ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9293

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
232106 / HA ZA 07-1126
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en toezegging tot sloop van woning door gemeente Baarn

In deze zaak vorderde de gemeente Baarn dat de eigenaren van een woning in Baarn, aangeduid als [gedaagde] c.s., hun toezegging tot sloop van de woning zouden nakomen. De gemeente stelde dat de eigenaren onrechtmatig handelden door de woning niet te slopen, zoals eerder was beloofd. De rechtbank oordeelde dat het in het midden kon blijven of de eigenaren onrechtmatig hadden gehandeld, omdat de gemeente niet had aangetoond dat zij schade had geleden door het niet slopen van de woning. De rechtbank benadrukte dat voor een vordering op basis van onrechtmatige daad, zoals geregeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, het bestaan van schade een noodzakelijke voorwaarde is. De gemeente had weliswaar inspanningen geleverd om de situatie te beëindigen, maar dit leidde niet tot de conclusie dat er daadwerkelijk schade was geleden. De rechtbank wees de vorderingen van de gemeente af en veroordeelde de gemeente Baarn in de proceskosten van de gedaagden, die op dat moment waren begroot op EUR 1.155,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. H. Phaff op 12 maart 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 232106 / HA ZA 07-1126
Vonnis van 12 maart 2008
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE BAARN,
zetelend te Baarn,
eiseres,
procureur mr. E.N. Bouwman,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. B.M.E. Drykoningen.
Partijen zullen hierna de gemeente Baarn en [gedaagde c.s.] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 augustus 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 23 november 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] c.s. is eigenaar van een woning met garage aan de [adres] te Baarn (hierna: de woning).
2.2. In 2002 is in de woning een rattenplaag ontstaan. De gemeente Baarn heeft in augustus 2002 middels bestuursdwang maatregelen genomen tegen deze overlast. De (ongeveer 1300) ratten zijn verdelgd. [gedaagde] c.s. heeft de woning toen verlaten.
2.3. Op 4 november 2002 heeft [gedaagde] c.s. een sloopvergunning aangevraagd met betrekking tot de woning. Bij besluit van 6 november 2002 is de sloopvergunning door het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) verleend.
2.4. In januari 2004 heeft [gedaagde] c.s. de vloeren in de woning (deels) verwijderd in verband met een dreigende kraak van de woning. Voorts heeft [gedaagde] c.s. de energievoorziening in de woning laten afsluiten.
2.5. In onder meer februari en december 2004 hebben in de Gooi en Eemlander berichten gestaan over de woning, waarin een toezegging van [gedaagde] c.s. om tot sloop van de woning over te gaan is opgenomen.
2.6. Bij brief van 14 augustus 2005 heeft mevrouw [gedaagde] aan de heer Dappers, hoofd afdeling beheer van de gemeente Baarn, onder meer het volgende meegedeeld:
(…)
Op maandagmiddag j.l. (8 augustus, 2005) belden wij u op met het verzoek, even met ons op [adres] in ogenschouw te nemen, dat er aan de tuinzijde van het hek weldegelijk gevorderd wordt met het verwijderen van de struiken, opdat het hekwerk naar binnen geplaatst kan worden. (…) Daarom voerden wij telefonisch een kort gesprek over enkele punten, en wij spraken af, dat die dezerzijds, als antwoord op uw brief 3 dezer, vastgelegd zouden worden; hetgeen hieronder volgt.
(…)
5. Ook deelde ik mede, dat wij na het bovengenoemde werk doorgaan met het afvoeren van de totale beplanting uit onze tuin, teneinde de voorgenomen afbraak van huis en garage doorgang te laten vinden, deze winter. (…)
7. Gezien de zeer ongewisse toestand, waarin ons land verzeild is geraakt, beraden wij ons intussen op een verstandig besluit, aangaande nieuwbouw op het perceel. (…)
2.7. De gemeente Baarn heeft bij brief aan [gedaagde] c.s. van 12 oktober 2005 onder meer het volgende meegedeeld:
(…) Wij bevestigen nogmaals uw toezegging dat de sloop van de woning komende winter gestalte krijgt (…)
2.8. Op 21 oktober 2005 is [gedaagde] c.s. uitgeschreven uit de basisadministratie van de gemeente Baarn. De woning is tot op heden niet gesloopt.
3. Het geschil
3.1. De gemeente Baarn heeft gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] c.s. als eigenaar van het perceel [adres] te Baarn te veroordelen binnen een door de rechtbank te bepalen termijn hun toezegging aan de gemeente Baarn de opstallen op het perceel aan de [adres] te Baarn te slopen, gestand te doen door binnen die termijn het huis en de garage af te breken of te laten afbreken, de daarbij vrijkomende materialen af te voeren of te laten afvoeren en het perceel te egaliseren of te laten egaliseren zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,00 (zegge: duizend euro) per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] c.s. met de naleving van de veroordeling in gebreke blijven, met veroordeling van [gedaagde] c.s. in de kosten.
3.2. [gedaagde] c.s. heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De gemeente Baarn heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde] c.s. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] c.s. heeft in augustus 2005 concrete toezeggingen gedaan met betrekking tot de sloop van de woning. Met deze nadrukkelijke en onvoorwaardelijke toezeggingen is een rechtsverhouding ontstaan tussen de gemeente Baarn en [gedaagde] c.s. die wordt beheerst door de toezeggingen en het vertrouwen dat daarmee is gewekt. De weigering van [gedaagde] c.s. om de toezeggingen met betrekking tot de sloop van de woning na te komen is in strijd met het vertrouwensbeginsel en daarmee de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.2. [gedaagde] c.s. heeft daartegen aangevoerd dat hij geen concrete toezeggingen heeft gedaan om de woning te slopen. Zelfs indien sprake zou zijn van toezeggingen van de zijde van [gedaagde] c.s. kunnen daaraan geen rechtsgevolgen worden verbonden omdat er tussen partijen geen privaatrechtelijke rechtsverhouding bestaat waarbinnen dat gewekte vertrouwen relevant zou zijn. De toezeggingen van [gedaagde] c.s. waren immers niet gericht op een rechtsgevolg of een overeenkomst en daar mocht de gemeente Baarn ook niet op vertrouwen. [gedaagde] c.s. heeft derhalve geen enkele rechtsnorm jegens de gemeente Baarn geschonden. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de gemeente Baarn schade zou hebben geleden en bestaat er dus geen belang bij de vordering.
4.3. De rechtbank overweegt het volgende. Voor aansprakelijkheid van [gedaagde] c.s. op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient sprake te zijn van een onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de onrechtmatige daad aan [gedaagde] c.s., schade aan de zijde van de gemeente Baarn, causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade en relativiteit.
4.4. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden worden gelaten of [gedaagde] c.s., door na te laten de woning te slopen, onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gemeente Baarn, nu de gemeente Baarn niet heeft gesteld dat zij daardoor schade heeft geleden. De gemeente Baarn heeft tijdens de comparitie enkel aangevoerd dat zij tevergeefs diverse inspanningen heeft verricht om de huidige situatie met betrekking tot de woning te beëindigen. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat zij daadwerkelijk schade lijdt of zal lijden. Nu, zoals hiervoor is aangegeven ingevolge het bepaalde in het BW, voor het slagen van de vorderingen van de gemeente Baarn het bestaan van (toekomstige) schade wel een noodzakelijke voorwaarde is, dienen de vorderingen te worden afgewezen.
4.5. De Gemeente Baarn zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.155,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt de Gemeente Baarn in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op EUR 1.155,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.?
w.g. griffier w.g. rechter