ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9877
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Bender
- A. Wassing
- J.D.E. Brouwer-Poederbach
- Rechtspraak.nl
Ontneming van voordeel uit hennepoogst
Op 15 april 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1969, werd in een eerdere strafzaak op 20 juni 2007 veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had op 14 maart 2008 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen, dat geschat werd op € 187.853,30. Tijdens de zitting op 1 april 2008 werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 februari 2006 tot en met 20 juni 2006 hennep had geteeld, waarbij de politie op 20 juni 2006 een kwekerij met 565 planten aantrof. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in deze periode één eerdere oogst had genoten, ondanks het verweer van de raadsvrouwe dat de verdachte slechts een proefkweek had gedaan.
De rechtbank berekende de opbrengst van de hennepkwekerij op basis van het aantal planten en de gemiddelde opbrengst per plant. De totale opbrengst werd vastgesteld op € 43.117,41, terwijl de kosten per oogst € 5.546,75 bedroegen. Dit leidde tot een netto wederrechtelijk verkregen voordeel van € 37.570,66. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen, aangezien niet aannemelijk was dat de verdachte niet in staat zou zijn om aan deze verplichting te voldoen. De beslissing was gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de rechters P. Bender, A. Wassing en J.D.E. Brouwer-Poederbach, en griffier mr. A. van Beek.