Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 227468 / HA ZA 07-503
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EDAH F. BRUINING LEVENSMIDDELEN B.V.,
gevestigd te Appingedam,
eiseres,
procureur mr. M.R. Ruygvoorn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHUITEMA GROOTHANDEL B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna Edah Bruining en Schuitema genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Edah Bruining exploiteerde een supermarkt te Appingedam. Edah Bruining was franchisenemer van Laurus N.V. (verder: Laurus) en maakte gebruik van de Edah formule.
2.2. Schuitema is evenals Albert Heijn B.V. (verder: Albert Heijn) een dochtermaatschappij van Ahold en exploiteert onder de naam C1000 een supermarktketen.
2.3. In januari 2006 heeft Laurus bekend gemaakt haar supermarktformules Edah en Konmar te verkopen. Laurus was in financiële moeilijkheden geraakt. Schuitema en Albert Heijn toonden belangstelling voor overname van de Edah- en Konmar supermarkten.
2.4. Op 31 mei 2006 hebben Laurus en Ahold (als moedermaatschappij van Schuitema en Albert Heijn) overeenstemming bereikt over de verkoop van 23 Konmar supermarkten aan Albert Heijn en 6 aan Schuitema. De overeenkomst was aangegaan onder voorbehoud van toestemming van de mededingingsautoriteiten, waaronder de NMa. Uiteindelijk heeft de NMa in oktober 2006 toestemming gegeven voor de Konmar transactie, op voorwaarde dat Ahold een aantal winkels zou verkopen aan een concurrerende supermarktketen en op twee locaties geen supermarkten zou verwerven.
2.5. Laurus had de eigendom van 223 Edah winkels. Laurus heeft eind mei 2006 de 223 Edah winkels waar zij de eigendom van had, verkocht aan Sligro Food Group N.V. en Sperwer Holding B.V., dan wel een aan haar gelieerde vennootschap (verder: Sperwer). Aan Sperwer is tevens het distributiesysteem van Edah verkocht, dat tussen 1 september 2006 en 1 november 2006 zou worden overgedragen.
2.6. Daarnaast bestonden er 51 Edah winkels die eigendom waren van franchisenemers zoals Edah Bruining. Laurus kon haar rechten en verplichtingen als franchisegever van de 51 franchise supermarkten niet zonder instemming van de individuele franchisenemers overdragen aan een derde partij. Anderzijds stond het de franchisenemers niet vrij zonder goedkeuring van Laurus hun winkel te verkopen aan een gegadigde. Voor overdracht van deze Edah franchisewinkels was zowel overeenstemming tussen de franchisenemer en een gegadigde als tussen Laurus en een zelfde gegadigde nodig. Om dit te bevestigen is door Laurus op 24 mei 2006 een brief aan de franchisenemers verzonden. In de brief is onder meer opgenomen:
“Bij deze berichten wij u dat binnenkort de gesprekken tussen de Edah franchisenemers en de gegadigden voor de koop van de Edah winkels gearrangeerd zullen worden. Voordat dit gebeurt, geven wij u hieronder aan onder welke voorwaarden en condities de gesprekken zullen plaatsvinden (…)
2. Het enige doel van een gesprek tussen u en een gegadigde is te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn van het bereiken van overeenstemming met de gegadigde over een mogelijk tussen u beiden nieuw te sluiten samenwerkingsovereenkomst welke de huidige samenwerkingsovereenkomst tussen u en Laurus zal vervangen.
3. De gesprekken kunnen enkel een verkennend karakter hebben. Het is u dus niet toegestaan om enige definitieve overeenkomst met een gegadigde te sluiten, tenzij Laurus daarvoor schriftelijke toestemming heeft gegeven.
Franchisenemers die niet instemmen met een overdracht van hun relatie aan een koper waarmee Laurus overeenstemming heeft bereikt, blijven gebonden aan de samenwerkingsovereenkomst met Laurus, behoudens eventuele opzeggingsmogelijkheden van Laurus en/of de franchisenemer. In die situatie staat het hen dus niet vrij om eenzijdig de relatie met Laurus te beëindigen en een eigen weg te gaan. (…)
2.7. Voor de overname van de franchise winkels was Laurus in gesprek met ABN Amro en met een samenwerking van meerdere supermarktketens (verder: het Consortium). Vier geïnteresseerde ketens werkten binnen het Consortium samen om de franchise winkels over te nemen, te weten Sperwer, Schuitema, Albert Heijn en CoopCodis Holding B.V. (de laatste verder: Coop). Bij de besprekingen met Laurus werd het Consortium met name vertegenwoordigd door Sperwer. Voor de overname van de Edah winkels bestonden dus twee opties, de “ABN/Laurus route” en de “Sperwer-route”.
2.8. De belangen van de franchisenemers van Edah bij de overname werden behartigd door de Projectgroep Edah-next. De projectgroep bestond uit het bestuur van de Edah franchisevereniging en een drietal externe adviseurs. [directeur eiser] was – als bestuurslid van de Edah-franchisevereniging – één van de leden van de projectgroep. De projectgroep had een voorkeur voor de Sperwer-route boven de ABN/Laurus route. Op 28 juni 2006 waren de onderhandelingen tussen Laurus en het Consortium nog niet afgerond. In een brief van 28 juni 2006 van het bestuur van de franchisevereniging en de projectgroep Edah-next aan haar leden (waaronder Edah Bruining) is onder meer vermeld:
Tijdens de informatiebijeenkomst op 28 juni 2006 bent u door het bestuur van de Franchisevereniging en de projectgroep Edah-next geïnformeerd over de mogelijkheid om op korte termijn een samenwerking tot stand te brengen tussen de Edah-ondernemers die deelnemen in de projectgroep Edah Next en Sperwer. Deze insteek van het bestuur en de projectgroep moet er uiteindelijk toe leiden dat het bestuur op korte termijn namens u met Sperwer overeenstemming bereikt om een overeenkomst te sluiten waardoor Sperwer in de plaats komt van uw huidige contractspartij Laurus/Edah.
Deze samenwerking heeft in de eerste plaats tot doel om u als ondernemer continuïteit te bieden voor de toekomst en in de tweede plaats u als ondernemer de mogelijkheid te geven met uw onderneming door te gaan met één van de door u in de “mandjes” aangegeven voorkeurformules (en dat kan een andere formule zijn dan Sperwer).
Om met Sperwer verder te kunnen overleggen en onderhandelen met het doel een overeenkomst met Sperwer tot stand te laten komen, hebben wij uw toestemming nodig. Daarom verzoekt het bestuur en de projectgroep u dringend deze brief, na invulling van uw voorletter(s) en achternaam en plaats van vestiging “voor akkoord” te ondertekenen en voor zaterdag 1 juli 2006 per fax terug te sturen aan [xxx] (…)
Met een vriendelijke groet,
namens het bestuur, [bestuurder] namens de projectgroep, [xxx]
Hierbij verklaar ik (…)
Dat ik mijn toestemming verleen aan het bestuur van de franchisevereniging en/of de projectgroep Edah next om met Sperwer in nader overleg te treden, te onderhandelen in de ruimste zin des woords teneinde mede namens mij een overeenkomst te sluiten waarbij Sperwer en ondergetekende de contractspartijen zijn met als doel te komen tot een (franchise)samenwerkingsovereenkomst – in de meest ruime zin van het woord – met een andere franchisegever dan Laurus/Edah.
2.9. Tussen Laurus, het Consortium en de projectgroep Edah-next is in juli 2006 verder gesproken over de overname van de Edah franchisewinkels. In een drietal gesprekken – op 20, 26 en 31 juli 2006, waarbij de projectgroep Edah-Next werd vertegenwoordigd door de heer [xxx] – is aan de orde gekomen dat Schuitema en Albert Heijn mogelijk geen goedkeuring zouden krijgen van de NMa voor overname van een deel van de Edah winkels. Schuitema voerde in de gesprekken aan dat de NMa mogelijk zou oordelen dat het marktaandeel van Schuitema en Albert Heijn als een geheel zou moeten worden beschouwd, waardoor er een concentratieprobleem kon ontstaan.
2.10. Naast de gesprekken tussen Laurus, de projectgroep Edah-next en het Consortium, vonden in juli 2006 onderhandelingen plaats tussen de individuele franchisenemers en leden van het Consortium om te bezien of tussen franchisenemers en individuele leden van het Consortium overeenstemming bereikt kon worden over de overgang naar een nieuwe supermarktformule.
2.11. Edah Bruining is voor de verkoop van zijn winkel benaderd door twee in het Consortium vertegenwoordigde partijen, te weten Schuitema en Coop. In juli 2006 heeft de directeur van Edah Bruining, de heer [naam] (verder: [directeur eiser]), gesprekken gevoerd met zowel Coop als Schuitema.
2.12. De gesprekken tussen Edah Bruining en Schuitema werden gevoerd door [directeur eiser] namens Edah Bruining en de heren [naam vertegenwoordiger Schuitema] en [naam 2 vertegenwoordiger Schuitema] namens Schuitema. De inhoud van wat tussen deze partijen besproken is, heeft Schuitema vastgelegd in een brief van 21 juli 2006, die tijdig door [directeur eiser] is geaccordeerd en aan Schuitema retour is gezonden. In de brief, overgelegd bij dagvaarding als productie 1, is onder meer, voor zover hier van belang, opgenomen:
“Geachte heer [directeur eiser],
Hierdoor bevestigen wij onze bespreking d.d. 14 en 20 juli 2006 met de heer [naam 2 vertegenwoordiger Schuitema] en ondergetekende.
In dit gesprek hebben wij aangegeven dat wij onder de volgende voorwaarden en condities de exploitatie en het huurcontract van uw Edah supermarkt aan de Ossedrift 1 te Appingedam van u willen overnemen.
- Wij betalen u een bedrag van EUR 3.500.000,-- zijnde de totale overnamesom voor uw supermarktexploitatie. Dit bedrag is inclusief alle aanwezige inventaris en afbouw alsmede de bestelauto type Peugeot Partner (bouwjaar 2000) met het kenteken 41-VP-RF. De betaling van de koopsom vindt plaats op de overnamedatum. (…)
- Wij nemen de afkoopsom ad EUR 979.052,-- (excl. BTW) te betalen aan Laurus, voor onze rekening. Deze afkoopsom dient ervoor om het hoofdhuurcontract van bovengenoemde supermarkt van Laurus aan Schuitema Vastgoed over te dragen.
- Wij nemen alle medewerkers over (…).
- Wij nemen tegen betaling de courante voorraad goederen over (…)
De volgende voorwaarden zijn aan bovenstaand aanbod verbonden:
- Het hoofdhuurcontract van bovengenoemde supermarkt komt in het bezit van Schuitema Vastgoed.
- De overdracht betreft een activa-passiva transactie.
- Het Pemba-protocol is van toepassing (…).
- U gaat akkoord met een non-concurrentiebeding (zie bijlage Specimen Koopovereenkomst).
- Bovengenoemde transactie is onder voorbehoud van schriftelijke goedkeuring van Laurus.
Wij verzoeken u vriendelijk ingeval er een overeenkomst tussen u en ons tot stand komt, om in onderling overleg eventuele mutaties die plaatsvinden vóór de overnamedatum op het personele vlak alsmede noodzakelijke investeringen gezamenlijk af te stemmen.
In dit schrijven hebben wij getracht de hoofdpunten vast te leggen. Nadere details zullen, na uw akkoord, in de koopovereenkomst worden uitgewerkt.”
2.13. De brief is namens Schuitema getekend door [naam vertegenwoordiger Schuitema], directeur Vastgoed & Acquisitie. [directeur eiser] heeft de brief voor akkoord getekend.
2.14. Op 1 augustus 2006 heeft de heer [naam 2 vertegenwoordiger Schuitema] van Schuitema in een intake gesprek met [directeur eiser] nadere details besproken.
2.15. Begin augustus 2006 hebben Albert Heijn en Schuitema besloten zich terug te trekken uit het Consortium. Op 3 augustus 2006 hebben Albert Heijn en Schuitema hun besluit toegelicht aan de franchisenemers, waaronder Edah Bruining. Schuitema heeft zich teruggetrokken, omdat zij problemen verwachtte met het verkrijgen van toestemming van de NMa voor overname van Edah franchisewinkels. De overname van Edah franchisewinkels kon tot gevolg hebben dat de overname van Konmar supermarkten en Edah franchisewinkels door de NMa als één concentratie zou worden beschouwd. De tijdrovende toestemmingsprocedure voor de overname van Konmar supermarkten en Edah franchisewinkels zou dan door Albert Heijn en Schuitema opnieuw moeten worden ingeleid, met als mogelijke uitkomst dat de toestemming uiteindelijk geweigerd zou worden.
2.16. Nadat Schuitema zich terugtrok, heeft Edah Bruining haar winkel verkocht aan Coop voor een bedrag groot EUR 3.150.000,--. Met Coop heeft [directeur eiser] afgesproken dat [directeur eiser] via de vennootschap Edah Bruining het nieuwe Coop filiaal blijft leiden als supermarktmanager. Bij overname door Schuitema had [directeur eiser] zich terug willen trekken uit de onderneming.
3.1. Edah Bruining vordert dat de rechtbank:
I. - vaststelt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen;
- dan wel dat de onderhandelingen in een dusdanig stadium zijn afgebroken dat Schuitema schadeplichtig is;
II. vaststelt dat Schuitema is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst zoals tussen partijen gesloten;
III. Schuitema aansprakelijk stelt voor de schade zoals door [directeur eiser] geleden door
1. het niet nakomen van de tussen partijen gesloten overeenkomst;
2. danwel het afbreken van de onderhandelingen in het stadium waarin de onderhandelingen verkeerden;
IV. Schuitema veroordeelt deze door [directeur eiser] geleden schade te vergoeden;
V. de schade vaststelt op EUR 361.160,= +PM althans een in goede justitie vast te stellen schadebedrag;
VI. Schuitema veroordeelt in de proceskosten.
3.2. Schuitema voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Edah Bruining stelt primair dat partijen een gave koopovereenkomst hebben gesloten. Zij voert aan dat de onderhandelingen tussen partijen nagenoeg waren afgerond. Alle elementaire zaken zijn tussen partijen overeengekomen en vastgelegd in de brief van Schuitema van 21 juli 2006. Met name bestond overeenstemming over de verkoopprijs, de overname van de afkoopsom, de overgang van het personeel, de overname van de courante voorraad en de compensatiepremie voor te maken kosten in het kader van de overname. Edah Bruining stelt verder dat partijen gesproken hebben over een streefdatum voor de overname, te weten 1 oktober 2006. De datum kon echter planningstechnisch nog niet definitief worden vastgesteld. Ten slotte voert Edah Bruining aan dat Laurus geen goedkeuring hoefde te verstrekken in de Sperwer-route, omdat er op 2 juli 2006 al overeenstemming bestond tussen Laurus en Sperwer.
4.2. Schuitema voert tot haar verweer aan dat haar brief van 21 juli 2006 weliswaar enkele belangrijke onderwerpen van een eventuele koopovereenkomst inhoudt, maar dat de brief slechts op hoofdlijnen weergeeft wat tussen partijen mondeling is besproken. Niet alle onderdelen van een mogelijke koopovereenkomst waren al onderwerp van gesprek geweest, de overnamedatum was bijvoorbeeld nog niet bekend. De brief vermeldt letterlijk dat slechts een poging is gedaan de hoofdpunten vast te leggen, maar dat nadere details nog in de koopovereenkomst moeten worden uitgewerkt. Schuitema heeft slechts een intentie tot overname van Edah Bruining kenbaar gemaakt. Bovendien bestond nog geen zekerheid over de vervulling van de voorwaarden voor het sluiten van een overeenkomst, zoals goedkeuring door Laurus. Schuitema wijst op een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 14 september 2006 in een zaak waar eveneens sprake was van een Edah supermarkt, gedreven op basis van een franchise overeenkomst en verkoop van de Edah formule door Laurus. Uit het vonnis blijkt dat Laurus grote waarde hechtte aan de door haar te geven goedkeuring aan haar franchisenemers, waaronder Edah Bruining. Laurus heeft de franchisenemers er op gewezen dat gesprekken met een gegadigde uitsluitend een verkennend karakter konden hebben totdat Laurus haar goedkeuring had verstrekt. Ook in de Sperwer-route moest die goedkeuring verstrekt worden.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat uitsluitend op grond van de inhoud van de brief van 21 juli 2006 niet kan worden geconcludeerd dat een volledige koopovereenkomst tot stand is gekomen, waaraan partijen definitief gebonden zijn. Aan Edah Bruining kan worden toegegeven dat de meeste voor partijen van belang zijnde hoofdpunten van een koopovereenkomst in de brief zijn weergegeven, maar in de brief is tevens weergegeven dat nadere details nog in een koopovereenkomst moeten worden uitgewerkt. Daarbij staat vast dat de definitieve datum van overdracht nog tussen partijen vastgesteld moest worden. Daar doet niet aan af dat mogelijk wel is gesproken over een nagestreefde overnamedatum, waarover partijen overigens van mening verschillen.
4.4. Ten slotte is in de brief van 21 juli 2006 expliciet opgenomen dat de afspraken gemaakt zijn onder voorbehoud van schriftelijke goedkeuring van Laurus. Partijen konden op 21 juli 2006 pas een overeenkomst sluiten, indien Laurus daar schriftelijke goedkeuring aan zou geven.
4.5. Edah Bruining heeft gesteld dat de goedkeuring van Laurus voor de “Sperwer-route” al (op 2 juli 2006) was verstrekt. De rechtbank is echter van oordeel dat Edah Bruining deze stelling gelet op de gemotiveerde betwisting door Schuitema, onvoldoende heeft onderbouwd. Dit oordeel wordt gedragen door de volgende feiten en omstandigheden, in samenhang bezien:
- de toelichting ter comparitie door Schuitema ten aanzien van de tussen Schuitema en het Consortium gemaakte afspraken, te weten dat de in het Consortium verenigde partijen met de individuele franchisenemers mochten onderhandelen, maar Laurus aan het eindresultaat van die onderhandelingen haar goedkeuring moest verlenen, kortom per vestiging haar goedkeuring moest verstrekken,
- de verwijzing door Schuitema naar een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 14 september 2006, waaruit blijkt dat Laurus haar goedkeuring diende te verstrekken voor overdracht van de onderneming van een andere Edah franchisenemer,
- het feit dat de brief van 24 mei 2006 van Laurus aan de franchisenemers expliciet melding maakt van de mogelijkheid voor franchisenemers om verkennende gesprekken met gegadigden te voeren, waarbij pas tot definitieve afspraken kan worden gekomen indien Laurus hier schriftelijke goedkeuring voor verleent, alsmede de verdere inhoud van die brief,
- het feit dat Schuitema in haar brief van 21 juli 2006, die door [directeur eiser] voor akkoord is getekend, heeft opgenomen dat de afspraken zijn gemaakt onder voorbehoud van deze schriftelijke goedkeuring.
4.6. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat Edah Bruining onvoldoende heeft onderbouwd wanneer, aan wie en op welke wijze Laurus haar goedkeuring voor overdracht van de onderneming van Edah Bruining kenbaar had gemaakt en/of dat de afspraken tussen Laurus en het Consortium (waar Schuitema deel van uitmaakte) mede inhielden dat Laurus geen goedkeuring per vestiging meer hoefde te verstrekken.
4.7. Nu is vastgesteld dat met de door partijen ondertekende brief van 21 juli 2006 nog geen overeenkomst tot stand is gekomen, kan de primaire grondslag niet slagen. Edah Bruining heeft subsidiair gesteld dat het Schuitema niet vrij stond zonder consequenties de onderhandelingen af te breken. De rechtbank zal deze stelling beoordelen aan de hand van de criteria die de Hoge Raad in zijn arrest van 12 augustus 2005 (NJ 2005, 467) op dit punt heeft neergelegd. In r.o. 3.6. van dit arrest is overwogen:
“als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen.”
4.8. Deze maatstaf kwalificeert de Hoge Raad in r.o. 3.7. van voornoemd arrest als een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf. Een schadevergoedingsplicht op grond van het onaanvaardbaar afbreken van onderhandelingen is in deze zaak dus slechts aan de orde indien Edah Bruining er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst onvoorwaardelijk tot stand zou komen, waarbij rekening dient te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.
4.9. Tussen partijen staat vast dat de onderhandelingen niet op zichzelf stonden, maar voortvloeiden uit de verkoop door Laurus van al haar Edah- en Konmar supermarkten. De onderhandelingen vonden plaats in het kader van de verkoop van de Edah formule. Gezien de contractuele relatie tussen Laurus en haar franchisenemers deed zich de situatie voor dat Laurus, voordat een franchisenemer verder kon gaan met een andere supermarktketen, goedkeuring diende te verstrekken. Mede tegen die achtergrond vonden onderhandelingen plaats zowel op het niveau van de individuele franchisenemers met gegadigden als op het niveau van de franchisegever Laurus met mogelijke gegadigden (het Consortium).
De koppeling tussen beide niveaus van onderhandeling blijkt onder meer uit de betrokkenheid van de projectgroep Edah-next bij de onderhandelingen tussen Laurus en het Consortium, de brief van Laurus aan de franchisenemers van 24 mei 2006, de brief van 28 juni 2006 van de projectgroep Edah-next aan de leden van de Edah franchisevereniging en het voorbehoud van schriftelijke goedkeuring door Laurus dat Schuitema in haar brief van 21 juli 2006 jegens Edah Bruining opnam.
4.10. Gelet op deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat Edah Bruining er slechts gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een definitieve koopovereenkomst met Schuitema tot stand zou komen, indien zij er (tevens) gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Schuitema met Laurus tot overeenstemming zou kunnen komen.
4.11. De rechtbank is van oordeel dat Edah Bruining wist dan wel had moeten begrijpen dat voor het bereiken van overeenstemming tussen Laurus en Schuitema de mededingingsrechtelijke problematiek wel degelijk een rol speelde. De benodigde toestemming van de mededingingsautoriteiten voor de overname van Konmar door Albert Heijn en Schuitema was immers al in het nieuws geweest. Daarbij speelt bij overnames van en door grote marktpartijen – zoals overname van vestigingen van Laurus door Ahold – de mededingingsrechtelijke problematiek per definitie een rol. Door de heer Franck is ook kenbaar gemaakt dat (in ieder geval) tussen de in het Consortium verenigde partijen de mededingingsrechtelijke complicaties van een overname van Edah vestigingen zijn besproken. De heer Franck was bij die gesprekken aanwezig als vertegenwoordiger van de Edah franchisenemers en behartigde als zodanig de belangen van de franchisenemers. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de mededingingsrechtelijke problematiek mede bepalend is voor de vraag of Edah Bruining er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat tussen Laurus en Schuitema definitieve overeenstemming zou worden bereikt.
4.12. Door Schuitema is onweersproken gesteld dat de Europese Commissie op 2 augustus 2006 de mededingingsrechtelijke procedure terzake de overname door Albert Heijn en Schuitema van Konmar vestigingen naar de NMa heeft doorverwezen en de moedermaatschappij van Albert Heijn en Schuitema, Ahold, op dezelfde datum deze concentratie bij de NMa heeft gemeld. Op grond van artikel 34 Mw kan een overname niet plaatsvinden zonder dat een concentratie aan de NMa is gemeld. De melding van de koop van 29 Konmar winkels door Ahold (Albert Heijn en Schuitema) op 2 augustus 2006 heeft als uitkomst gehad dat de NMa na enkele maanden goedkeuring heeft gegeven, op voorwaarde dat Ahold een aantal winkels zou verkopen en op enkele locaties geen nieuwe supermarkten zou verwerven. Tegen die achtergrond is de inschatting van Albert Heijn en Schuitema begin augustus 2006, op het moment dat de Konmar problematiek aan de NMa werd voorgelegd, dat voor de overname van (ook nog) Edah winkels mogelijk geen toestemming zou worden verkregen, begrijpelijk. Gelet op deze belangenafweging van Schuitema acht de rechtbank het niet onaanvaardbaar dat zij zich vervolgens terugtrok uit het Consortium en daarmee feitelijk de onderhandelingen met Edah Bruining afbrak.
4.13. Door Edah Bruining zijn geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat voor Laurus en Schuitema de mededingingsrechtelijke problematiek geen belemmering zou vormen en dus (ook) op dat niveau overeenstemming kon worden bereikt.
4.14. Edah Bruining stelt immers dat zij erop vertrouwde dat de onderhandelingen tussen Schuitema en Laurus tot overeenstemming zouden leiden, omdat Schuitema de vraagprijs wilde betalen aan Laurus voor overname van de franchiserelatie met onder andere Edah Bruining. De mededingingsrechtelijke problematiek achtte de heer Franck van ondergeschikt belang, omdat er op 14 juli 2006 overeenstemming was tussen Laurus en het Consortium.
4.15. De omstandigheid dat Schuitema (dan wel Sperwer als “trekker” van het Consortium) bereid was de gevraagde prijs te betalen aan Laurus, kan op zichzelf niet tot gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde van Edah Bruining leiden dat er een overeenstemming tussen Laurus en Schuitema zou komen. Een eventuele overeenstemming op prijsniveau tussen Laurus en Schuitema of een overeenstemming tussen Laurus en het Consortium als geheel betekent immers nog niet dat een overdracht van de franchiserelatie van Edah Bruining door Laurus aan Schuitema ook mededingingsrechtelijk voor beide partijen mogelijk of wenselijk was.
4.16. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de betrokkenheid van de projectgroep Edah-next bij de onderhandelingen tussen Laurus en het Consortium worden afgeleid dat de franchisenemers op de hoogte werden gehouden van de vorderingen in de onderhandelingen tussen Laurus en het Consortium, alsmede over de vraag welke in het Consortium verbonden partijen Edah-vestigingen van Laurus over zouden kunnen nemen. Hoewel het wellicht zorgvuldiger was geweest indien Schuitema in haar correspondentie met Edah Bruining melding had gemaakt van mogelijke mededingingsrechtelijke problemen, betekent dit – gelet op de achtergrond van de onderhandelingen en de betrokkenheid van de projectgroep Edah-next – niet dat het achterwege laten van een schriftelijk voorbehoud op dit punt tot gerechtvaardigd vertrouwen bij Edah Bruining in de totstandkoming van een overeenkomst heeft kunnen leiden.
4.17. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van overige omstandigheden die er in het onderhavige geval toe zouden leiden dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar zou zijn.
4.18. Edah Bruining zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op het financieel belang van de zaak is het in rekening gebrachte voorlopig griffierecht verhoogd. Bij de proceskostenveroordeling is van het verhoogde, definitieve griffierecht uitgegaan. De kosten aan de zijde van Schuitema worden begroot op:
- vast recht EUR 4.732,00
- salaris procureur 4.000,00 (2,0 punten × tarief EUR 2.000,00)
Totaal EUR 8.732,00
4.19. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar met dien verstande dat, gelet op de eis van artikel 6:82 lid 1 BW dat sprake moet zijn van een redelijke termijn, als ingangsdatum van de wettelijke rente geldt veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis.
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Edah Bruining in de proceskosten, aan de zijde van Schuitema tot op heden begroot op EUR 8.732,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de dag van uitspraak van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Praamstra en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter