisch is en dat reiniging meerdere malen herhaald zal moeten worden. De Carpentier kan de overeenkomst volgens [gedaagde] niet door de voorgestelde reiniging nakomen, omdat een vloer die ieder anderhalf jaar gereinigd dient te worden niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat de kosten van het gedurende 30 jaar - de gestelde levensduur van de vloer - in totaal 20 keer reinigen van de vloer hoger zullen uitvallen dan de kosten ter vervanging van de vloer. Ter nakoming van de overeenkomst zal de vloer volgens [gedaagde] dan ook in zijn geheel dienen te worden vervangen. Voor zover nakoming van de overeenkomst al mogelijk zou zijn door reparatie, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat door De Carpentier dient te worden gegarandeerd dat zij iedere anderhalve jaar zorg draagt voor reiniging en daartoe dient een bankgarantie te worden gesteld.
2.6. De rechtbank overweegt ten aanzien van de reparatie als volgt. De Carpentier is verplicht tot ‘reparatie respectievelijk vervanging’ van de tegels. Aangezien de heer [naam] namens het bedrijf Floorcare heeft aangegeven dat de vloer in oorspronkelijke staat kan worden hersteld is de rechtbank is van oordeel dat De Carpentier haar verplichtingen in beginsel op deze wijze kan nakomen. Dit zou mogelijk anders worden, indien zou komen vast te staan dat reparatie tevens inhoudt dat de tegels gedurende een langere periode met regelmaat dienen te worden gereinigd. Volgens de rechtbank zijn partijen, nog afgezien van de kosten die dit met zich mee zou brengen, niet gebaat bij een wijze van nakoming van de overeenkomst die zich uitstrekt over een langere periode, met alle ongemakken en onzekerheden van dien. Van een dergelijke situatie is volgens de rechtbank echter geen sprake. De deskundige J.C. van Rijn heeft - kort samengevat - geconcludeerd dat niet valt uit te sluiten dat de vloer na volledige reiniging bijvoorbeeld één keer per jaar intensief dient te worden gereinigd en dat dit dient te worden opgenomen in het onderhoudsplan. Uit het deskundigenrapport noch uit hetgeen partijen met betrekking tot de bevindingen van de heer [naam] hebben aangevoerd, kan worden afgeleid dat de vloer daadwerkelijk iedere anderhalf jaar gereinigd moet worden. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat die - in een onderhoudsplan op te nemen reiniging - niet behoort tot (normaal) onderhoud van de vloer. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de opmerkingen van de heer [naam], zo al bewezen, betrekking hebben op onderhoud teneinde de vloer na reparatie in goede staat te houden. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de vloer ter nakoming van de overeenkomst gerepareerd - te weten intensief gereinigd en opnieuw geïmpregneerd - dient te worden. De vordering tot reparatie zal dan ook worden toegewezen.
De schade
2.7. Door [gedaagde] is - kort samengevat - gevorderd dat De Carpentier wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade die hij zal lijden tengevolge van het repareren of vervangen van de tegels. [gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn vordering een begroting overgelegd van de door hem geschatte omvang van de kosten van reparatie en vervanging van de vloer en de schade die hij tengevolge daarvan zou lijden. [gedaagde] is daarbij uitgegaan van het in totaal 20 keer reinigen van de vloer, telkens voor een bedrag van € 1.785,- en voor vervangende woonruimte gedurende de reiniging, telkens voor een bedrag van € 450,-. De Carpentier is niet ingegaan op de omvang van de schade in het geval van reiniging.
2.8. Door [gedaagde] is voorts bij akte van 29 augustus 2007 vergoeding gevorderd van de kosten voor juridische bijstand en de kosten die aan de zijde van [gedaagde] zijn gemaakt voor het opstellen van het deskundigenrapport. De Carpentier heeft niet de mogelijkheid gehad om hier op te reageren.
2.9. De rechtbank overweegt dat - nu de vordering tot reparatie zal worden
toegewezen - De Carpentier tevens verplicht is om de kosten daarvan voor haar rekening te nemen. Ten aanzien van de gestelde kosten voor vervangende woonruimte merkt de rechtbank op dat door [gedaagde] reeds bij akte van 3 januari 2007 een begroting is overgelegd waaruit blijkt dat vervangende woonruimte hem tenminste € 1.000,00 per week zal kosten. De Carpentier heeft geen verweer gevoerd tegen deze begroting. Dat [gedaagde] de woning vanwege de reparatie enige tijd niet zal kunnen gebruiken acht de rechtbank gelet op hetgeen de deskundige met betrekking tot de reiniging heeft gerapporteerd niet onaannemelijk en dit is ook niet door De Carpentier weersproken. De Carpentier is volgens de rechtbank gelet op het voorgaande verplicht tot het op haar kosten (laten) reinigen en opnieuw impregneren van de tegels en tot vergoeding van de door [gedaagde] gevorderde kosten voor de vervangende woonruimte gedurende deze herstelwerkzaamheden. De kosten voor de vervangende woonruimte worden door de rechtbank begroot op een bedrag van € 1.000,00 per week en derhalve - afgerond - € 143,00 (exclusief BTW) per dag. De Carpentier zal dan ook worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van € 143,00 (exclusief BTW) per dag dat [gedaagde] niet in zijn woning kan verblijven tengevolge van de herstelwerkzaamheden.
2.10. De rechtbank overweegt dat de kosten voor het opstellen van het deskundigen-bericht zullen worden meegenomen in de proceskostenveroordeling. In de proceskostenveroordeling zal voorts een bedrag worden toegewezen aan salaris voor de procureur. Voor zover de gevorderde kosten voor juridische bijstand uitstijgen boven dit bedrag overweegt de rechtbank dat deze kosten als buitengerechtelijke kosten in de zin van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, voor zover zij geen betrekking hebben op verrichtingen waar de proceskostenveroordeling op ziet. Nu [gedaagde] niet heeft gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, zijn de kosten waarvan hij vergoeding vordert niet als buitengerechtelijk aan te merken. De vordering tot vergoeding van de kosten voor juridische bijstand zal - voor zover deze zien op meer dan het bedrag dat is meegenomen in de proceskostenveroordeling - worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
2.11. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering in conventie als volgt. Bij verstekvonnis van 23 november 2005 van deze rechtbank is [gedaagde] veroordeeld tot - kort samengevat - betaling van een bedrag van € 8.163,08, bestaande uit de hoofdsom ten bedrage van € 8.000,00 die [gedaagde] aan De Carpentier verschuldigd was voor de geleverde zaken en diensten, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.12. [gedaagde] is tegen dit vonnis in verzet gekomen en aangezien niet is gesteld of gebleken dat dit verzet niet tijdig of niet op de juiste wijze zou zijn ingesteld, is [gedaagde] ontvankelijk geacht in zijn verzet.
2.13. [gedaagde] heeft ter afwering van de vordering aangevoerd dat hij bevoegd is de betaling van de hoofdsom ten bedrage van € 8.000,00 op te schorten, omdat De Carpentier haar verplichtingen uit hoofde van de tussen hen bestaande koopovereenkomst niet is nagekomen. Volgens De Carpentier is [gedaagde] niet bevoegd tot opschorting omdat zij niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen en omdat [gedaagde] pas heeft gereclameerd nadat de tegels waren verwerkt.
2.14. De rechtbank overweegt als volgt. Een schuldenaar is bevoegd om de nakoming van zijn verbintenis op te schorten indien hij een opeisbare vordering heeft op een ander en die ander zijn verplichtingen niet is nagekomen, terwijl er voldoende samenhang bestaat tussen de vordering en de verbintenis. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] een opeisbare vordering had op De Carpentier tot nakoming van de levering van goederen en diensten en dat sprake is van samenhang tussen deze vordering en de verplichting tot betaling van de hoofdsom. Ten aanzien van de verplichtingen van De Carpentier heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 4 juli 2007 reeds geoordeeld dat de verkleuring van de tegels een tekortkoming oplevert waarvoor De Carpentier aansprakelijk is. Het stond [gedaagde] volgens de rechtbank dan ook vrij de betaling van de hoofdsom op te schorten tot De Carpentier aan zijn verplichtingen zou hebben voldaan. Daarbij overweegt de rechtbank dat het feit dat [gedaagde] heeft gereclameerd nadat de tegels waren verwerkt hier niet aan af doet omdat de tekortkoming ook pas aan het licht gekomen is nadat de tegels waren gelegd. De Carpentier kon [gedaagde] gelet op het voorgaande niet met succes aanspreken tot betaling van het resterende bedrag voor de vloer. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat indien De Carpentier door herstel van de vloer alsnog aan haar verplichtingen jegens [gedaagde] heeft voldaan, [gedaagde] alsnog dient te betalen.
2.15. De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat het verweer van [gedaagde] slaagt en de vordering in conventie van De Carpentier dient te worden afgewezen.
Het verstekvonnis zal worden vernietigd en [gedaagde] zal worden ontheven van de tegen hem uitgesproken veroordeling.
2.16. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering in reconventie dat de vordering van [gedaagde] tot reparatie van de vloer zal worden toegewezen en dat De Carpentier zal worden veroordeeld tot betaling van de schade die [gedaagde] door de tekortkoming lijdt. De vordering tot verwijzing naar een schadestaatprocedure zal worden afgewezen.
Kosten
2.17. De Carpentier zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten. Hieronder vallen ook de kosten die door [gedaagde] zijn gemaakt in het kader van het deskundigenbericht. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van [gedaagde] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [gedaagde] in eerste instantie niet is verschenen. De door De Carpentier te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht € 291,00
- deskundigen 1.839,74
- salaris procureur 1.152,00 (3,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 3.282,74
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie
3.1. vernietigt het door deze rechtbank op 23 november 2005 onder zaaknummer / rol-nummer 202559/HA ZA 05-2147 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
3.2. wijst de vordering af,
3.3. veroordeelt De Carpentier in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak begroot op nihil,
in reconventie
3.4. veroordeelt De Carpentier tot het onverwijld op haar kosten (laten) repareren - te weten reinigen en impregneren - van de vloer, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis,
3.5. veroordeelt De Carpentier tot betaling van een bedrag van € 143,00 (exclusief BTW) per dag dat [gedaagde] niet in zijn woning kan verblijven tengevolge van de herstelwerkzaamheden.
3.6. veroordeelt De Carpentier in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.282,74,
3.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.G.M Buys en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter