ECLI:NL:RBUTR:2008:BE9487

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600771-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. Bakker-Splinter
  • L.E. Verschoor
  • R.S.B. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huiselijk geweld en vernieling door verdachte tegen levensgezellin

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 mei 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en vernieling. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2006 tot 3 juli 2007 zijn levensgezellin, aangeduid als [aangever 1], meermalen mishandeld. Dit gebeurde onder andere door haar te slaan en te schoppen, wat resulteerde in letsel en pijn. Daarnaast heeft de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk verschillende goederen, waaronder meubels en elektronische apparaten, die toebehoorden aan [aangever 1], vernield en beschadigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en dat er sprake is van een problematische relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, wat heeft geleid tot deze gewelddadige incidenten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplicht reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, [aangever 1]. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat huiselijk geweld in de samenleving niet wordt getolereerd en dat slachtoffers zich veilig moeten kunnen voelen in hun eigen huis. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600771-07
Datum uitspraak: 28 mei 2008
Raadsman: mr. A. van der Gronde
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 mei 2008.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde verdachte is, nadat op vordering van de officier van justitie wijziging – die hierna cursief is weergegeven – van het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 14 mei 2008 is toegestaan, ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot 3 juli 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend zijn levensgezellin, [aangever 1], (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt/getrapt tegen de (rechter)bovenarm en/of de onderrug, althans tegen het lichaam en/of (stevig) heeft vastgepakt/vastgegrepen bij de pols en/of de nek, althans bij het lichaam en/of heeft geduwd waardoor voornoemde [aangever 1] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot 3 juli 2007 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer) een keukendeur en/of (een ruit van) de buffetkast en/of (een ruit van) de tussendeur en/of gordijnen en/of een dressoir en/of een of meer telefoons en/of een televisie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk door de ruit(en) van die buffetkast en/of die tussendeur heen te slaan en/of die keukendeur uit de sponning te slaan en/of een oosters mes in die gordijnen te gooien en/of die telefoons kapot te gooien en/of die (overige voornoemde) goederen kapot te trappen/schoppen en/of slaan;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hieronder is vermeld:
1.
hij in de periode van 01 januari 2007 tot 3 juli 2007 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn levensgezellin, [aangever 1], (meermalen) heeft geslagen tegen de (rechter)bovenarm en/of (stevig) heeft vastgepakt/vastgegrepen bij de pols en/of de nek en heeft geduwd, waardoor voornoemde [aangever 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
2.
hij in de periode van 01 januari 2006 tot 3 juli 2007 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer) een keukendeur en (een ruit van) de buffetkast en (een ruit van) de tussendeur en gordijnen en een dressoir en telefoons en een televisie, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] of anderen dan van verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk door de ruit van die buffetkast en die tussendeur heen te slaan en die keukendeur uit de sponning te slaan en een Oosters mes in die gordijnen te gooien en die telefoons kapot te gooien en die (overige voornoemde) goederen kapot te trappen/schoppen en/of slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 1 en 2 als volgt:
Aangeefster [aangever 1] heeft verklaard een relatie met [verdachte] te hebben gehad. Zij woonde met hem samen in Utrecht. Op 3 juli 2007 is aangeefster tijdens een ruzie in hun woning door [verdachte] geslagen tegen haar rechter bovenarm, waarop zij direct een branderig gevoel kreeg op de plek waar [verdachte] haar had geslagen. Later zag zij dat een rode verkleuring zichtbaar werd op dezelfde plek. Aangeefster zag voorts [verdachte] met gebalde vuist tegen de keukendeur slaan en zag de keukendeur uit de sponning vallen. Hij pakte aangeefster vervolgens van achteren vast bij haar rechterpols.
Aangeefster heeft voorts verklaard in het verleden vaker te zijn mishandeld door [verdachte]. Hij heeft haar drie keer bij de nek vast gepakt met twee handen. Hierbij kneep [verdachte] haar luchtpijp dicht en voelde zij dat ze op die momenten niet meer kon ademhalen. Hierna had zij vaak blauwe plekken in haar nek. Aangeefster heeft verder verklaard dat [verdachte] haar ook wel eens in de woonkamer een harde duw heeft gegeven, zodat zij met haar onderrug tegen de leuning van de stoel viel, waardoor zij een moment geen lucht kreeg en lang last heeft gehad van haar onderrug bij bepaalde bewegingen .
De door [verdachte] vernielde meubels zijn op afbetaling op naam van aangeefster gekocht bij Neckermann, de vernielde televisie was van aangeefster en de vernielde deuren en keukenkastjes zijn van de verhuurder van de woning, de woningbouwvereniging “De Elf Provinciën” .
Uit de verklaring van [getuige 1], kan -zakelijk weergegeven- worden afgeleid dat zij de buurvrouw van [aangever 1] en [verdachte] is, dat [aangever 1] vanaf de zomer van 2006 meermalen bij [getuige 1] aan de deur is geweest omdat [verdachte] zich bij een woedeaanval had verwond door het inslaan van onder meer de gedeeltelijk glazen tussendeur van de woning en de ruitjes van een kast. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat [aangever 1] haar in juni 2007 had verteld dat [verdachte] haar drie maal had geprobeerd te wurgen .
De verdachte heeft bij de politie verklaard aangeefster een paar maanden geleden (de rechtbank begrijpt: een paar maanden voor het verhoor op 11 juli 2007) een paar keer tegen de muur te hebben geduwd met zijn handen om haar nek en haar ook drie keer een duw te hebben gegeven waarbij zij viel .
De verdachte heeft verder verklaard dat de eerste keer dat de ruzie uitliep op fysiek contact in juli 2007 een jaar geleden was. Toen heeft hij aangeefster [aangever 1] geslagen op haar rechterarm, waarna zij last had van haar rechter schouder. Kort daarna hebben zij weer ruzie gekregen in hun woning. Toen heeft hij aangeefster een duw gegeven, waarop zij met haar rug tegen een kast aan viel. Voor die duw had hij ook al tegen diverse meubelstukken geslagen. Bij een ruzie, ongeveer vier maanden geleden, (de rechtbank begrijpt: vier maanden voor het verhoor op 12 juli 2007) heeft hij aangeefster een duw gegeven, waardoor zij op de grond viel en een beetje last had van haar rug. Op 3 juli 2007 heeft hij de keukendeur uit de sponning geslagen en tegen een keukenkasje getrapt. De scharnier van de keukendeur en het keukenkastje waren kapot .
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij [aangever 1] inderdaad een aantal malen bij haar polsen heeft gepakt. Ook heeft hij verklaard dat hij zo’n beetje de hele woning heeft vernield. Hij heeft het dressoir en de deuren van het dressoir vernield, stoelen kapot getrapt, door kastdeuren geslagen, door het glas van de buffetkast geslagen, tegen het glas van deuren geslagen en getrapt, tegen keukenkastjes getrapt, tegen de televisie getrapt, een houten kris (Oosters mes) tegen de gordijnen gegooid, mobiele telefoons kapot gegooid, de kast in de slaapkamer vernield, de deuren eruit geslagen en serviesgoed vernield. De goederen waren van aangeefster en de verdachte samen. De gordijnen, het dressoir, de telefoons en de televisie stonden om naam van aangeefster .
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn levensgezellin in de periode vanaf 1 januari 2007 tot 3 juli 2007 meermalen heeft mishandeld en dat hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot 3 juli 2007 opzettelijk en wederrechtelijk goederen, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn levensgezellin, [aangever 1], meermalen mishandeld. Daarnaast heeft hij de woning waarin hij met zijn levensgezellin woonde beschadigd en in die woning meubels en ander huisraad beschadigd en vernield. Eén en ander is geschied in het kader van een kennelijk problematische relatie van de verdachte met het slachtoffer, waar aan weerskanten strijd werd geleverd.
Huiselijk geweld wordt in onze samenleving terecht ten zeerste afgekeurd, want juist thuis moet een ieder zich veilig kunnen voelen. De verdachte heeft door zijn handelswijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, maar het is voldoende aannemelijk dat zulks ook gevolgen heeft voor haar psychische gezondheid.
Voor wat betreft de bewezenverklaarde vernielingen overweegt de rechtbank dat de verdachte aldus financiële schade en ongemak heeft veroorzaakt voor diegenen, die gedupeerd zijn door deze vernielingen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
• de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder -onder meer tot een aanzienlijke gevangenisstraf- is veroordeeld voor geweldsdelicten;
• een adviesrapport betreffende de verdachte van Justitiële Verslavingszorg Centrum Maliebaan Utrecht d.d. 8 oktober 2007, opgemaakt door A. Schreurs, reclasseringswerker, waaruit -zakelijk weergegeven- naar voren komt dat hij in de weken voor zijn detentie voor ongeveer 10 euro per dag blowde omdat hij dacht dat hij er rustig van werd, dat hij na zijn detentie gestopt is met cannabisgebruik en dat de verdachte zich desondanks zorgen maakt over zijn eigen situatie. De schulden die hij samen met zijn ex-vriendin heeft, spelen hierin ook een rol. De verdachte is aangemeld bij De Waag en de gesprekken met het 1 np zijn inmiddels weer hervat. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact;
• een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 7 september 2007 van drs. A.D. Wallace, klinisch en forensisch psycholoog, inhoudende dat verdachte lijdt (ook ten tijde van de hem tenlastegelegde feiten) aan een verslavingsziekte in de zin van cannabisafhankelijkheid en dat sprake is van een stoornis in impulsbeheersing niet anders omschreven en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis, waarbij verdachte tevens kenmerken heeft van een antisociale en afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Verdachte moet enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Zonder adequate en langdurige behandeling van zijn verslavingsziekte, de stoornis in de impulsregulatie en persoonlijkheidstoornis zal hij spoedig weer oplopen tegen de beperkingen die zijn persoonlijkheidsstoornis hem in het sociale en intieme verkeer oplegt. Indien hij opnieuw een problematische relatie aangaat, is de kans op een terugval van verdachte in vergelijkbaar gedrag als het tenlastegelegde, niet gering te achten. Geadviseerd wordt een verplichte behandeling vanuit een verslavingsinstantie en een verplichte behandeling vanuit een forensisch psychiatrische instelling zoals de Waag.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht, waarbij de verdachte zich moet gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij: gehele toewijzing van de vordering, zijnde een bedrag van € 500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte, ondanks de omstandigheid dat verdachte van het onder 1 tenlastegelegde voor de periode vanaf 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 wordt vrijgesproken, dezelfde straf wordt opgelegd als door de officier van justitie is gevorderd, aangezien met een lagere dan door de officier van justitie gevorderde straf niet kan worden volstaan. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat in casu sprake is van huiselijk geweld gedurende een betrekkelijk lange periode. Tevens heeft de rechtbank gelet op de omstandigheid dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b lid 2 van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 500,- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 1 bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,-.
De vordering, die door verdachte niet is betwist, zal worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Voor wat betreft het verzoek van de verdachte om bij toewijzing van (een deel) van de vordering, deze in termijnen te mogen betalen, overweegt de rechtbank dat de wet de rechtbank niet de mogelijkheid biedt om bij een civiele vordering een betaling in termijnen op te leggen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 5 (vijf) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
• de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
• de veroordeelde (één of meer van) na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
• dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt dat de veroordeelde zich onder behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling moet stellen,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van € 500,- (zegge vijfhonderd euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L. Bakker-Splinter, L.E. Verschoor en R.S.B. Kool, bijgestaan door mr. A. Emmens als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 mei 2008.
Mr. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.