RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/600353-07; 16/600984-07 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 14 april 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de gevoegde zaken tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, Huis van Bewaring Zwolle, te Zwolle.
Raadsman: mr. B.P.J. van Riel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 december 2007, 18 februari 2008 en 31 maart 2008.
Aan bovengenoemde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat: Parketnummer 16/600353-07 feit 1
hij op of omstreeks 24 januari 2007 te Montfoort en/of IJsselstein, althans in het arrondissement Utrecht, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (per telefoon) voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"je hoeft niet naar buiten te komen, ik heb een mes op zak, en als je naar buiten komt steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 16/600353-07 feit 2
hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2007 tot en met 26 januari 2007 te Montfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
vanaf een auto heeft weggenomen een kentekenplaat, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Parketnummer 16/600353-07 feit 3
hij in of omstreeks de periode van 16 november 2006 tot en met 15 januari 2007 te Benschop, gemeente Lopik, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een (afgesloten) kamer heeft weggenomen een hoeveelheid meubels en/of huisraad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een slot van een deur van die kamer;
Parketnummer 16/600353-07 feit 4
hij op of omstreeks de periode van 22 januari 2007 tot en met 02 februari 2007 te Montfoort, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [aangever], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
zich bij de woning van die [aangever 1] opgehouden
en/of
bij de woning van die [aangever 1] een buitenlamp vernield en/of bij de woning van die [aangever]
een buitenlamp vernield en/of de kabels van de buitenverlichting doorgeknipt
en/of
telkens contact gezocht met die [aangever 1] door haar een kaart te sturen en/of door haar te bellen en/of door haar SMS-berichten te sturen en/of door haar voicemail in te spreken
(telkens met berichten met een dreigende en/of beledigende toon)
en/of
krassen gemaakt op de auto van die [aangever 1];
Parketnummer 16/600984-07 feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juni 2007 tot en met 29 augustus 2007 te Montfoort en/of Arnhem, althans in Nederland, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] (al dan niet door het achterlaten van berichten op haar voicemail en/of haar antwoordapparaat) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je en allebei je kinderen ook" en/of "Ik zou de 27e maar niet in de rechtbank
komen, want anders krijg je een kogel door je kop, je wordt echt vermoord' en/of "We kill you bitch" en/of "Binnen veertien dagen wordt je jongste dochter ontvoerd, verkracht en vermoord, en jij bent je leven ook niet zeker" en/of "Had je niet gedacht he, […] in vrijheid, nou moet je vierentwintig uur oppassen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 16/600984-07 feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 oktober 2007 tot en met 25 oktober 2007 te Arnhem en/of te Leersum, althans in het arrondissement Arnhem en/of Utrecht, [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 4] (middels het (telkens) inspreken van de voicemail van haar mobiele telefoon) dreigend de woorden toegevoegd :"Zo [aangever 4], even het volgende, voor jou is ook al een kogel
besteld, een 45 mm en een 9mm. Ik weet alles van je. Ook jij en ook mevrouw [aangever 1] gaan er allebei aan, vieze kankerhoer, en kom nooit bij mij in de buurt" en/of "Ik maak je kapot, je wordt geliquideerd", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 16/600984-07 feit 3
hij op of omstreeks 25 oktober 2007 te Arnhem en/of Montfoort, althans in het
arrondissement Arnhem en/of Utrecht, [aangever 1] en/of [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en/of [aangever 4] (middels het inspreken van de voicemail van die [aangever 1]) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij bent bijna dood en alles wat je dierbaar is ook, zoals je kinderen, je ouders, je zuster, je broer en zelfs die blonde smeris die bij jou op bezoek is geweest. Doeg kankerhoer, nog een paar daagjes
en dan ben je er geweest. Geen kerst, geen oud en nieuw, niks", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Overwegingen omtrent het bewijs
Ten aanzien van het onder parketnummer 16/600353-07 onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende. De ex-vriendin van verdachte, [aangever 1], heeft aangifte gedaan bij de politie dat zij op 24 januari 2007 verdachte telefonisch sprak en dat verdachte tegen haar heeft gezegd: "Je hoeft niet naar buiten te komen, ik heb een mes op zak en als je naar buiten komt steek ik je dood.” Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting van
10 december 2007 bekend. Daarnaast heeft verdachte in de periode, nadat [aangever 1] de relatie met verdachte had beëindigd, -kort gezegd- haar gestalkt. Verdachte heeft bekend ter terechtzitting van 10 december 2007 dat hij contact met haar heeft gezocht door een kaart te sturen, diverse sms-berichten te sturen, haar te bellen en voice-mailberichten in te spreken met telkens niet mis te verstane teksten die de persoon van aangeefster raakten . Aangeefster heeft verdachte d.d. 28 januari 2007 kenbaar gemaakt dat zij geen contact meer met hem wilde. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte in de periode van 24 januari 2007 tot en met 2 februari 2007 aangeefster negen sms-berichten heeft gestuurd en drie keer een voice-mailbericht heeft ingesproken. Het verweer van de raadsman dat geen sprake is van stelselmatigheid in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht wordt door de rechtbank verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte in een relatief korte periode zich telkens beledigend en bedreigend uitgelaten op een wijze dat sprake is geweest van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Met betrekking tot de onderdelen dat verdachte zich rond de woning zou hebben opgehouden, een lamp zou hebben vernield en kabels van de buitenverlichting zou hebben doorgeknipt, merkt de rechtbank op dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die dit zou hebben gedaan. Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dit gedaan te hebben. Ten aanzien van het onder parketnummer 16/600353-07 onder 2 overweegt de rechtbank dat de verdachte ter terechtzitting van 10 december 2007 heeft ontkend iets met de diefstal van een kentekenplaat te maken te hebben. Behalve een vermoeden van aangeefster [aangever 1] dat verdachte dit zou hebben gedaan en de verklaring van [getuige 1] dat verdachte, na een eerdere ontkenning, tegen hem zou hebben gezegd dat hij de kentekenplaat zou hebben weggenomen, is er geen direct bewijs dat verdachte degene is geweest die dit feit heeft begaan. De rechtbank volgt op dat punt de verklaring van verdachte en acht het feit niet bewezen. Ten aanzien van de onder parketnummer 16/600353-07 onder 3 ten laste gelegde diefstal van meubels en huisraad van [aangever 2] en [aangever 3], ontkent verdachte dat hij goederen heeft gestolen. Wel heeft hij bij de politie verklaard de spullen uit de kamer te hebben gehaald. Verdachte verklaart eveneens bij de politie dat hij het slot van de deur niet heeft vernield en in bezit was van een sleutel van de betreffende kamer. Uit de verklaring van aangeefster [aangever 2] blijkt dat, toen zij op 15 januari 2007 bij de kamer aankwam om spullen op te halen, de kamer was leeggehaald. Vervolgens zag zij dat een aantal van de spullen op de kamer van verdachte stonden en daar in gebruik waren genomen. Ze kreeg de spullen niet mee van verdachte. [aangever 3] bevestigt in zijn verklaring bij de politie de lezing van aangeefster. Ook hij heeft gezien dat verdachte de spullen in gebruik had genomen en dat verdachte verklaarde dat ze de spullen niet meekregen. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich de meubels en huisraad wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het onderdeel van de tenlastelegging dat verdachte het slot van de deur zou hebben vernield, acht de rechtbank op grond van het feit dat verdachte in bezit was van een sleutel van de kamer, niet bewezen. Ten aanzien van de onder parketnummer 16/600984-07 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft vanuit het Huis van Bewaring in Arnhem aangeefster [aangever 1] en de leider van het politie-onderzoek, mevrouw [aangever 4] , bedreigd. Verdachte heeft bekend ter terechtzitting van 10 december 2007 deze feiten gepleegd te hebben. Van de feiten is door beide personen aangifte gedaan.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 16/600353-07 onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigende bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/600353-07 onder 1, 3 en 4 en onder parketnummer 16/600984-07 onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de volgende wijze dat:
Parketnummer 16/600353-07 feit 1
hij op 24 januari 2007 te Montfoort en IJsselstein, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk per telefoon voornoemde [aangever 1] dreigend de woorden toegevoegd:
"je hoeft niet naar buiten te komen, ik heb een mes op zak, en als je naar buiten komt steek ik je dood";
Parketnummer 16/600353-07 feit 3
hij in de periode van 16 november 2006 tot en met 15 januari 2007 te Benschop, gemeente Lopik, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een afgesloten kamer heeft weggenomen een hoeveelheid meubels en huisraad, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3];
Parketnummer 16/600353-07 feit 4
hij op of omstreeks de periode van 24 januari 2007 tot en met 02 februari 2007 te Montfoort, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1],
met het oogmerk die [aangever 1], vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
telkens contact gezocht met die [aangever 1] door haar een kaart te sturen en door haar te bellen en door haar SMS-berichten te sturen en door haar voicemail in te spreken
(telkens met berichten met een dreigende en beledigende toon);
Parketnummer 16/600984-07 feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 23 juni 2007 tot en met 29 augustus 2007 te Montfoort en Arnhem, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] (al dan niet door het achterlaten van berichten op haar voicemail en haar antwoordapparaat) dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je en allebei je kinderen ook" en "Ik zou de 27e maar niet in de rechtbank
komen, want anders krijg je een kogel door je kop, je wordt echt vermoord' en "We kill you bitch" en "Binnen veertien dagen wordt je jongste dochter ontvoerd, verkracht en vermoord, en jij bent je leven ook niet zeker" en "Had je niet gedacht he, […] in vrijheid, nou moet je vierentwintig uur oppassen";
Parketnummer 16/600984-07 feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 24 oktober 2007 tot en met 25 oktober 2007 te Arnhem en te Leersum, [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 4] (middels het telkens inspreken van de voicemail van haar mobiele telefoon) dreigend de woorden toegevoegd :"Zo [aangever 4], even het volgende, voor jou is ook al een kogel besteld, een 45 mm en een 9mm. Ik weet alles van je. Ook jij en ook mevrouw [aangever 1] gaan er allebei aan, vieze kankerhoer, en kom nooit bij mij in de buurt" en "Ik maak je kapot, je wordt geliquideerd";
Parketnummer 16/600984-07 feit 3
hij op 25 oktober 2007 te Arnhem en Montfoort, [aangever 1] en [aangever 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 1] en [aangever 4] (middels het inspreken van de voicemail van die [aangever 1]) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij bent bijna dood en alles wat je dierbaar is ook, zoals je kinderen, je ouders, je zuster, je broer en zelfs die blonde smeris die bij jou op bezoek is geweest. Doeg kankerhoer, nog een paar daagjes en dan ben je er geweest. Geen kerst, geen oud en nieuw, niks".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van parketnummer 16/600353-07 feit 1, parketnummer 16/600984-07 feit 1, 2 en 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. Ten aanzien van parketnummer 16/600353-07 feit 3: Diefstal. Ten aanzien van parketnummer 16/600353-07 feit 4: Belaging.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op verschillende momenten zich bedreigend uitgelaten tegenover zijn ex- vriendin in niet mis te verstane bewoordingen en hij heeft haar, kort na de beëindiging van de relatie, stelselmatig lastiggevallen. Nadien heeft verdachte, terwijl hij gedetineerd zat op verdenking van die bedreigingen, haar en de leider van het politieonderzoek bedreigd.
Kennelijk reageert verdachte zijn boosheid op deze wijze af op het moment dat zaken niet lopen zoals hij wenst. Hij geeft zich daarbij geen enkele rekenschap van de gevoelens van de slachtoffers. Dit blijkt ook uit de diefstal van meubels en huisraad op het moment dat hij een openstaande vordering niet geïnd krijgt.
Verdachte heeft door de bedreigingen en de belaging inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid en de persoonlijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank neemt verdachte dit gedrag kwalijk.
Door het wegnemen van de goederen brengt verdachte ongemak en financiële schade toe aan de eigenaar en/of diens verzekeraar(s).
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 4 september 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder diverse malen is veroordeeld ter zake van – kort gezegd – bedreiging, belaging en diefstal. Daarbij zijn aan verdachte lange gevangenisstraffen opgelegd. Laatstelijk is verdachte veroordeeld op 9 april 2007 ter zake van verkrachting en poging tot zware mishandeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 23 mei 2007 met aanvulling d.d. 22 augustus 2007, opgemaakt door D.J. Suurland, reclasseringswerker;
- een brief d.d. 6 december 2007 van Reclassering Nederland van de heer D.J. Suurland, reclasseringswerker;
- een brief d.d. 11 februari 2008 van Reclassering Nederland van de heer D.J. Suurland, reclasseringswerker;
- een tweetal omtrent verdachte opgemaakt psychologische rapportages van respectievelijk 25 mei 2007 en 12 november 2007 van drs. H. Scharft, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 15 november 2007 van drs. H.A. Gerritsen, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 16/600353-07 onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 16/600984-07 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de verdachte ter zake van het onder parketnummer 16/600353-07 onder 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken en naar het oordeel van de rechtbank met deze straf kan worden volstaan.
Motivering van de op te leggen maatregel
Met betrekking tot een op te leggen maatregel, zoals door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsman namens de verdachte in onvoorwaardelijke zin is bestreden, overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank overweegt dat enkel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in het geval van verdachte onverantwoord zou zijn naar de slachtoffers en de maatschappij.
De verdachte beaamt ter terechtzitting dat hij hulp nodig heeft met betrekking tot zijn impulsiviteit en agressie en dat hij bereid is tot een klinische opname, ook als dit in het kader van een terbeschikkingstelling in voorwaardelijke zin zou moeten zijn.
Uit voornoemd reclasseringsrapport d.d. 23 mei 2007 blijkt dat verdachte in februari 2001 een verplicht reclasseringscontact opgelegd heeft gekregen, ook als dat inhield een behandeling bij De Waag. Verdachte is in augustus 2001 gestopt met de behandeling bij De Waag. Volgens De Waag was er bij verdachte geen sprake van enige motivatie tot behandeling en het ontbrak hem aan probleeminzicht. Daar komt bij dat De Waag vraagtekens plaatste bij een soortgelijke behandeling in de toekomst.
In augustus 2005 is verdachte opnieuw doorverwezen naar De Waag, maar na het intakegesprek dat positief was verlopen, is verdachte niet op de dagbehandeling verschenen.
In het reclasseringsrapport d.d. 23 mei 2007 stelt verdachte zich op het standpunt dat behandeling in een ambulante vorm niet zal voorkomen dat hij zich zal onttrekken aan deze behandeling. Verdachte zou, zo blijkt hij tegen de reclasseringsrapporteur te hebben gezegd, niet van de alcohol af kunnen blijven wanneer ambulante behandeling volgt waardoor hij zal gaan verzuimen met alle gevolgen van dien.
Gelet op voornoemde hulpverleningstrajecten en het standpunt van verdachte daaromtrent, is de rechtbank reeds op grond hiervan van oordeel dat een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel geen enkel zicht biedt op een positief hulpverleningstraject.
Uit voornoemd psychologische rapportage en de aanvulling daarop van drs. H. Scharft blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholmisbruik en aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een verband tussen het tenlastegelegde met de borderline persoonlijkheidsstoornis ligt voor de hand. Deze stoornis kan namelijk hevige emoties met zich meebrengen in relaties en relatiebreuken. Verdachte is zich in een dergelijk geval wel bewust geweest van het strafwaardige van zijn gedrag, maar heeft zijn wil slechts ten dele omtrent dit inzicht kunnen bepalen.
Verdachte heeft een beperkte frustratietolerantie, beperkt ontwikkelde gewetensfuncties, is impulsief en geneigd tot onverantwoordelijk gedrag en is niet in staat tot het aangaan van stabiele relaties. In nuchtere toestand toont hij nog wel enige controle over zijn impulsen. Onder invloed van alcohol is de controle over zijn impulsen verder verminderd, hetgeen een verhoogd recidivegevaar met zich meebrengt. Ook het ontbreken van stabiele leefomstandigheden brengt een verhoging van het recidiverisico met zich mee.
In het rapport d.d. 25 mei 2007 adviseert de deskundige nog het opleggen van een bijzondere voorwaarde, maar, na kennisneming van het onder parketnummer 16/600984-07 onder 1 tenlastegelegde adviseert de deskundige d.d. 12 november 2007 een klinische opname in een forensisch psychiatrische setting, teneinde hem te leren beter om te gaan met zijn persoonlijkheidsproblematiek en hem van daaruit te resocialiseren. Vanuit behandeloogpunt verdient hierbij het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden de voorkeur boven het kader van een bijzondere voorwaarde.
Uit voornoemde psychiatrische rapportage van drs. H.A. Gerritsen blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholmisbruik en een dysthyme stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Volgens de psychiater bestaat er een evidente relatie tussen het tenlastegelegde (parketnummer 16/600984-07 feit 1) en de psychopathologie. Verdachte voelde zich zo in de steek gelaten door zijn ex en was zo woedend dat hij haar en haar kinderen verbaal met de dood bedreigde samenhangend met de antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en de borderline persoonlijkheidsstoornis.
Gezien voornoemde psychopathologie, zijn strafblad met eerdere mishandelingen en zijn eigen oordeel niets meer in het leven te verliezen te hebben, maakt de kans op herhaling van het tenlastegelegde en op andere delicten groot tot zeer groot. Er moet serieus rekening worden gehouden met (een) gewelddadige actie(s) richting het slachtoffer als betrokkene zou worden vrijgelaten.
De enige manier om het recidiverisico proportioneel te verminderen is door verdachte intensief klinisch te behandelen. Deze behandeling moet minimaal gericht zijn op de agressiviteit en impulsiviteit evenals de sterke jaloezie en achterdocht in intieme relaties. Eveneens moet er tijdens de behandeling aandacht uitgaan naar het alcoholmisbruik.
Gezien de sterke neiging van verdachte om impulsief en agressief te reageren, passende bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en de borderline persoonlijkheidsstoornis, is het opleggen van een maatregel het meest wenselijk. Hierbij kan in eerste instantie gedacht worden aan een TBS met voorwaarden. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt dan adviseert de psychiater aan de rechtbank om verdachte de maatregel TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
Uit de aanvullende rapportage van de reclassering d.d. 22 augustus 2007 blijkt dat plaatsing in de Piet Roordakliniek destijds niet mogelijk was. Volgens de heer Roosjen, coördinator forensische zorg, dient op basis van het benodigde zorg- en beveiligingsniveau, gezocht te worden naar een sterk gestructureerde omgeving binnen een beveiligde setting. De FPK te Assen was niet bereid verdachte in behandeling te nemen, omdat verdachte onvoldoende gemotiveerd zou zijn, onvoldoende lijdensdruk zou hebben en omdat getwijfeld werd over de hoogte van zijn IQ. Daarnaast ontkende verdachte de ten laste gelegde feiten op dat moment.
Op 10 december 2007 heeft de meervoudige kamer opdracht gegeven aan de officier van justitie om door de reclassering een aanvullende rapportage te laten opmaken waarin aandacht werd besteed aan de mogelijkheid van TBS met voorwaarden, klinische behandeling en opname in het kader van een bijzondere voorwaarde en de mogelijkheid van TBS met dwangverpleging.
De reclassering heeft d.d. 11 februari 2008 gerapporteerd dat FPK Assen, ondanks het gegeven dat verdachte ter terechtzitting van 10 december 2007 heeft bekend zijn ex-vriendin te hebben bedreigd, ook toen onvoldoende gronden aanwezig acht voor een opname aldaar. De reclassering ziet derhalve geen mogelijkheden om verdachte klinisch te laten opnemen.
Ter terechtzitting van 31 maart 2008 heeft de officier van justitie aangegeven dat zij telefonisch contact heeft opgenomen met de heer Roosjen om te informeren waarom verdachte niet kan worden opgenomen in FPK Assen. Daaruit kwam nogmaals naar voren dat, gelet op de persoonlijkheid van verdachte, FPK Assen de enige optie voor verdachte is, omdat daar de zorgkant, de behandelkant en het juiste beveiligingsniveau kan worden geboden. Met betrekking het feit dat verdachte niet in FPK Assen kan worden geplaatst, verwees de heer Roosjen naar het reclasseringsrapport d.d. 22 augustus 2007. De conclusie is derhalve dat nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om verdachte klinisch te laten opnemen, de mogelijkheden met betrekking tot een bijzondere voorwaarde en een TBS met voorwaarden zijn uitgeput en derhalve niet haalbaar zijn.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank voorts dat verdachte wordt veroordeeld voor misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan 4 jaar is gesteld.
De rechtbank acht het risico aanmerkelijk dat verdachte zonder behandeling opnieuw strafbare feiten zal begaan waardoor de geestelijke en lichamelijk integriteit van anderen ernstig geschaad wordt of kan worden. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte op 12 oktober 2007, dus op een moment dat hij al maanden gedetineerd zat, tegen de psychiater Gerritsen heeft gezegd dat hij aangeefster [aangever 1] dood gaat maken. De rechtbank vindt dit zeer verontrustend. Gezien de onmogelijkheid om verdachte ambulant te behandelen dan wel in het kader van TBS met voorwaarden elders te plaatsen, gelast de rechtbank dat de verdachte, na afloop van zijn gevangenisstraf, in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling, gedwongen zal worden verpleegd.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder parketnummer 16/600854-07 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, te weten een bedrag van € 500,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder parketnummer 16/600984-07 onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,00.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 285, 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/600353-07 onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/600353-07 onder 1, 3 en 4 en onder parketnummer 16/600984-07 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 1 (EEN) JAAR.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 500,00 (zegge vijfhonderd euro en nul eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 500,00 (zegge vijfhonderd euro en nul eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.K.J. van den Boom, voorzitter, A.M.M.E. Doekes en Y.A.T. Kruyer, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2008.