ECLI:NL:RBUTR:2008:BD4381
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- H.J. Schepen
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting amateurvoetballer na positieve dopingcontrole en de rol van haartest als tegenbewijs
In deze zaak heeft een amateurvoetballer, aangeduid als [X], een dopingcontrole ondergaan na een wedstrijd op 25 maart 2007, waarbij in zijn urinemonsters de stof amfetamine werd aangetroffen. De tuchtcommissie van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) heeft de voetballer voor twee jaar uitgesloten van deelname aan competitiewedstrijden. De voetballer heeft betoogd dat een haartest, uitgevoerd in opdracht van hem, aantoont dat hij geen doping heeft gebruikt en dat de tuchtcommissie dit bewijs ten onrechte heeft genegeerd. De voorzieningenrechter heeft deze stelling verworpen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de haartest betrouwbaar was en de tuchtcommissie zich aan de geldende regels heeft gehouden.
De procedure begon met een dagvaarding op 7 mei 2008, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 juni 2008. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de tuchtcommissie en de commissie van beroep van de KNVB in redelijkheid tot hun beslissing konden komen, en dat de uitslag van het urineonderzoek als bindend moet worden beschouwd. De voetballer heeft niet kunnen aantonen dat de tuchtcommissie onzorgvuldig heeft gehandeld of dat er sprake was van een gebrek aan onafhankelijkheid in de besluitvorming.
De vordering van [X] om de schorsing op te schorten werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van dopingreglementen en de rol van bewijsvoering in tuchtrechtelijke procedures binnen de sport.