RECHTBANK UTRECHT
NEVENZITTINGSPLAATS ALMELO
Parketnummer: 08/963002-07
STRAFVONNIS
Uitspraak: 11 juli 2008
De rechtbank te Utrecht, zitting houdende te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tegen:
[verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats] op [1975],
wonende te [adres],
terechtstaande - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 03 april 2007 te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in
Nederland en/of Duitsland en/of België en/of Turkije,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21], (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door
misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21] heeft, heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21];
- [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] heeft/hebben mede genomen en/of heeft/hebben aangeworven en/of hebben ontvoerd met het oogmerk die [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
- [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] (telkens) door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21] heeft, heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel door voornoemde middelen enige handeling heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die arbeid en/of diensten;
- (telkens) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21];
- (telkens) die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21] door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie en/of door het geven en/of ontvangen van betalingen en/of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] heeft/hebben gedwongen danwel bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en) van die [vrouw 19] en/of die [vrouw 20] en/of die [vrouw 21] met of voor een derde;
terwijl dat/die feit(en) zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben gehad;
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
(met betrekking tot die [vrouw 19]) (in voornoemde periode)
- met die [vrouw 19] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [vrouw 19] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [vrouw 19] als prostituee laten werken en/of
- voor die [vrouw 19] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [vrouw 19] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [vrouw 19] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [vrouw 19] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden/ in de gaten laten houden en/of
- die [vrouw 19] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of of te dragen en/of
- woonruimte voor die [vrouw 19] geregeld en/of
- die [vrouw 19] de huur van de woonruimte (welk huurcontract op naam van verdachte staat) laten betalen en/of
- die [vrouw 19] één- of meermalen geslagen en/of
- die [vrouw 19] gedreigd te slaan en/of
- die [vrouw 19] gedwongen, althans bewogen, om een tatoeage (met de naam van verdachte) te nemen/laten plaatsen en/of
- die [vrouw 19] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [vrouw 19] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit België naar Nederland en/of die [vrouw 19] vanuit België naar Nederland laten komen teneinde die [vrouw 19] in Nederland als prostituee te laten werken;
(met betrekking tot [vrouw 20]) (in voornoemde periode)
- met die [vrouw 20] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [vrouw 20] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [vrouw 20] als prostituee liet(en) werken en/of
- voor die [vrouw 20] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [vrouw 20] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [vrouw 20] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [vrouw 20] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden/ in de gaten laten houden en/of
- die [vrouw 20] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of of te dragen en/of
- woonruimte voor die [vrouw 20] geregeld en/of
- die [vrouw 20] de huur van de woonruimte (welk huurcontract op naam van verdachte staat) laten betalen en/of
- die [vrouw 20] één- of meermalen geslagen en/of
- die [vrouw 20] gedreigd te slaan en/of
- die [vrouw 20] gedwongen, althans bewogen, om een tatoeage (met de naam van verdachte) te nemen/laten plaatsen en/of
- die [vrouw 20] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [vrouw 20] meegenomen, althans laten meenemen, vanuit België naar Nederland en/of die [vrouw 20] vanuit België naar Nederland laten komen teneinde die [vrouw 20] in Nederland als prostituee te laten werken;
(met betrekking tot die [vrouw 21]) (in voornoemde periode)
- met die [vrouw 21] een liefdesrelatie aangegaan en/of die [vrouw 21] ingepalmd en/of (emotioneel) van hem verdachte en/of zijn mededader(s) afhankelijk gemaakt door / met het geven van veel aandacht en/of het geven van cadeau’s en/of van alles voor haar te betalen en/of
- die [vrouw 21] als prostituee liet(en) werken en/of
- voor die [vrouw 21] een kamer(s) geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [vrouw 21] naar / van haar werkplek gebracht / opgehaald en/of laten brengen en/of laten ophalen en/of
- die [vrouw 21] gedwongen, althans bewogen, om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid en/of bij ziekte te werken in de prostitutie en/of
- die [vrouw 21] tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden als prostituee in de gaten gehouden/ in de gaten laten houden en/of
- die [vrouw 21] gedwongen, althans bewogen, om (een (groot) deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) af te staan en/of of te dragen en/of
- woonruimte voor die [vrouw 21] geregeld en/of
- die [vrouw 21] één- of meermalen geslagen en/of
- die [vrouw 21] gedreigd te slaan en/of
- die [vrouw 21] tegen haar wil vastgehouden in een appartement (in Amstelveen), althans op een plek, zonder dat zij uit vrije wil uit dat appartement / van die plek weg kon en/of
- die [vrouw 21] gezegd dat zij 30.000 Euro moest betalen, althans een (fors) geldbedrag, aan hem verdachte en/of zijn mededader(s) als zij uit de prostitutie wilde en/of
- die [vrouw 21] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [vrouw 21] meegenomen, althans laten meenemen en/of (laten) ontvoeren, vanuit België naar Nederland en/of die [vrouw 21] vanuit België naar Nederland laten komen teneinde die [vrouw 21] in Nederland als prostituee te laten werken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 03 april 2007 in de gemeente Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- aan [vrouw 19] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel , te weten (ondermeer) drie gebroken ribben heeft
toegebracht, door deze [vrouw 19] een of meermalen te slaan en/of te schoppen en/of
- aan [vrouw 19] en/of [vrouw 20], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een tatoeage (met de naam van verdachte) heeft toegebracht, door deze [vrouw 19] en [vrouw 20] te dwingen / bewegen een tatoeage (met de naam van verdachte) te nemen/laten plaatsen.
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 03 april 2007 in de gemeente Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Den Haag en/of te Alkmaar en/of elders in Nederland en/of Duitsland en/of België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] één of meermalen heeft / hebben geslagen, tengevolge waarvan die [vrouw 19] en/of [vrouw 20] en/of [vrouw 21] enig letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 07 april 2007 in de gemeente Utrecht en/of Amsterdam en/of Alkmaar en/of (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit verdachte en/of een of meer van de volgende personen [verdachte 1] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte A] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte B] en/of [verdachte C] en/of [verdachte D] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte E] en/of [verdachte 6] en/of [verdachte F] en/of een of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 250a Wetboek van Strafrecht(oud) en/of 273a Wetboek van Strafrecht (oud) en/of 273 f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het seksueel uitbuiten van vrouwen (prostituees);
- (zware) mishandeling, als bedoeld in artikel 300 en/of 302 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die zware mishandeling onder ander bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen van (meerdere) personen (prostituees en/of klanten van prostituees en/of pooiers) en/of het laten uitvoeren van borstvergrotingen en/of laten aanbrengen van tatoeages;
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het voorhanden hebben van steek- en/of vuurwapens);
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/bedreiging met zware mishandeling als bedoeld in artikel 285 Wetboek van Strafrecht (onder andere het bedreigen van prostituees en/of klanten van prostituees);
- afpersing als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht (onder andere het afhandig maken van geld van prostituees).
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
1.1 Bevoegdheid rechtbank
Ten aanzien van haar relatieve bevoegdheid overweegt de rechtbank het volgende.
De onderhavige zaak is bij dagvaarding aangebracht bij de rechtbank Utrecht, zitting houdende te Almelo. In de dagvaarding is onder andere als pleegplaats opgenomen: “Utrecht”.
Op grond van artikel 2 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering komt de rechtbank Utrecht als “die binnen welker rechtsgebied het feit is begaan” bevoegdheid toe.
De rechtbank kan in het midden laten of in het verleden in het onderzoek Sneep of daarmee al dan niet samenhangende onderzoeken tapmachtigingen zijn afgegeven door de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam of de rechter-commissaris in de rechtbank Groningen. Ook indien dit het geval mocht zijn en indien het verlenen van deze machtigingen als een daad waarmee vervolging is aangevangen zou moeten worden aangemerkt, stelt dit niet de bevoegdheid van de rechtbank Utrecht terzijde. Immers is in dat geval op grond van lid 2 van vorenbedoeld artikel uitsluitend bevoegd de rechtbank die in de rangschikking van lid 1 eerder is geplaatst, zijnde die van de pleegplaats. Dat de bevoegdheid van Rotterdam of Groningen in het verleden uit de pleegplaats is afgeleid is niet gebleken, zodat van rechtbanken welke in rangschikking dezelfde plaats innemen geen sprake is en de vraag bij welke rechtbank de vervolging het eerste is aangevangen onbesproken kan worden gelaten.
1.2. Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De raadsman heeft geconcludeerd dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 1 van de tenlastelegging betreffende [vrouw 21] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de verdachte niet de Nederlandse nationaliteit heeft en de rechtbank geen rechtsmacht toekomt ten aanzien van de onderdelen van feit 1 die in het buitenland hebben plaatsgevonden.
De rechtbank deelt die mening niet. Op grond van artikel 2 Sr is de Nederlandse strafwet van toepassing op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Verdachte wordt onder feit 1 mensenhandel verweten, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank, voor zover betrekking hebbend op één en het hetzelfde slachtoffer, beschouwd dient te worden als één voortdurend delict, dat wordt gerealiseerd door een samenstel van handelingen op verschillende plaatsen. Ten aanzien van [vrouw 21] worden de verdachte in het kader van mensenhandel verschillende uitvoeringshandelingen verweten die zowel in Nederland als in België hebben plaatsgevonden. Indien naast in, ook buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden als plaats waar het strafbare feit is gepleegd, is op grond van voornoemd wetsartikel vervolging van dat strafbare feit in Nederland mogelijk, ook ten aanzien van de van het strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van de afzonderlijk onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [vrouw 21] stelt de rechtbank vast dat dit verwijt betrekking heeft op een afzonderlijk delict waarvan uitvoeringshandelingen uitsluitend in België hebben plaatsgevonden.
Aan de rechtbank komt daarvoor geen rechtsmacht toe, zodat de officier van justitie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging van feit 3, voor zover dit betrekking heeft op [vrouw 21].
1.2.2 Beginselen behoorlijke procesorde
Aan het dossier is een groot aantal, volgens de officier van justitie ongeveer 85.000, tapgesprekken toegevoegd. De schriftelijke en/of audioweergave daarvan staat op ruim 80 DVD’s/CD-roms. Niet alle tapgesprekken zijn hierop weergegeven. Met name de gesprekken uit het Caravan onderzoek ontbreken. Een deel van deze tapgesprekken is letterlijk, een deel slechts als samenvatting op papier gezet. Bovendien zijn sommige samenvattingen of uitgewerkte gesprekken in de loop van het (opsporings)onderzoek herbeluisterd en alsnog integraal schriftelijk aan het dossier toegevoegd (ordners 59 en 60, overgelegd na requisitoir).
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie alle tapgesprekken had moeten uitwerken op papier. Door alleen een selectie van de tapgesprekken op papier te zetten zou de rechtbank geen kennis hebben kunnen nemen van ontlastend bewijsmateriaal. Nu het openbaar ministerie op deze manier welbewust ontlastend materiaal heeft achtergehouden, moet het openbaar ministerie naar het oordeel van de verdediging niet ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Artikel 126aa, eerste lid, Sv draagt de officier van justitie op om de processen-verbaal voor zover die voor het onderzoek van de zaak van betekenis zijn toe te voegen aan het dossier. Het is dus aan de officier van justitie om het dossier samen te stellen. De officier van justitie kon in deze zaak niet alle 85.000 gesprekken laten uitwerken. De enkele omstandigheid dat het openbaar ministerie een selectie heeft gemaakt van gesprekken die op papier zijn uitgewerkt leidt niet tot het oordeel dat het openbaar ministerie welbewust ontlastend bewijsmateriaal heeft achtergehouden. Dat de controlemogelijkheid via het afluisteren van tapgesprekken tijdrovend en lastig is, maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank verwerpt het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou zijn.
2. Bewijsoverwegingen algemeen
2.1. Toevoeging stukken gedurende onderzoek ter terechtzitting
In deze zaak zijn door het openbaar ministerie gedurende de procedure met enige regelmaat nieuwe stukken aan het dossier toegevoegd en vorderingen wijziging tenlastelegging gedaan. Zelfs na requisitoir zijn door het openbaar ministerie nog 2 nieuwe ordners en een cd-rom met tekstbestanden toegevoegd. Weliswaar betrof het hier uitwerkingen van tapgesprekken waarvan de geluidsopnames en de samenvattingen al in het dossier voorkwamen, maar de uitwerkingen waren nieuw en het beginsel van hoor en wederhoor brengt met zich mee dat de verdediging zich moet kunnen uitlaten over nieuwe stukken.
De raadslieden in alle thans voorliggende zaken hebben hierover geklaagd en met uitzondering van de raadsman van [verdachte 2], de rechtbank verzocht de stukken buiten beschouwing te laten.
In de zaak van [verdachte 6] heeft de raadsvrouw de rechtbank gevraagd hieraan de consequentie van bewijsuitsluiting, dan wel strafvermindering te verbinden.
De officier van justitie heeft als reden opgegeven dat het om een zeer groot onderzoek gaat, dat te vroeg is “geklapt”, waardoor het openbaar ministerie moeite had het dossier tijdig gereed te krijgen.
De rechtbank stelt vast dat de meeste verdachten zich vanaf februari 2007 in voorlopige hechtenis bevinden. Het definitieve dossier is in september 2007 gepresenteerd. In februari 2008 heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht zo spoedig mogelijk een zitting te plannen voor de inhoudelijke behandeling aangezien het openbaar ministerie hecht aan grote voortvarendheid. Hierna heeft de rechtbank op 3 maart 2008 de planning voor de inhoudelijke behandeling in juni 2008 bepaald. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het openbaar ministerie is overvallen door een snelle inhoudelijke behandeling. Daar komt nog bij dat de officier van justitie bij de behandelingen ter terechtzitting vrijwel voortdurend is bijgestaan door 2 andere officieren van justitie, een aantal parketsecretarissen en een paar politiemensen, waaruit de rechtbank afleidt dat de officier ondersteund werd door een team.
De rechtbank heeft zich met de verdediging gestoord aan deze gang van zaken, die een inhoudelijke planning ernstig heeft bemoeilijkt en acht de door de officier van justitie aangevoerde reden daarvoor niet valide. Zowel de rechtbank als de verdediging is hierdoor in tijdnood gebracht, aangezien de rechtbank de pleidooien een week heeft uit moeten stellen, om de verdediging de gelegenheid te geven de nieuwe ordners te bekijken en met hun cliënten te bespreken. De rechtbank is echter van oordeel dat deze wijze van procederen, alhoewel onwenselijk, niet met zich meebrengt dat er stukken voor het bewijs moeten worden uitgesloten. Ook al omdat de stukken in het kader van de waarheidsvinding relevant kunnen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat een en ander evenmin hoeft te leiden tot strafvermindering. De verdediging heeft immers uiteindelijk – soms met kunst en vliegwerk – toch steeds de gelegenheid gekregen om zich over de nieuwe stukken uit te laten.
2.2 Gebruik van tapgesprekken als bewijsmiddel
De rechtbank heeft al tijdens de behandeling ter terechtzitting aangegeven dat zij alleen voor het bewijs zal gebruiken gesprekken die letterlijk zijn uitgewerkt op papier en samenvattingen van gesprekken die de rechtbank in raadkamer heeft kunnen controleren door ze af te luisteren. Hierbij merkt de rechtbank op dat het afluisteren niet altijd mogelijk was, doordat niet alle tapgesprekken op DVD stonden en omdat de rechtbank de Turkse gesprekken niet kon verstaan en dus niet kon controleren. Dit betekent dat de samenvattingen van gesprekken uit het Caravanonderzoek niet voor het bewijs zijn gebruikt.
Voorts heeft de rechtbank aan de verdediging en aan de officier van justitie aangegeven dat, indien zij zich willen beroepen op gesprekken die niet op papier zijn uitgewerkt, zij die gesprekken ter terechtzitting aan de rechtbank moeten laten horen, zodat de rechtbank die gesprekken via de eigen waarneming kan gebruiken. De verdediging heeft in een aantal gevallen gesprekken aan de rechtbank voorgelegd om de context van die gesprekken en de sfeer waarin die gesprekken plaatsvonden onder de aandacht van de rechtbank te brengen.
2.3 Gebondenheid rechtbank aan grondslag van de tenlastelegging
Uit het dossier komt het beeld naar voren van verdachten die zich in georganiseerd verband bezig hebben gehouden met mensenhandel. Er zijn observaties, mutaties, tapgesprekken waarin over werktijden, geldbedragen, en vervoer van en naar de Wallen en het Zandpad gesproken wordt en er zijn ook verklaringen van getuigen die vertellen dat zich daar een groep mannen bevindt die intimiderend en gewelddadig is en vrouwen voor zich heeft werken in de prostitutie. Slechts een beperkt aantal van die vrouwen heeft aangifte gedaan tegen een specifieke verdachte.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir de rechtbank uitgenodigd om in deze zaak jurisprudentie te maken en daar waar de vrouwen zelf aangeven vrijwillig in de prostitutie te werken en vrijwillig een groot deel van hun geld af te staan aan verdachten, toch dwang bewezen te achten en tot een veroordeling van mensenhandel te komen.
De rechtbank is voor een bewezenverklaring echter afhankelijk van de wijze waarop het openbaar ministerie de feiten heeft tenlastegelegd. In gevallen waar de dwang niet volgt uit geweld maar uit andere feitelijkheden, misleiding of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, zullen de feiten en omstandigheden waaruit dat blijkt ook in de tenlastelegging moeten worden opgenomen. De rechtbank is immers gebonden aan de grondslag van de tenlastelegging.
In deze zaak zijn niet altijd die feiten en omstandigheden in de tenlastelegging opgenomen waaruit de rechtbank de dwangmiddelen kan afleiden, terwijl de feiten en omstandigheden die wel zijn opgenomen niet steeds te bewijzen zijn, ofwel in onderlinge samenhang bezien onvoldoende zijn om bewijs te geven voor het bestaan van een dwangmiddel, zodat de rechtbank om die reden in een aantal zaken tot vrijspraken komt.
Het openbaar ministerie heeft ervoor gekozen steeds ten aanzien van de verschillende vrouwen min of meer dezelfde reeks van feitelijkheden tenlaste te leggen en heeft de feitelijkheden niet per zaak op het slachtoffer toegespitst.
Zo blijkt bijvoorbeeld in een aantal gevallen uit het dossier wel dat de verdachten het slachtoffer hebben misleid door haar te vertellen dat ze een mooi leven zou krijgen en dat zij haar geld voor haar zouden sparen of dat de verdachten overwicht hadden op het slachtoffer omdat zij geen papieren of geen huis had, of op de vlucht was voor een gewelddadige pooier of grote schulden had, maar zijn die omstandigheden niet in de tenlastelegging opgenomen. In enkele gevallen blijkt uit de stukken ook van geweld tegen de vrouwen en heeft de officier van justitie dat ook genoemd in haar bewijsmiddelenoverzicht, terwijl het geweld niet is opgenomen in de tenlastelegging.
Zoals gezegd is de rechtbank gebonden aan de tenlastelegging zoals die in eerste aanleg luidt. De rechtbank merkt nog op dat het bevreemding wekt dat het openbaar ministerie, mede gelet op het feit dat deze zaak in de publiciteit is gebracht als de grootste mensenhandelzaak in Nederland ooit, aan de tenlastelegging niet meer zorg heeft besteed.
3. Bewijsoverwegingen 273f Sr
In de zaken van alle verdachten waartegen vandaag vonnis wordt gewezen: [verdachte 2] en [verdachte 1], [verdachte 4], [verdachte 6], [verdachte 3] en [verdachte 5], zijn vrijspraakverweren met betrekking tot de tenlastegelegde mensenhandel gevoerd. Daartoe is over het algemeen aangevoerd, samengevat, dat:
- de betrokken vrouwen al als prostituee werkzaam waren toen zij met verdachte in contact kwamen;
- zij altijd vrijwillig als prostituee hebben gewerkt;
- voor zover de vrouwen hun verdiensten met de verdachte deelden of hem betalingen deden, dit was omdat zij ofwel een affectieve relatie met hem hadden, ofwel hem betaalden voor door hem verrichte (bodyguard) diensten ofwel omdat zij van hem geleende gelden terugbetaalden.
De rechtbank overweegt in reactie op deze verweren het volgende over de reikwijdte van artikel 250a (oud) Sr ( in de zaken van ([verdachte 1], [verdachte 2], [verdachte 6] en [verdachte 5]) en 273f Sr (alle zaken).
De tenlastelegging is toegesneden op art. 250a, eerste lid (oud) Sr en/of 273f eerste lid Sr. Deze bepalingen bevatten verboden gedragingen. In artikel 250a (oud) Sr zijn dat: dwingen tot prostitutie (door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid), dan wel bewegen tot prostitutie (door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of misleiding). In artikel 273f Sr worden als dwangmiddelen onder meer genoemd: dwang, geweld of een andere feitelijkheid, dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht of van een kwetsbare positie.
In de wetsgeschiedenis van zowel het huidige als de vroegere mensenhandelartikel(en) en in de daarop gevormde jurisprudentie is het bestanddeel misbruik van uit feitelijke verhoudingen/omstandigheden voortvloeiend overwicht geobjectiveerd: dergelijk misbruik kan in het algemeen worden verondersteld: "indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren”, hetgeen als een uitbuitingssituatie wordt aangemerkt. Daarbij heeft de wetgever het oog gehad op het brengen van een ander in een afhankelijke situatie waarin diens keuzevrijheid wordt beperkt. Als factoren die daarbij van belang kunnen zijn, heeft de wetgever ondermeer gedacht aan: het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen, het niet kunnen beschikken over een paspoort, geen geldig visum hebben en schulden met een zodanige aflossingsverplichting dat de betrokkene gedwongen is zich te blijven prostitueren.
Een eventuele instemming van het slachtoffer met zijn/haar uitbuiting is niet bepalend.
Verder is van vrijwilligheid geen sprake indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant. Dat die relatie aanvankelijk op vrijwillige basis werd aangegaan en/of dat de prostitué(e) reeds eerder bij prostitutie betrokken was vormt op zich geen aanwijzing voor vrijwilligheid.
3.2 Vrijspraakoverweging [vrouw 19]
[Vrouw 19] heeft in haar verklaringen, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris betwist een slachtoffer te zijn van mensenhandel en heeft over verdachte ontlastend verklaard. Hoewel in eerste instantie getwijfeld kon worden aan die verklaringen van [vrouw 19] omdat haar zus [zus vrouw 19] bij de politie wel belastend over verdachte verklaart, kan aan die verklaring van [zus vrouw 19] na het onderzoek door de rechter-commissaris niet langer doorslaggevende betekenis worden toegekend. [Zus vrouw 19] heeft in eerste instantie verteld dat [vrouw 19] aan haar moeder ([moeder vrouw 19]) zou hebben gezegd dat [vrouw 19] door verdachte was geslagen en daarbij drie gebroken ribben zou hebben opgelopen en dat [zus vrouw 19] dit van moeder zou hebben gehoord. Moeder heeft bij de rechter-commissaris niet bevestigd dat zij heeft gehoord dat verdachte dit zou hebben gedaan. De beide getuigen [zus vrouw 19] en moeder lijken op het punt van geweld over en weer wetenschap aan elkaar toe te schrijven zonder dat dit in hun verklaringen over en weer wordt bevestigd. Daarnaast komt uit de verklaringen bij de rechter-commissaris naar voren dat de beide zussen meerdere malen slaande ruzie met elkaar zouden hebben gehad, zodat niet uit te sluiten valt dat de bezwarende verklaring van [zus vrouw 19], die haaks staat op de onder ede afgelegde verklaring van [vrouw 19], mede is ingegeven door boosheid over die ruzies. Alles overziend acht de rechtbank de afgelegde verklaringen daar waar mogelijk aanwijzingen kunnen worden gevonden voor mensenhandel, ook in het licht van de tapgesprekken -die deels bestaan uit samenvattingen en overigens niet zonder meer als bezwarend kunnen worden aangemerkt- onvoldoende om daarop een veroordeling te baseren.
De verdachte wordt van het feit betreffende mensenhandel op dit punt, alsmede van de onder 2 ten laste gelegde (zware) mishandeling vrijgesproken.
3.3 Vrijspraakoverweging [vrouw 20]
[Vrouw 20] heeft in haar verklaringen bij de politie betwist een slachtoffer te zijn van mensenhandel en heeft over verdachte ontlastend verklaard. Ze heeft verklaard zelfstandig als prostituee werkzaam te zijn geweest, terwijl zij een relatie met verdachte had, waarbij zij hem soms wel geld heeft gegeven. Voor zover de tapgesprekken passages bevatten die op het eerste gezicht mogelijk als belastend zijn aan te merken, zijn deze aan [vrouw 20] voorgehouden en heeft zij daarover opheldering verschaft. Daarbij heeft zij onder meer aangegeven dat hetgeen gezegd wordt niet altijd serieus moet worden genomen omdat er grapjes worden gemaakt. De rechtbank heeft deze gesprekken uitgeluisterd en komt tot de conclusie dat dit laatste niet zonder meer uit te sluiten is. Ook daar waar de officier van justitie in haar bewijsvoering, in navolging van de verbalisanten, concludeert dat [vrouw 20] schrikt nadat verdachte aan de telefoon zegt “waarom werk je niet” (gesprek 1 april 2007 9:11 uur bijlage 25 bij dossier A45, ordner 46) constateert de rechtbank dat [vrouw 20] vrijwel meteen gaat lachen en de verdachte ook. De rechtbank is van oordeel dat niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat zij daadwerkelijk schrikt. [Vrouw 20] heeft de bij de politie afgelegde ontlastende verklaring bij de rechter-commissaris bevestigd. De rechtbank acht alles overziend onvoldoende bewijs aanwezig om daarop een veroordeling te kunnen baseren.
Verdachte wordt op dit punt van de mensenhandel, alsmede op het punt van de onder 2 ten laste gelegde (zware) mishandeling (tatoeage), vrijgesproken.
4. Vrijspraakoverweging art 140 Sr
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat hij niet heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan volgen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en spreekt hem daarvan vrij.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 2, sub 3 en sub 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen - die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen - waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 januari 2005 tot en met 30 september 2005 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met een ander,
- [vrouw 21] door dwang en geweld en een andere feitelijkheid en door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft geworven en vervoerd en overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [vrouw 21];
- [vrouw 21] heeft mede genomen en heeft aangeworven met het oogmerk die [vrouw 21] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling;
- [vrouw 21] door een feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten van seksuele aard;
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [vrouw 21];
- die [vrouw 21] door een feitelijkheid en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [vrouw 21] met of voor een derde;
immers heeft hij, verdachte,
- die [vrouw 21] bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [vrouw 21] bewogen om (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan en/of af te dragen en/of
- die [vrouw 21] geslagen en/of
- die [vrouw 21] tegen haar wil vastgehouden in een appartement in Amstelveen en/of
- die [vrouw 21] gezegd dat zij 30.000 Euro moest betalen aan hem verdachte als zij uit de prostitutie wilde en/of
- die [vrouw 21] (voortdurend) gecontroleerd en/of
- die [vrouw 21] meegenomen vanuit België naar Nederland teneinde die [vrouw 21] in Nederland als prostituee te laten werken.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 het misdrijf:
"Medeplegen van mensenhandel",
telkens strafbaar gesteld bij artikel 273a (oud) en 273f jo. 47 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 1, sub 2, sub 3 en sub 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest en met toewijzing van de civiele vordering van [vrouw 21] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf, bijkomende straf en maatregelen behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij het volgende is overwogen.
Verdachte heeft [vrouw 21] aanvankelijk in België als prostituee voor zich laten werken en hij heeft hier financieel voordeel uit getrokken. Verdachte heeft haar ook geslagen.
Nadat zij in België als prostituee had gewerkt, heeft verdachte haar onder dwang meegenomen naar Nederland en ondergebracht met de intentie om haar hier in de prostitutie te laten werken.
Mensenhandel, en dan met name het in de prostitutie brengen en houden van vrouwen is een ernstig strafbaar feit, waarbij het vaak gaat om vrouwen die in een kwetsbare, geïsoleerde en afhankelijke positie verkeren. Het wordt hen onmogelijk gemaakt om als prostituee vrije keuzes te maken en zelfstandig te beslissen, zoals vrije en mondige prostituees in Nederland dat wel kunnen doen.
Voor wat betreft de op te leggen straf, heeft de rechtbank in het algemeen het volgende overwogen.
Het behoeft geen betoog dat voor de afdoening van feiten als deze uitsluitend een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in aanmerking komt. De rechtbank heeft gekeken naar veroordelingen door andere rechterlijke colleges in het land, waarbij is getracht om aansluiting te zoeken bij de feiten en omstandigheden zoals die zich in dit dossier hebben voorgedaan.
Dit alles overwegend heeft de rechtbank in deze zaak als uitgangspunt genomen een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van acht tot tien maanden per slachtoffer, welk strafminimum door de rechtbank is verhoogd indien er ten opzichte van dit slachtoffer sprake is geweest van ernstig geweld.
Daarnaast heeft de rechtbank als strafverzwarende respectievelijk strafverminderende omstandigheid aangemerkt de lengte van de periode waarin de feiten zich hebben afgespeeld meegewogen. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen of sprake is geweest van verkrachting, gedwongen borstvergroting, abortus als wettelijke strafverzwaringsgrond, de rol die verdachte binnen het geheel heeft gehad en eventuele recidive.
Verder heeft de rechtbank als uitgangspunt voor deelname aan de criminele organisatie een gevangenisstraf van 12 maanden genomen en voor de verdachten die een leidinggevende rol hebben vervuld een gevangenisstraf van 24 maanden.
Ten aanzien van deze verdachte merkt de rechtbank op dat er slechts een bewezenverklaring is gevolgd ten aanzien van één vrouw, gedurende een relatief korte periode, waarbij er geen sprake is geweest van ernstig geweld. Verder volgt er evenmin een bewezenverklaring voor wat betreft de deelname aan de criminele organisatie.
Dit alles brengt de rechtbank ertoe een straf op te leggen als hierna te melden.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [vrouw 21] zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier ter terechtzitting als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 15.000,-, bestaande uit een bedrag van € 10.000,- ter zake materiële schade en een bedrag van € 5.000,- ter zake immateriële schade, beide als voorschot.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij deels gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht.
De officier van justitie is niet-ontvankelijk ten aanzien van de afzonderlijk ten laste gelegde mishandeling van [vrouw 21], omdat de rechtbank geen rechtsmacht toekomt. De vordering tot toekenning van immateriële schade van deze benadeelde is grotendeels gegrond op het ontstane leed tengevolge van deze mishandeling. In de vordering wordt geen onderscheid gemaakt tussen leed tengevolge van mensenhandel en leed tengevolge van de mishandeling. De immateriële (rest)schade is dus niet eenvoudig vast te stellen en de benadeelde partij wordt derhalve op dit punt niet-ontvankelijk verklaard.
Ten aanzien van de materiële schade is door of namens verdachte onvoldoende gemotiveerd verweer gevoerd. De vordering zal op dit punt worden toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 10.000,-.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De na te melden straf, bijkomende straf en maatregelen zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 24, 27, 33, 33a, 36b, 36c en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar recht tot strafvervolging ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde. voor zover dit betrekking heeft op [vrouw 21].
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2, sub 3 en sub 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van acht maanden.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte ter zake van het bewezen feit 1 tot betaling - bij wege van voorschot - aan de benadeelde partij [vrouw 21], p/a Advocatenkantoor Oudegracht, Postbus 3092, 1801 GB Alkmaar, van een bedrag groot € 10.000,-.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€ 10.000,- ten behoeve van de benadeelde [vrouw 21], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 80 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij ter zake de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen bankpas ([naam bank]), een Turks document, medicijnen en een touw.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen horloge (Breitling).
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen stiletto, de ploertendoder in foedraal, houder voor ploertendoder en drie hoeveelheden drugs.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Geeve, voorzitter, mr. Wentink en mr. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 juli 2008.