ECLI:NL:RBUTR:2008:BD6794

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711853-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Krol
  • I. Bruna
  • J. Schwillens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en ontucht met minderjarigen, veroordeling tot gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 2 juli 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1947, die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en ontucht met minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 juli 2007, samen met medeverdachten, een minderjarig meisje, [slachtoffer B], heeft meegenomen vanuit Roemenië naar Nederland met het doel haar te dwingen tot seksuele handelingen. Daarnaast heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zowel [slachtoffer B] als zijn eigen dochter, [slachtoffer A], die op het moment van de feiten respectievelijk 10-11 en 5-6 jaar oud waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met de bijkomende maatregel van tbs met dwangverpleging, gezien het grote recidivegevaar en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan pedofilie en een bipolaire stoornis, en heeft geconcludeerd dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer B], is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 3500,-- heeft vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/711853-07
Datum uitspraak: 2 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren [1947],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, te Nieuwegein.
Raadsman: mr. W.G.L. Burgers.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2008.
De aanleiding tot de strafzaak
Naar aanleiding van een aantal meldingen die door de broer van verdachte werden gedaan, heeft de politie een onderzoek ingesteld naar de verdachte alsmede naar de medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B]. Deze meldingen hielden in dat zijn broer, [verdachte], zich de laatste tijd weer bezig hield met minderjarige meisjes en jongens uit Roemenië en dat [verdachte] eind mei 2007 uit Roemenië een minderjarig meisje mee naar zijn huis had genomen. Het was de wijkagent ambtshalve bekend dat [verdachte] bekend staat als zedendelinquent en dat zijn voorkeur uitgaat naar 10 -14 jarigen. Op 1 juli 2007 is de politie naar de woning van [verdachte] aan [adres] gegaan. Er werd opengedaan door de ambtshalve bekende mevrouw [echtgenote verdachte], echtgenote van verdachte. In deze woning werden twee minderjarige meisjes aangetroffen: één is de dochter van [echtgenote verdachte], [slachtoffer A]. Het andere meisje bleek [slachtoffer B] te heten. Dit meisje bleek de Nederlandse taal niet machtig. [echtgenote verdachte] verklaarde dat het een voor haar onbekend meisje was. Het minderjarige meisje is door de politie meegenomen. [echtgenote verdachte] spreekt vervolgens in haar verklaring over een [medeverdachte A] uit [woonplaats] en [medeverdachte B] uit [woonplaats]. Door de bedoelde broer van verdachte worden de persoons- en adresgegevens van deze medeverdachten later aan de politie doorgegeven.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is omschreven in de vordering nadere omschrijving ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering, zoals deze op vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 18 juni 2008 is toegestaan. Een kopie van die vordering nadere omschrijving ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft in haar requisitoir aangegeven dat zij op basis van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 juni 2008 inzake feit 3 primair het binnendringen van de vagina niet bewezen acht. De raadsman heeft zich bij die conclusie aangesloten. Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken, nu de verklaring van [slachtoffer A] op dit punt onvoldoende ondersteund wordt door de andere bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van het deel van de tenlastelegging dat betrekking heeft op het wegnemen van het paspoort. Volgens de raadsman gaat het hoogstens om een kopie van het paspoort.
Feit 2 en feit 3 onder subsidiair kunnen naar het oordeel van de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden.
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie wijkt ten aanzien van het innemen van het paspoort af van dat van de raadsman. Zij verwijst in dat verband naar de verklaring van [slachtoffer B].
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het paspoort van [slachtoffer B] heeft ingenomen. De rechtbank heeft daarvoor anders dan alleen haar eigen verklaring, geen ondersteunend bewijs in het dossier aangetroffen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld.
1.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 juli 2007 te
Utrecht en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Roemenië,
[slachtoffer B] (geboren op [1995]) heeft
medegenomen, met het oogmerk die [slachtoffer B] in een ander land ertoe
te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
en/
[slachtoffer B] (geboren op [1995]) ertoe heeft gebracht zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer B] enige
handeling heeft ondernomen, waarvan hij wist
dat die [slachtoffer B] zich daardoor beschikbaar zou
stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer B] de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt,
en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen
van [slachtoffer B] (geboren op [1995]) met of voor een derde tegen
betaling, terwijl die [slachtoffer B] de leeftijd van achttien jaren nog niet had
bereikt,
immers heeftverdachte
- die [slachtoffer B] vanuit Roemenië naar Nederland gebracht/meegenomen, en
- die [slachtoffer B] naar een woning in Utrecht eneen woning in Rotterdam
gebracht, waar met die [slachtoffer B] door [medeverdachte A] of door [medeverdachte B]
sexuele handelingen werden verricht, waarvoor die [medeverdachte A] of die [medeverdachte B]
verdachte geld betaalden,
terwijl die [slachtoffer B] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
2.
hij op tijdstip in de periode van 1 januari 2006
tot en met 1 juli 2007 te Utrecht en/of te Rotterdam
meermalen,
tezamen en in vereniging met een ander,
met [slachtoffer B], geboren op [1995], die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande in het meermalen ontuchtig
- betasten van die [slachtoffer B], en/of
- vingeren van die [slachtoffer B], en/of
- likken aan en/of betasten en/of kussen van de vagina van die [slachtoffer B], en/of
- zich aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer B];
3.
Subsidiair
hij op tijdstip in de periode van 1 april 2006
tot en met 1 juli 2007 te Utrecht en te Rotterdam
meermalen
tezamen en in vereniging met een ander,
(telkens) met [slachtoffer A], geboren op [2001], die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande in het meermalen ontuchtig
- kussen van de hals of de borst of de buik
van die [slachtoffer A], of
- kussen of likken van de vagina van die [slachtoffer A] of
- laten betasten/vastpakken van zijn/hun penis door die [slachtoffer A], of
- aftrekken in het bijzijn van die [slachtoffer A];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht bovenstaande feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- een in wettelijke vorm opgemaakte verklaring d.d. 7 februari 2008 van [slachtoffer B], p.592 t/m p.597 van het einddossier (= PL0981/07-015819H).
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2007 met als bijlage een kopie van het paspoort van [slachtoffer B], p.195 t/m 197 van het einddossier.
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2007 inhoudende de aangifte van [echtgenote verdachte], P. 457 en 458 van het einddossier.
- een studioverhoor met [slachtoffer A], pagina 419 van het einddossier.
- een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 22 november 2007, Pagina 769 van het einddossier.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 juni 2008 onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Ik heb georganiseerd dat [slachtoffer B] naar Nederland kwam. Ze is in Utrecht gebleven. Ik wilde geld hebben voor Roemenië en toen heb ik haar meegenomen naar [medeverdachte B] in Utrecht en [medeverdachte A] in Rotterdam. Het klopt dat zij geld hebben betaald voor seksuele handelingen met [slachtoffer B]. Ik wist van tevoren dat er seksuele handelingen zouden plaatsvinden. Het zal wel kloppen dat ik [slachtoffer B] heb meegenomen naar [medeverdachte A] om hem aan zijn trekken te laten komen voor zijn verjaardag. Het is er wel een paar keer van gekomen dat [slachtoffer B] [medeverdachte A] geriefde. [slachtoffer A] is mijn dochter. Ze was vijf à zes jaar oud. Het klopt dat we naakt rondliepen bij [medeverdachte B] thuis. Er is gelikt aan hun geslachtdelen. Er is ook gestreeld. Een en ander heeft zich op verschillende tijdstippen afgespeeld. Ik ben ook met beide meisjes naar [medeverdachte A] geweest. Ook dan werd er naakt rondgelopen. Ook dan werd er gestreeld en gelikt aan de vagina. Ik kreeg er geld voor.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
t.a.v. feit 1:
Mensenhandel
t.a.v. feit 2 en feit 3 subsidiair:
Medeplegen van het met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat het ad informandum gevoegde strafbare feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
Nu verdachte dat feit heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met 1 ad informandum gevoegd feit, te weten:
Bezit kinderporno, gepleegd te Utrecht in de periode van 9 juli 2007 tot en met 3 november 2007. (11 banden), foto’s en fotovellen.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De slachtoffers in deze zaak zijn twee jonge meisjes: [slachtoffer B], een Roemeens meisje dat door
verdachte naar Nederland is gehaald en ter beschikking is gesteld aan de andere verdachten om haar te misbruiken. In ruil hiervoor ontving verdachte geld. Aan medeverdachte [medeverdachte A] werd het meisje ook als verjaardagscadeau aangeboden. Ook verdachte misbruikte het
meisje zelf. [slachtoffer B] was toen tussen de 10 en 11 jaar oud. Het andere meisje is [slachtoffer A], de dochter van verdachte. Ook zij is door de verdachten seksueel misbruikt. Tijdens de feiten was zij pas tussen de 5 en 6 jaar oud. Van beide meisjes werden naaktfoto’s gemaakt, net als van vele andere kinderen. Foto’s die niet allemaal als pornografisch te kwalificeren zijn, maar een andere lading krijgen als je weet wie ze heeft gemaakt en met welk doel.
De wensen en de lichamelijke integriteit van beide meisjes zijn volledig ondergeschikt
gemaakt aan de lustgevoelens van deze verdachten. Onder het mom van kunst, kinderliefde en liefdadigheid zijn zij meermalen seksueel misbruikt en zijn zij gefotografeerd.
Verdachte heeft zowel [slachtoffer B] als zijn dochter onder druk gezet om zich te onderwerpen aan het misbruik. [slachtoffer A] mocht er van haar vader niet over praten; dan zou haar vader problemen krijgen .
De gevolgen voor deze meisjes op korte en lange termijn laten zich raden en zijn bekend: zij
zijn voor de rest van hun leven beschadigd. [slachtoffer A] is door oudere mannen, waaronder haar eigen vader, seksueel misbruikt op zeer jonge leeftijd. Haar jeugd is haar in feite ontnomen door haar vader, die ze vertrouwde en van wie ze bescherming mocht verwachten.
De vordering benadeelde partij van [slachtoffer B] spreekt boekdelen. Ze is uit haar vertrouwde omgeving gehaald en in een voor haar vreemd land misbruikt door mannen die veel ouder zijn dan zij. Ze is daardoor zeer angstig geworden, voelt zich onveilig, heeft last van nachtmerries en herbelevingen van het misbruik.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor zedendelicten door de meervoudige kamer voor strafzaken op 25 oktober 2000 en de verklaring van verdachte ter zitting waarin hij erkent dat hij eerder voor soortgelijke feiten 3 jaar vast heeft gezeten in Hongarije, hetgeen ook blijkt uit een Hongaars document dat op 2 januari 2008 door de Justitiële Informatiedienst te Almelo ter beschikking is gesteld.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 19 februari 2008, opgemaakt door mw. A. Balfoort, reclasseringswerker;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 12 juni 2008, opgemaakt door mw. B.K. Keuning, reclasseringswerker;
- een voorgenomen indicatiebesluit voor behandeling d.d. 5 juni 2008 van de F.P.D.A., opgemaakt door J. Schreuder, coördinator indicatiestelling Forensische Psychiatrie NIFP Amsterdam, getekend door E.P.K. Sikkens, psychiater NIFP Amsterdam;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 15 februari 2008 van dr. F. Koenraadt, psycholoog, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van pedofilie en een
bipolaire stoornis (dat wil zeggen een manisch-depressieve stoornis) en een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheids-
stoornis.
Ten tijde van het hem ten laste gelegde was betrokkene lijdende aan deze stoornis.
De perversie en seksuele preoccupatie maken deel uit van zijn pedofilie, deze is
gebaseerd op de bipolaire stoornis en de borderline persoonlijkheidsstoornis.
Betrokkene bezat tijdens het begaan van het hem ten laste gelegde wel besef van de ongeoorloofdheid en wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde, maar was bij het
hem ten laste gelegde minder dan de gemiddeld normale mens in staat zijn wil overeenkomstig dat besef te bepalen. Het aan betrokkene ten laste gelegde kan hem derhalve slechts in verminderde mate worden toegerekend.
Op basis van betrokkenes preoccupatie en zijn pedofilie wordt de kans op herhaling stellig groot aanwezig geacht. Betrokkenes obsessie met seksualiteit neemt een centrale rol in zijn dagelijks bestaan in.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, dan is een duurzame behandeling en
begeleiding noodzakelijk om het recidivegevaar afdoende te kunnen keren. Een
behandeling in het kader van een strafrechtelijke maatregel terbeschikkingstelling met
voorwaarden is een daarvoor geëigende mogelijkheid;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 14 februari 2008 van J.M.J.F. Offermans, psychiater, onder meer inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van pedofilie (van het niet exclusieve type) en een bipolaire (= manisch-depressieve) stoornis en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van borderline persoonlijkheids-stoornis met daarnaast afhankelijke en narcistische trekken.
(Zowel) vanuit zijn gecombineerde stoornis is betrokkene bij het ten laste gelegde gekomen tot ernstig (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Niet uit te sluiten valt dat hier ook sociale factoren, zoals het overlijden van zijn zoon door suïcide, van invloed op geweest zijn.
Betrokkene heeft weliswaar de wederrechtelijkheid van zijn handelen kunnen inzien, doch is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid – overeenkomstig een dergelijk besef – te bepalen.
Betrokkene kan als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor de ten laste gelegde feiten. Op grond van de aard en ernst van betrokkenes ziekelijke stoornis en van zijn gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan betrokkene gemakkelijk opnieuw komen tot feiten als de onderhavige ten laste gelegde. Betrokkene is geneigd zijn gedrag te bagatelliseren of te vergoelijken. De aard en ernst van betrokkenes problematiek c.q. stoornis en het grote recidivegevaar maken dat de rapporteur een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf ontoereikend acht. Een maatregel in het kader van een tbs wordt derhalve wenselijk en noodzakelijk geacht. Binnen dit kader kan naar de mening van de rapporteurs volstaan worden met een tbs met voorwaarden, daar betrokkene zich in het verleden, waar het behandeling betrof, goed aan zijn afspraken (zowel betreffende zijn aanwezigheid als de inname van medicatie) gehouden heeft.
Ter terechtzitting d.d. 18 juni 2008 heeft de psychiater Offermans verklaard dat er vrijwel geen sprake is van ziekte-inzicht en dat het recidiverisico groot is. De reden dat de deskundigen desondanks oplegging van TBS met voorwaarden adviseren en niet TBS met dwangverpleging is gelegen in het feit dat men verder is in de ontwikkeling met medicijnen dan in de tijd van de vorige behandeling, onder meer bij de Waag. De deskundigen zijn van mening dat de TBS met dwangverpleging altijd nog opgelegd kan worden als het mis blijkt te gaan.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, en maakt deze tot de hare.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat een TBS met voorwaarden onvoldoende kader en waarborgen biedt dat verdachte niet terugvalt. Het is te riskant. Verdachte is reeds langere tijd onder behandeling geweest en tot een bevredigend resultaat heeft dit niet geleid. Bovendien is verdachte justitieel geen onbeschreven blad ter zake veroordelingen op het gebied van zeden. De maatschappij en met name de kinderen moeten beschermd worden tegen verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 primair wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest met oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging;
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat op dit moment geen TBS met dwangverpleging wordt opgelegd. Tot nu was bij zijn cliënt de bipolaire stoornis nog niet vastgesteld. Een bipolaire stoornis is tegenwoordig vrijwel altijd te genezen. Het recidivegevaar is op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Op het moment dat cliënt inziet dat medicijnen en therapie helpen dan zal hij daaraan trouw blijven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en daarnaast oplegging van een TBS maatregel met dwangverpleging passend en geboden. Een TBS met voorwaarden acht de rechtbank niet afdoende om het grote recidiverisico af te wenden. De rechtbank acht daarbij van belang dat eerdere behandelingen niet zijn geslaagd. Ook is er geen enkel –althans zeer beperkt en situationeel afhankelijk- ziekte-inzicht bij verdachte, hetgeen onder meer blijkt uit de houding van verdachte ter zitting en de verklaring van de psychiater ter zitting. Medicatie is van belang om recidive te voorkomen en om te bewerkstelligen dat verdachte zijn medicatie op de voorgeschreven momenten neemt is ziekte-inzicht vereist. Ten slotte weegt de rechtbank mee dat verdachte documentatie heeft op het gebied van zedendelicten.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] (gemachtigde mr. L.M. Straver)
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 7500,00 wegens immateriële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat het bedrag van € 3500,00 te boven gaat, is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, nu een medische onderbouwing bij de vordering ontbreekt. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank overweegt daartoe dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke feiten psychische en emotionele schade voor langere duur teweeg brengen bij slachtoffers.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 3500,--.
De vordering zal daarom tot voormeld bedrag worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 47, 57, 247, 273 a(oud) en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2 en 3 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 3 jaar (zegge: drie jaar).
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende te Utrecht ten dele toe tot een bedrag van € 3500,-- (zegge vijfendertighonderd euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering voor wat betreft het overige gedeelte van de vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 3500,-- (zegge vijfendertighonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 47 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.R. Krol, I. Bruna en J. Schwillens, bijgestaan door mr. V.H.van der Horst als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juli 2008.