ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9891

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-60141007
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Bender
  • A. Wassing
  • J.D.E. Brouwer-Poederbach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van sieraden en geld uit woningen op het terrein van Zon en Schild te Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De verdachte, geboren in India en thans gedetineerd in Vught, werd beschuldigd van diefstal van sieraden en geld uit woningen op het terrein van Zon en Schild te Amersfoort. De tenlastelegging omvatte drie feiten: de diefstal van sieraden uit de woning van [aangever 1] op 3 juni 2007, de diefstal van een portemonnee en geld uit de woning van [aangever 2] tussen 4 en 5 mei 2007, en de diefstal van een stereotoren uit een tuinhuisje van [aangever 3] tussen 1 mei en 3 juni 2007.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van getuigenverklaringen en zijn eigen bekentenis wettig en overtuigend bewezen heeft dat hij de diefstallen heeft gepleegd. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kwetsbare positie van de bewoners van de woningen, gezien hun gezondheid en leeftijd. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevoelens van angst en onveiligheid die hij bij de bewoners heeft veroorzaakt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] tot schadevergoeding van € 379,00 toegewezen. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 50 dagen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/601410-07; 07/440004-07 (tul)
Datum uitspraak: 15 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorteplaat] 1970 te [geboorteplaats] (India),
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Vught, Nieuw Vosseveld, te Vught.
Raadsman: mr. J.A.P.F. Hoens.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2008.
De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 juni 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een sieradendoos en/of een bontkraagje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 mei 2007 tot en met 5 mei 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een portemonnee en/of een bedrag aan geld (van ongeveer 300 euro) en/of een identiteitskaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 3 juni 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuisje heeft weggenomen een stereotoren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De bewezenverklaring
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
[aangever 1] op aangifte gedaan gedaan bij de politie dat op 3 juni 2007 uit de slaapkamer van haar woning bij Zon en Schild aan de [adres] te Amersfoort is weggenomen een gebloemd doosje met daarin sieraden en een klein bontkraagje. De aangeefster verklaart tevens dat medebewoners verschillende keren een Indische man hebben gezien in de leeftijd tussen de 30 en 40 jaar.
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij begin juni 2007 uit een woning op het terrein van Zon en Schild uit een slaapkamer heeft weggenomen een zwarte tas met sieraden. Ook ter terechtzitting van 8 januari 2008 heeft de verdachte aangegeven dat de sieraden in een zwarte rugzak zaten. Hij ontkent een sieradendoosje en een bontkraagje te hebben weggenomen.
De rechtbank acht de omstandigheden dat verdachte heeft bekend begin juni 2007 sieraden te hebben weggenomen uit de woning op de door hem omschreven wijze specifiek en concreet en in overeenstemming met de verklaring van aangeefster, dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Daar komt bij dat medebewoners een Indische man in de leeftijd tussen de 30 en 40 jaar hebben gezien.
Met betrekking tot het weggenomen bontkraagje dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft verdachte bekend bij de politie dat hij op 4 mei 2007 uit een andere woning op het terrein van Zon en Schild te Amersfoort een portemonnee heeft weggenomen. Volgens verdachte lag de portemonnee vlakbij het raam en is hij door op het dak te klimmen bij het geopende raam van de slaapkamer van aangeefster [aangever 2] gekomen. Verdachte kan zich bij de politie in voornoemde verklaring herinneren dat er briefjes van € 50,00 en een identiteitskaart van een vrouw in de portemonnee zaten.
Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster [aangever 2] waaruit blijkt dat tussen
4 mei 2007 22.30 uur en 5 mei 2007 8.00 uur haar portemonnee is weggenomen met daarin
€ 300,00 in briefjes van € 50,00 en € 20,00 en een identiteitskaart.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft verdachte eveneens bekend dat hij wel eens uit een tuinhuisje op het terrein van Zon en Schild te Amersfoort een kleine stereotoren heeft weggenomen. Van deze diefstal is aangifte gedaan door [aangever 3] dat tussen
1 mei 2007 en 3 juni 2007 een stereotoren van hem is weggenomen uit een tuinhuisje. Tevens wist de aangever te verklaren dat in die periode een Indische man van ongeveer 40 jaar oud met kort/glad zwart haar regelmatig in het tuinhuisje heeft geslapen. Verdachte heeft dit ter terechtzitting van 1 april 2008 bevestigd.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende wijze dat:
1.
hij op 03 juni 2007 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een sieradendoos toebehorende aan [aangever 1];
2.
hij in de periode van 4 mei 2007 tot en met 5 mei 2007 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een portemonnee en een bedrag aan geld van ongeveer 300 euro en een identiteitskaart, toebehorende aan [aangever 2], waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
3.
hij in de periode van 1 mei 2007 tot en met 3 juni 2007 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een tuinhuisje heeft weggenomen een stereotoren, toebehorende aan [aangever 3].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1 en 3:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt meerdere diefstallen van onder meer geld en sieraden uit woningen op het terrein van Zon en Schild te Amersfoort. Het is algemeen bekend dat de bewoners van dergelijke woningen, gezien hun gezondheid en leeftijd, in een kwetsbare positie verkeren. Verdachte heeft slechts eigen geldelijk gewin voor ogen gehad en is volledig voorbij gegaan aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij door zijn handelwijze bij de bewoners teweeg heeft gebracht. Door feiten als onderhavige worden bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
19 december 2007, waaruit blijkt dat de verdachte vaak ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld, laatstelijk op 14 november 2007 tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 25 maart 2008, opgemaakt door R. Jacobs, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapportage d.d. 12 maart 2008 van drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch GZ-psycholoog, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, gedesorganiseerde type en een diepe zwakbegaafdheid c.q. lichte zwakzinnigheid. Of er qua comorbiditeit sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, is, gelet op de dominante psychiatrische problematiek en de zeer beperkte cognitieve vermogens, niet (meer) betrouwbaar vast te stellen. Verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht;
- een omtrent verdachte opgemaakte psychologische rapportage d.d. 16 maart 2008 van W. Amptmeier, psychiater in opleiding, en H.A. Gerritsen, psychiater, waaruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een chronische schizofrenie stoornis, van het gedesorganiseerde type, bij zwakbegaafdheid, naast persoonlijkheidskenmerken met antisociale trekken en paranoïde trekken. Verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht;
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 1 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 379,00 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 379,00.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zwolle van
10 april 2007 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 150 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 25 april 2007.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 50 dagen gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14g, 24c, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 4 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [plaats], toe tot een bedrag van € 379,00 (zegge driehonderdnegenenzeventig euro en nul eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 379,00 (zegge driehonderdnegenenzeventig euro en nul eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Ten aanzien van parketnummer 07/440004-07:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 50 dagen, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 10 april 2007.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs P. Bender, voorzitter, A. Wassing en J.D.E. Brouwer-Poederbach, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 april 2008.