ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9916

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601087-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag met vuurwapen in Nieuwegein

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Utrecht. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De feiten vonden plaats op 1 oktober 2007 te Nieuwegein, waar de verdachte met een vuurwapen twee kogels heeft afgevuurd op het slachtoffer, die hierdoor ernstig gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde met de intentie om het leven van het slachtoffer te beroven, maar dat de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het vuurwapen heeft gebruikt, maar voerde aan dat hij handelde uit noodweerexces. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat de verdachte zich in een situatie heeft gebracht waarin hij meende zijn vuurwapen te moeten gebruiken, terwijl hij wist dat er een kans op agressie van de tegenpartij bestond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet handelde uit noodzakelijke verdediging en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de feiten uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de teruggave van in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/601087-07
Datum uitspraak: 15 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein.
Raadsman: mr. H.M.L. Brands.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2008.
De tenlastelegging
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 oktober 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen twee (althans een of meer) kogel(s) (van korte afstand en/of gericht) heeft afgevuurd op en/of in de richting van die [aangever], waardoor die [aangever] door (één of meerdere van) die kogel(s) in zijn borst en/of buik, althans in zijn lichaam, werd getroffen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 oktober 2007 te Nieuwegein een wapen van categorie III, te weten een pistool, en/of munitie van categorie III, te weten dertien, althans een of meer, patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad.
De bewezenverklaring
De rechtbank overweegt omtrent het bewijs het volgende: Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 april 2008 bekend dat hij op 1 oktober 2007 te Nieuwegein met een pistool twee kogels heeft afgevuurd op [aangever]. Volgens verdachte stonden zij ongeveer een meter van elkaar af. Uit het schotrestenonderzoek van het NFI blijkt eveneens dat er sporen zijn aangetroffen die wijzen op een schootsafstand tussen 25 en 100 centimeter en sporen die wijzen op een schootsafstand tussen 0 en 25 centimeter. Het slachtoffer is blijkens de medische verklaring en het daaromtrent opgemaakte proces-verbaal van bevindingen getroffen in zijn borst en in de bovenbuik en heeft daardoor een klaplong, een bloeding in de longholte, een geperforeerde maag op twee plaatsen, een beschadiging van de lever en een geperforeerd middenrif opgelopen. Het slachtoffer heeft bij de rechter-commissaris d.d. 19 maart 2008 een verklaring afgelegd, waaruit – onder meer – blijkt dat hij naar de woning van verdachte is gegaan, dat verdachte naar beneden is gekomen en tweemaal op hem heeft geschoten. In de woning van verdachte heeft de politie het pistool en bijbehorende munitie aangetroffen . Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de volgende wijze dat: 1.
hij op 01 oktober 2007 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen twee kogels van korte afstand heeft afgevuurd op die [aangever], waardoor die [aangever] door die kogels in zijn borst en buik werd getroffen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 01 oktober 2007 te Nieuwegein een wapen van categorie III, te weten een pistool, en munitie van categorie III, te weten dertien, patronen voorhanden heeft gehad. Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten De raadsman heeft namens verdachte het verweer gevoerd dat verdachte handelde uit noodweer dan wel, nadat hij in een noodweersituatie raakte, zich kan beroepen op noodweerexces. De raadsman bepleit met het beroep op noodweer dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende:
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in bezit van een vuurwapen de confrontatie met [aangever] is aangegaan, terwijl hij wist dat hij op agressief gedrag zou kunnen stuiten. Er was al langere tijd sprake van een conflict, waarbij zich incidenten hadden voorgedaan. Volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting zag hij [aangever] beneden staan en [getuige] in de auto zitten. Hij heeft niet gezien dat [aangever] in bezit was van (slag)wapens, maar hij had wel het idee dat ze de bedreigingen waar kwamen maken. Daarop heeft verdachte het vuurwapen vanuit zijn slaapkamer meegenomen en in zijn broeksband gestoken.
De verklaring van verdachte dat hij direct door [aangever] werd aangevallen en dat hij op zijn rug werd geslagen met een honkbalknuppel – hetgeen achteraf een deel van biljartkeu bleek te zijn -, is onvoldoende aannemelijk geworden.
Uit het NFI-rapport en het aanvullende proces-verbaal daaromtrent blijkt dat het letsel van verdachte weinig karakteristieken bevat die passen bij letsel toegebracht door slaan met een cilindrisch voorwerp, zoals een biljartkeu. Tevens volgt uit het rapport dat een slag met een cilindrisch voorwerp een patroon veroorzaakt waarbij twee parallelle lijnen zichtbaar zijn, terwijl in het onderhavige geval drie lijnen zichtbaar zijn. Bovendien corresponderen de onderlinge afstanden van de lichtrode lijnen niet met de afmetingen van de in het ontvangen fotomateriaal afgebeelde – en later fysiek ontvangen – biljartkeu, of structuren op het oppervlak daarvan.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht waarin hij meende zijn vuurwapen te moeten gebruiken. Verdachte is de confrontatie met de tegenpartij aangegaan, wetende dat een agressieve reactie van de zijde van de tegenpartij, gelet op het conflict en de eerdere incidenten, te verwachten was. Onder die omstandigheden lag op verdachte een verzwaarde plicht om zich niet in te laten met, dan wel zich te onttrekken aan een situatie waarin hij zijn wapen zou moeten gebruiken. Dit heeft verdachte niet gedaan.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte met het gebruik van het vuurwapen niet heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een mogelijke ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn of andermans lijf, eerbaarheid of goed of een onmiddellijke dreiging daarvoor.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van feit 1: Poging tot doodslag. Ten aanzien van feit 2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III.
De strafbaarheid van de verdachte
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte gehandeld heeft uit noodweerexces.
Gelet op hetgeen hierboven ten aanzien van het beroep op noodweer is opgemerkt, behoeft het verweer ten aanzien van noodweerexces geen nadere bespreking, aangezien een overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging zich eerst kan voordoen indien die verdediging zelf noodzakelijk was.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 1 oktober 2007, zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard, tweemaal achter elkaar van zich afgeschoten, terwijl het slachtoffer zich op zeer korte afstand bevond. Verdachte is er aldus niet voor teruggeschrokken om zwaar geweld tegen een medemens te gebruiken en heeft zich om het lot van het slachtoffer kennelijk volstrekt niet bekommerd.
Bij het slachtoffer is hierdoor pijn en letsel veroorzaakt. Een veel ernstiger gevolg en zelfs het overlijden van het slachtoffer zijn zeer wel mogelijk geweest. Voorts is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke levensbedreigende situaties nog lange tijd hinder kunnen ondervinden van psychische klachten in de vorm van onder andere angstgevoelens.
Een dergelijk delict is van buitengewoon ernstige aard en brengt in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 oktober 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, laatstelijk op 5 maart 2007 terzake van openlijke geweldpleging tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken; - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 5 december 2007, opgemaakt door M.M. Schram, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: - een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. De rechtbank houdt daarbij met name rekening met de positie en de rol van de het slachtoffer [aangever]. Deze heeft immers zichzelf begeven naar de woning waar verdachte verbleef, zulks terwijl [aangever] op de hoogte was van het reeds lopende conflict tussen verdachte en de hem bekende [getuige].
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Nokia 6610i), zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een cd-rom (gespreksopname melding centrale meldkamer regiopolitie Utrecht), acht de rechtbank de regiopolitie Utrecht degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit voorwerp aan de regiopolitie Utrecht wordt teruggegeven.
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten vier diskettes (beeldmateriaal van drie beveiligingscamera’s […] Ziekenhuis) acht de rechtbank het […] Ziekenhuis degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit voorwerp aan het […] Ziekenhuis wordt teruggegeven.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt: Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 JAREN. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast de teruggave van een mobiele telefoon (Nokia 6610i) aan verdachte. Gelast de teruggave van een cd-rom (gespreksopname melding centrale meldkamer regiopolitie Utrecht), aan de regiopolitie Utrecht
Gelast de teruggave van vier diskettes (beeldmateriaal van drie beveiligingscamera’s […] Ziekenhuis), aan het […] Ziekenhuis.
Dit vonnis is gewezen door mrs A. Wassing, voorzitter, P. Bender en M.J. Smit, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 april 2008. Mr. M.J. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.