ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1983

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
226736/ FA RK 07-1063
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenverzoeken en duurzame ontwrichting huwelijk

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 21 mei 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen partijen, die op 15 februari 2005 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd zijn. De man, die de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken, stellende dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw, die zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft in haar verweerschrift aangegeven dat zij in beginsel geen echtscheiding wil, maar zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2007 heeft de vrouw verklaard dat er spanningen zijn geweest in de relatie, maar dat zij en de man hebben besloten de relatie weer op te bouwen. De man is niet verschenen en zijn procureur heeft aangegeven dat er sinds april 2007 geen contact meer is geweest met de man, maar dat hij veronderstelt dat het verzoek tot echtscheiding wordt gehandhaafd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er spanningen in de relatie zijn geweest, maar dat de vrouw voldoende heeft onderbouwd dat de man geen echtscheiding meer wenst. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die wijzen op een duurzame ontwrichting van het huwelijk. Het verzoek van de man om de echtscheiding uit te spreken is dan ook afgewezen. De rechtbank beschouwt het verzoek van de vrouw tot echtscheiding als ingetrokken, gezien de omstandigheden en verklaringen van beide partijen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 226736 / FA RK 07-1063
echtscheiding met nevenverzoeken
Beschikking van 21 mei 2008
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen “de man”,
procureur mr. B. van Nimwegen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
hierna te noemen “de vrouw”,
procureur mr. J. van Andel.
1. Het verdere verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift, het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, het verweerschrift op het zelfstandig verzoek en nadien ingekomen stukken.
Ter gelegenheid van de behandeling van de zaak op 29 november 2007 heeft de rechtbank de zaak aangehouden, teneinde de procureur van de man in gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of de man zijn verzoek tot echtscheiding handhaaft dan wel intrekt.
De rechtbank heeft kennis genomen van nadien binnengekomen stukken.
2. Vaststaande feiten
- Partijen zijn op 15 februari 2005 te [woonplaats] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit.
- Uit het huwelijk van partijen zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
[kind 1], geboren op 7 september 2006 te [geboorteplaats];
[kind 2], geboren op 28 augustus 2007.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. De man heeft bij een op 21 februari 2007 ingekomen verzoekschrift verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken en heeft daartoe in zijn verzoekschrift gesteld dat het huwelijk tussen partijen duurzaam is ontwricht. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat de vrouw sinds het feitelijk verbreken van de samenleving van partijen medio juli 2005 alleen in de echtelijke (huur)woning te [woonplaats] woont en dat hij zelf in [andere woonplaats] verblijft.
3.2. De vrouw heeft bij verweerschrift van 23 mei 2007 aangegeven dat zij in beginsel geen echtscheiding wil, maar zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank voor het geval de man zijn echtscheidingsverzoek wil doorzetten. Desondanks heeft zij in het petitum van het verweerschrift tevens zelfstandig verzocht de echtscheiding te spreken.
3.3. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de verzoeken, op 29 november 2007, heeft de vrouw verklaard dat er tussen haar en de man geruime tijd spanningen zijn geweest, dat om die reden de samenwoning tijdelijk verbroken is geweest, maar dat zij beiden hebben besloten de relatie weer op te bouwen. De vrouw heeft ter zitting tevens verklaard dat de man op dat moment al weer drie maanden met haar in de echtelijke woning woont en dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij geen echtscheiding meer wil. Zij heeft tevens aangegeven dat ook zij geen echtscheiding wenst.
3.4. De man is niet ter terechtzitting verschenen. Zijn procureur heeft ter zitting aan de rechtbank meegedeeld dat er sinds april 2007 geen contact meer is geweest tussen hem en de man, maar dat er vooralsnog van moet worden uitgegaan dat het verzoek tot echtscheiding wordt gehandhaafd. De rechtbank heeft vervolgens besloten de man in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of hij zijn verzoek tot echtscheiding al dan niet handhaaft en heeft de zaak aangehouden.
3.5. De procureur van de man heeft vervolgens bij faxbericht van 5 maart 2008 aan de rechtbank bericht dat hij tevergeefs heeft getracht om met de man in contact te komen maar dat hij er bij afwezigheid van een andersluidend bericht van uitgaat dat de man zijn verzoek tot echtscheiding handhaaft. Hij heeft de rechtbank verzocht een beschikking te geven, maar daarbij tevens aangegeven dat hij in ieder geval niet zal overgaan tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, tenzij zijn cliënt daar alsnog uitdrukkelijk om zal verzoeken.
3.6. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de stellingen van beide partijen als vaststaand worden aangenomen dat er spanningen zijn geweest in de relatie tussen partijen en dat de samenwoning in verband daarmee verbroken is geweest. De verklaring van de vrouw dat partijen de samenwoning daarna hebben hervat en dat zij beiden besloten hebben de relatie weer op te bouwen is echter onweersproken gebleven. Hetzelfde geldt voor haar verklaring dat de man tegen haar heeft gezegd dat hij geen echtscheiding meer wil. Met deze verklaringen heeft de vrouw haar betwisting van de duurzame ontwrichting van het huwelijk voldoende onderbouwd. Het had gezien de gemotiveerde betwisting van de vrouw op de weg van de man gelegen feiten en omstandigheden te stellen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat wel sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk van partijen. In ieder geval had van hem verwacht mogen worden dat hij uitdrukkelijk had gepersisteerd bij zijn verzoek om echtscheiding. De man heeft dit nagelaten hoewel hij daartoe alsnog in de gelegenheid is gesteld. Het bericht van de procureur van de man dat hij aanneemt dat de man zijn verzoek tot echtscheiding handhaaft acht de rechtbank onvoldoende, gezien het ontbreken van contact tussen de man en zijn procureur en de toevoeging van de procureur dat hij de echtscheidingsbeschikking niet zal laten inschrijven zonder uitdrukkelijk verzoek van de man. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat onvoldoende is komen vast te staan dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht en zal het verzoek van de man dan ook afwijzen. Het door de vrouw ingediende verzoek tot echtscheiding zal de rechtbank als ingetrokken beschouwen.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank wijst af het verzoek van de man om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Crompvoets, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2008.