RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/600753-07
Datum uitspraak: 14 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in P.I. Utrecht.
Raadsman: mr. E.N. Bouwman.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 januari 2008 en 31 maart 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2007, p. 47
tot en met 53 van het proces-verbaal nr. PL0981/07-010977.
- Het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2007, p. 31 en 32 van het proces-verbaal nr. PL0981/07-010977.
- Het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 7 juli 2007, p. 33 en 34 van het proces-verbaal nr. PL0981/07-010977.
- De naar het oordeel van de rechtbank bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 6 november 2007 onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
In de WC van het vliegtuigmuseum te Soest heb ik op 6 juli 2007, toen [slachtoffer A] een beetje voorover stond, stiekem prikkelende video-opnames gemaakt van haar billen. Ik heb haar billen een beetje uit elkaar gehaald.
De rechtbank acht hetgeen onder 3, 4 en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- Het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2007, p. 47 tot en met 53 van het proces-verbaal nr. PL0981/07-010977;
- Het in wettige vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2007, p. 23 en 24 van het proces-verbaal nr. PL0981/07-010977A.
- De naar het oordeel van de rechtbank bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 9 januari 2008, onder meer inhoudende –zakelijk weergegeven-:
De drie door de politie aangetroffen en bekeken filmpjes zijn gemaakt op 1 juni 2007. Deze filmpjes zijn allemaal gemaakt in het huis van [slachtoffer A] te [woonplaats]. Ik heb toen haar billen gefilmd en haar billen betast. Ik ben toen met een vinger een klein stukje in haar anus geweest. Verder heb ik op dat moment ook haar vagina betast en de schaamlippen uit elkaar geduwd en over haar clitoris gewreven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld.
1.
hij op 6 juli 2007 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer A], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van de anus/billen en uit elkaar duwen/trekken van de billen van die [slachtoffer A].
2.
hij op 6 juli 2007 te [plaats, gemeente], een afbeelding, te weten een filmfragment van seksuele gedragingen, waarbij een persoon ([slachtoffer A]) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, en die op zodanige wijze poseert en is afgebeeld, dat haar ontblote billen nadrukkelijk en uitdagend in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken), en bestaande die seksuele gedragingen uit het seksueel betasten en uit elkaar duwen van de billen van [slachtoffer A], heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
3.
hij op 1 juni 2007 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer A], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van de schaamlippen en billen en het uit elkaar duwen van de schaamlippen en wrijven over de clitoris van die [slachtoffer A].
4.
hij op 1 juni 2007 te [plaats, gemeente], met [slachtoffer A], geboren op [geboortedatum] 2002, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, een deel van zijn vinger in de anus van die [slachtoffer A] gebracht.
5.
hij op 1 juni 2007, te [plaats, gemeente], meermalen afbeeldingen, te weten filmfragmenten, van seksuele gedragingen, waarbij telkens een persoon ([slachtoffer A]) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken, en die op zodanige wijze poseert en is afgebeeld, dat haar ontblote geslachtdelen en/of billen nadrukkelijk en uitdagend in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken), en bestaande die seksuele gedragingen onder meer uit:
- het (seksueel) betasten van de billen en/of de schaamlippen en/of
- het uit elkaar duwen/trekken van de billen en/of schaamlippen en/of
- het wrijven over de clitoris en/of
- het met een vinger penetreren van de anus
van die [slachtoffer A], heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ter zake van het onder 1 en 3 bewezenverklaarde:
Telkens: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Ter zake van het onder 2 en 5 bewezenverklaarde:
Telkens: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben.
Ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten ter terechtzitting van 9 januari 2008 heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met twee ad informandum gevoegde feiten, te weten:
1. 600753-07, 1 mei 2007 tot en met 6 juli 2007, [plaats, gemeente], ontucht met kind;
2. 600753-07, 1 mei 2007 tot en met 6 juli 2007, [plaats, gemeente], een afbeelding met een seksuele gedraging met een persoon jonger dan 18 jaar verspreiden etc.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft seksuele handelingen gepleegd bij zijn 4-jarige nichtje [slachtoffer A], onder andere bestaande uit het wrijven over haar geslachtdelen en/of billen. In één geval is er tevens sprake geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam met een vinger. Tijdens deze handelingen heeft verdachte enkele digitale opnames gemaakt van haar ontblote geslachtsdelen en/of billen.
Deze handelingen hebben plaatsgevonden als verdachte op [slachtoffer] paste. Aldus heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie en het vertrouwen dat zijn nichtje en haar ouders in hem mochten stellen ernstig beschaamd.
Tevens heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jong kind.
Het is algemeen bekend dat jonge kinderen die dergelijke handelingen hebben moeten ondergaan daarvan in hun latere leven (soms ernstige) psychische gevolgen ondervinden. Van deze mogelijke gevolgen heeft verdachte zich geen enkele rekenschap gegeven. Verdachte heeft alleen aan zichzelf gedacht en zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens, ten koste van [slachtoffer A]. De rechtbank rekent verdachte hierbij aan dat hij, terwijl hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict, wederom heeft toegegeven aan zijn lustgevoelens in plaats van tijdig hulp te zoeken teneinde om te leren gaan met zijn pedofiele gevoelens.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een soortgelijk feit en wel in het jaar 1990 tot dienstverlening en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met een behandeling als bijzondere voorwaarde;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 28 september 2007, opgemaakt door Mw. F. van der Groep, reclasseringswerker;
- een voorlichtingsrapport/maatregelrapport met betrekking tot verdachte d.d. 18 maart 2008,
opgemaakt door mw. M. Hooijer, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 4 oktober 2007 van drs. W.C.J. Kramer, psychiater, voor zover inhoudende als conclusie en advies –zakelijk weergegeven-:
Onderzochte was ten tijde van het tenlastegelegde lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een pedofilie van het niet exclusieve type, waarbij hij zich aangetrokken voelt door kinderen van het vrouwelijk geslacht. Er dient een verminderde toerekeningsvatbaarheid geadviseerd te worden.
Onderzochte heeft verklaard dat hij sinds zijn veroordeling in 1990 naar aanleiding van een zedendelict met minderjarigen bang was in herhaling te vervallen. Desondanks heeft hij geen weerstand kunnen bieden aan zijn neiging om pornografische websites te bezoeken en dacht hij dat het zo’n vaart niet zou lopen. Tegen beter weten in is hij daarmee doorgegaan en heeft hij ook niet aan de bel getrokken toen hij merkte dat hij bijzondere gevoelens ontwikkelde voor [slachtoffer A], zoals hij heeft verklaard.
Onderzoeker geeft de rechtbank in overweging om bij een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen dat betrokkene zich voor een zo lang mogelijke duur onder behandeling stelt van “De Waag” te Utrecht.
-een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 10 oktober 2007, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven-:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van pedofilie en er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheid met ontwijkende en obsessief compulsieve trekken.
Van bovengenoemde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was sprake ten tijde van het tenlastegelegde.
Het onderhavige tenlastegelegde behelst pedoseksueel gedrag. Betrokkene heeft zijn pedoseksuele gevoelens jarenlang beheerst, maar met de opkomst van internet kwamen pedoseksuele beelden voor hem beschikbaar en bloeiden zijn seksuele verlangens naar meisjes weer op. Op een gegeven moment zag hij zijn nichtje regelmatig omdat hij om de week op haar oppaste en hij is in deze periode voor hem onbeheersbare pedoseksuele verlangens gaan ontwikkelen.
De rechtbank wordt geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde –indien bewezen- verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is behandeling geïndiceerd.
Deze behandeling dient zich te richten op de pedofilie waar hij aan lijdt. Een dergelijke daderbehandeling kan geboden worden door De Waag, forensisch psychiatrische polikliniek te Utrecht. Een dergelijke behandeling kan als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel opgelegd worden.
De rechtbank neemt voormelde conclusies en adviezen van beide rapporteurs over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering overeenkomstig de reeds door de reclassering opgestelde voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat hij zich onder behandeling zal stellen van de Waag te Utrecht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 10 jaar met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd, meebrengt dat de verdachte uitzichtloos lang door stringente voorwaarden in zijn vrijheid wordt beperkt. Hij is van oordeel dat deze langdurige beperking van de vrijheid excessief en disproportioneel zwaar is voor verdachte en dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden, een maatregel die op grond van de wet maximaal 4 jaar duurt, daarom een beduidend beter alternatief is. Overigens is de raadsman van mening dat volstaan moet worden met het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan het reeds ondergane voorarrest.
De rechtbank heeft aangaande de op te leggen straf in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte is in het jaar 1990 veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten als hier tenlastegelegd en bewezenverklaard. Ter terechtzitting van 9 januari 2008 hebben de rapporteurs R.A. Sterk en W.C.J. Kramer, als getuigen-deskundigen gehoord, -kort gezegd- verklaard dat de eerstkomende jaren het recidivegevaar nog beperkt is, omdat verdachte zich na de door hem gepleegde feiten zich weer meer bewust is geworden van de noodzaak om zijn pedoseksuele gevoelens te beheersen, maar dat het recidivegevaar zal toenemen in de loop van een groter aantal jaren, als hij zich daarvan steeds minder bewust wordt en dientengevolge zelf geen preventieve maatregelen meer neemt. In het onderhavige geval is dat ook gebleken.
Gelet op de psychische schade die verdachte aan kinderen kan toebrengen en gelet op hetgeen door voormelde getuigen-deskundigen ter zitting naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de beperking van het recidivegevaar op langere termijn moet prevaleren boven de lasten die dit voor verdachte met zich brengt. Daarom zal zij, in weerwil van hetgeen de raadsman heeft bepleit, de door de officier van justitie gevorderde proeftijd van 10 jaren opleggen, met de stringente bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld in het maatregelrapport d.d. 18 maart 2008.
De verdachte heeft overigens verklaard ten volle bereid te zijn aan die voorwaarden mee te werken. Alle omstandigheden in aanmerking nemende ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte nog langdurig gevangenisstraf te laten ondergaan en zal zij een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Onttrekking aan het verkeer:
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een SD-geheugenkaart (bevattende afbeelding van seksuele gedragingen met een kind), zal onttrokken worden aan het verkeer, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 2 en 5 bewezenverklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De vordering van de benadeelde partij [moeder slachtoffer A]
De benadeelde partij [moeder slachtoffer A] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
Nu niet is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A], wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders]
De benadeelde partij [slachtoffer A], wettelijk vertegenwoordigd door haar [ouders] (gemachtigde: mr. F.A. ten Berge, Nieuwekade 201, 3511 RV Utrecht) heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 10.000,-- wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij een bedrag van € 1.000,-- te boven gaande
is niet van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. {slachtoffer A} is nog jong en de gevolgen van het bewezenverklaarde voor haar zijn nog niet te overzien. Blijkens de slachtofferverklaring van 10 oktober 2007 is vooralsnog geen behandeling gestart. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt vooralsnog naar billijkheid vastgesteld op ten minste € 1.000,--.
De vordering zal daarom tot een bedrag van € 1.000,-- worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 20 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van 10 jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, en dit in het bijzonder ten aanzien van de navolgende aanwijzingen:
1. dat de veroordeelde een intensieve deeltijdbehandeling gaat volgen bij de forensische polikliniek De Waag te Utrecht; hij zal de aanwijzingen van zijn behandelaars bij de Waag opvolgen en zich houden aan afspraken die met hem gemaakt worden over een eventueel vervolgtraject en hij geeft de Reclassering Nederland toestemming om bij de behandelaars te informeren naar de voortgang van de dagbehandeling.
2. dat de veroordeelde niet van woonplaats en/of adres zal veranderen zonder voorafgaande toestemming van de reclassering;
3. dat verdachte de door zijn behandelaars voorgeschreven medicatie accepteert, ook indien dit libidoremmende medicatie betreft;
4. dat de veroordeelde zijn sociaal netwerk inzichtelijk maakt c.q. houdt en openheid van zaken geeft over zijn sociale contacten;
5. dat veroordeelde zich zal inspannen om (betaald) werk of een andere zinvolle dagbesteding te vinden; veroordeelde zal met zijn behandelaars bij De Waag en met de reclassering overleggen over de aard van de werkzaamheden;
6. dat veroordeelde geen contact zoekt met kinderen en niet alleen met kinderen in een vertrek zal zijn, of zich buiten met kinderen zal ophouden;
7. dat veroordeelde zich begeleidbaar en bemiddelbaar opstelt;
één en ander met de opdracht aan de Reclassering Nederland de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een SD-geheugenkaart;
Gelast de teruggave van een digitale fotocamera aan verdachte.
Verklaart de benadeelde partij [moeder slachtoffer A], wonende te [woonplaats], (gemachtigde: mr. F.A. ten Berge, Nieuwekade 201, 3511 RV Utrecht) niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A], wettelijk vertegenwoordigd door haar [ouders], wonende te [woonplaats] (gemachtigde: mr. F. ten Berge, Nieuwekade 201, 3511 RV Utrecht), ten dele toe tot een bedrag van € 1.000,-- (zegge éénduizend euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen
€ 1.000,-- (zegge duizend euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van heden en beveelt diens onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.P.M. Schwillens, J.R. Krol en I. Bruna, bijgestaan door mr. E.J. Willekers als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2008.
Mr Schwillens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.