ECLI:NL:RBUTR:2008:BG4131

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
240473/ HA ZA 07-2213
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht in effectenleaseovereenkomst tussen eiseres en Defam

In deze zaak, die betrekking heeft op een effectenleaseovereenkomst tussen eiseres en Defam, heeft de rechtbank Utrecht op 12 november 2008 uitspraak gedaan. Eiseres had in 1998 een effectenleaseovereenkomst gesloten met Defam en KBW, waarbij zij een lening ontving die werd belegd in aandelen. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst ontstond er een restschuld die eiseres niet kon betalen. Eiseres vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig was vernietigd wegens dwaling of misbruik van omstandigheden, en verzocht om terugbetaling van de door haar betaalde rente en kwijtschelding van de restschuld.

De rechtbank oordeelde dat Defam onrechtmatig had gehandeld door haar zorgplicht te schenden. Defam had onvoldoende informatie verstrekt over de risico's van de effectenleaseovereenkomst, waardoor eiseres niet goed geïnformeerd was over de mogelijkheid van een restschuld. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet de overeenkomst zou hebben afgesloten als Defam haar zorgplicht had nageleefd. De rechtbank stelde vast dat de door eiseres betaalde rente en de restschuld als schade moesten worden vergoed. Uiteindelijk werd Defam veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 6.809,33 aan eiseres, vermeerderd met wettelijke rente, en werd Defam ook in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van financiële instellingen om hun klanten adequaat te informeren over de risico's van financiële producten, vooral wanneer deze producten zijn ontworpen voor onervaren beleggers. De rechtbank bevestigde dat de zorgplicht van Defam niet alleen betrekking had op de financiële situatie van eiseres, maar ook op haar beleggingsdoelstellingen en -ervaring. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in de context van effectenleaseovereenkomsten en de bescherming van consumenten tegen onrechtmatige praktijken van financiële instellingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 240473 / HA ZA 07-2213
Vonnis van 12 november 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.J. Soede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM FINANCIERINGEN B.V.,
gevestigd te Bunnik,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Defam genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 1 augustus 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Inleiding
Defam is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder effectenleaseovereenkomsten. Bij de door Defam aangeboden effectenleaseovereenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Defam verstrekte lening. Door KBW Wesselius Effectenbank N.V. – hierna KBW – worden met het geleende bedrag aandelen gekocht in vijf Nederlandse bedrijven. KBW is door een juridische fusie opgegaan in Fortis Bank Nederland (FBN). De participant betaalt rente over het geleende bedrag, welke rente tot 1 januari 2001 aftrekbaar was, en ontvangt jaarlijks dividend dat (eventueel) op de aandelen wordt uitgekeerd. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de aandelen verkocht en wordt de lening afgelost. Voor zover de waarde van de aandelen lager is dan het geleende bedrag ontstaat er een restschuld die door de participant moet worden betaald aan Defam.
2.2. Deze rechtbank heeft in verband met de door Defam aangeboden aandelenleaseovereenkomsten in de afgelopen jaren reeds diverse vonnissen gewezen, waaronder een vonnis van de meervoudige kamer van 20 februari 2008 (LJN BC 4542) en recenter vonnissen van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2008 (LJN DB 2684 en LJN BD 2662), 4 juni 2008 (LJN BD 5337) en 11 juni 2008 (LJN BD 3538). In deze vonnissen is bij de opsomming van de feiten steeds uitgebreid geciteerd uit het door Defam in het kader van deze aandelenleaseovereenkomsten verstrekte informatiemateriaal.
2.3. De rechtbank acht de vonnissen die zij in verband met de aandelenleaseovereenkomsten van Defam heeft gewezen en die (bijna) allemaal zijn gepubliceerd op (in ieder geval) rechtspraak.nl, eveneens inmiddels bekend bij de advocaten die namens hun cliënten tegen Defam procederen. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat op stellingen en verweren die in deze procedure worden aangevoerd, in één of meer van haar eerdere vonnissen reeds is beslist, zal zij bij de motivering van haar oordeel over deze stellingen en verweren volstaan met een verwijzing naar deze eerdere vonnissen.
3. De feiten
3.1. [eiseres] heeft op 9 juli 1998 met tussenkomst van DCL Financieel Adviesbureau, verder te noemen DLC, een effectenleaseovereenkomst gesloten met Defam en KBW. Defam verstrekte een lening aan [eiseres] van EUR 22.927,70 die door KBW werd belegd in aandelen. De rente over de lening bedroeg 9,5 % en werd maandelijks door [eiseres] betaald met een bedrag van NGL 400,00 (EUR 181,51).
3.2. Vóór de afloop van de overeenkomst op 16 juli 2003 heeft [eiseres] besloten de overeenkomst met twee jaar te verlengen tegen een maandelijks te betalen rente van EUR 177,69. Bij verkoop van de aandelen in juli 2003 zou een restschuld zijn ontstaan van circa EUR 9.300,00.
In juli 2005 liep de verlengde overeenkomst weer af. [eiseres] heeft opnieuw besloten de overeenkomst met twee jaar te verlengen. Bij verkoop van de aandelen zou een restschuld zijn ontstaan van circa EUR 15.800,00. De maandelijks door haar te betalen rente was over die periode EUR 162,40.
In oktober 2007 – na afloop van de verlengde overeenkomst – zijn de aandelen verkocht. De opbrengst was onvoldoende om de lening van [eiseres] aan Defam af te lossen. Er is een restschuld van EUR 4.159,24.
4. Het geschil
in conventie
4.1. [eiseres] vordert uitvoerbaar bij voorraad – samengevat –
• een verklaring voor recht dat [eiseres] de (verlengde) aandelenleaseovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd wegens dwaling danwel misbruik van omstandigheden, althans dat Defam onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] althans toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen ten opzichte van [eiseres]
• veroordeling van Defam om aan [eiseres] te betalen alle door haar betaalde rentetermijnen, vermeerderd met rente, met kwijtschelding van de restschuld,
• veroordeling van Defam op straffe van een dwangsom tot doorhaling van een eventuele notering van [eiseres] bij Bureau Krediet Registratie (BKR) op straffe van een dwangsom,
• veroordeling van Defam in de kosten van de procedure.
4.2. Defam voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.3. Defam vordert – samengevat – veroordeling van [eiseres] tot betaling van EUR 4.159,24, vermeerderd met de contractuele rente van 8,8 % vanaf 4 oktober 2007 en vermeerderd met kosten.
4.4. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie
Relatie Defam – DLC
5.1. Bij de beoordeling van de stellingen van partijen is van belang dat Defam niet aansprakelijk is voor de gedragingen van de tussenpersoon DLC in het kader van de afgesloten aandelenleaseovereenkomst. De gedragingen van DLC kunnen niet aan Defam worden toegerekend.
Daar staat tegenover dat Defam zich niet kan verschuilen achter de tussenpersoon. Het handelen van DLC ten aanzien van de onderhavige overeenkomst neemt de eigen verantwoordelijkheid van Defam niet weg. Wel kan het zo zijn dat door het handelen van een tussenpersoon voldoende invulling wordt gegeven aan de zorgplicht die op Defam rust. Niet gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is geweest.
Vernietiging op grond van dwaling of misbruik van omstandigheden
5.2. De rechtbank heeft reeds in diverse vonnissen, recent nog in haar vonnis van 28 mei 2008 (LJN DB 2684) en vooral ook 9 januari 2008 (LJN BC 1298) geoordeeld dat uit de door Defam verstrekte schriftelijke informatie – in het vonnis van 9 januari 2008 beperkt tot de overeenkomst en de op de achterzijde vermelde algemene voorwaarden – niet kan en mag worden afgeleid dat de Defam aandelenleaseovereenkomst een spaarproduct was. Bij oplettende bestudering van de informatie hadden deelnemers aan de Defam aandelenleaseovereenkomst bovendien kunnen en moeten begrijpen dat de overeenkomst inhield dat zij maandelijks een bedrag aan rente zouden betalen over een bij Defam afgesloten lening en dat KBW vervolgens met deze lening voor rekening en risico van hen aandelen zou kopen in de vijf fondsen. Zij hadden daaruit voorts kunnen afleiden dat de lening aan het einde van de looptijd moest worden terugbetaald en dat een eventueel tekort zou moeten worden aangezuiverd.
5.3. [eiseres] heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om van dit oordeel af te wijken. Van [eiseres] mocht worden verwacht dat zij de overeenkomst, de algemene voorwaarden en de prognose zou lezen alvorens tot tekening over te gaan. Dat heeft [eiseres] nagelaten, zodat deze dwaling voor haar rekening moet blijven. Het beroep op dwaling wordt dan ook afgewezen.
5.4. [eiseres] heeft een beroep gedaan op vernietigbaarheid wegens en misbruik van omstandigheden. De rechtbank is met Defam van oordeel dat deze vordering – wat daar verder ook van zij –, is verjaard. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 1 sub b BW is de verjaringstermijn van een dergelijke vordering immers drie jaar nadat het misbruik heeft opgehouden te werken. De verjaringstermijn is dan ook begonnen op de datum van het sluiten van de overeenkomst en is niet tijdig gestuit.
Ontbinding wegens toerekenbare tekortkoming door schending van de zorgplicht
5.5. Deze rechtbank heeft in haar vonnis van 20 december 2006 (LJN AZ 5232) geoordeeld dat zij schending van de zorgplicht door Defam niet langer zal kwalificeren als een toerekenbare tekortkoming, doch enkel als een onrechtmatige daad. De rechtbank heeft dit oordeel nadien in diverse andere vonnissen met betrekking tot de Defam aandelenleaseovereenkomst herhaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen. Ook deze vordering wordt daarom afgewezen.
Onrechtmatige daad wegens schending van de zorgplicht
Schending zorgplicht
5.6. [eiseres] heeft gesteld dat Defam heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht door haar niet volledig te informeren over de aard en de omvang van de risico's (meer in het bijzonder het risico dat zij na ommekomst van de overeenkomst haar volledige inleg kwijt zou zijn en het risico dat zij een restschuld zou houden), die zij met de overeenkomst aanging. Daarnaast stelt [eiseres] dat Defam in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door na te laten om te informeren naar haar inkomens- en vermogenspositie en naar haar beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen. Defam is op grond van onrechtmatige daad verplicht de door [eiseres] dientengevolge geleden schade te vergoeden, aldus [eiseres].
5.7. De rechtbank heeft al in eerdere vonnissen overwogen dat Defam, door zichzelf slechts als kredietverstrekker te afficheren, haar rol in de overeenkomst ten onrechte marginaliseert (zie bijvoorbeeld het vonnis van 20 februari 2008, LJN BC 4542). Uit de tekst van de door Defam in het verkeer gebrachte prognose en brochure blijkt immers dat Defam het onderhavige product als haar product in de markt heeft gezet. Gelet op deze omstandigheden kan Defam zich thans niet verschuilen achter de stelling dat zij slechts optrad als kredietverstrekker.
5.8. De rechtbank heeft in diverse vonnissen geoordeeld (zie meer recentelijk de hiervoor onder 2.2 vermelde vonnissen) dat de tekst van de overeenkomst, de algemene voorwaarden en de brochure in onderlinge samenhang gelezen niet onjuist, maar wel onvolledig is, in die zin dat degene met wie de overeenkomst wordt gesloten de nodige berekeningen en denkstappen heeft moeten maken om de aan het product verbonden risico's geheel te doorgronden en te beoordelen of dit product wel paste bij haar wensen en beleggingsdoelstellingen. In het kader van de op Defam rustende zorgplicht had het op haar weg gelegen om in de door haar verstrekte informatie uitdrukkelijk en in niet mis te verstane bewoordingen te waarschuwen voor het risico dat de deelnemer aan het eind van de looptijd met een restschuld wordt geconfronteerd. Defam heeft nagelaten deze waarschuwing te geven.
5.9. Op grond van de hiervoor geschetste zorgplicht had Defam, als professionele aanbieder van het product die als geen ander de risico's en de omvang ervan kent, dienen te verifiëren of [eiseres] inderdaad de berekeningen en denkstappen had gemaakt en/of het product aansloot bij haar beleggingswensen en doelstellingen. Dit mede omdat een financiële instelling als Defam zich behoort te realiseren dat producten als de onderhavige – die breed in de markt zijn gezet om ook onervaren beleggers te bewegen tot het beleggen in koersgevoelige producten – beleggers aantrekt die zich van de risico's van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen. De combinatie van elementen van een geldlening en elementen van een belegging, die in de onderhavige aandelenleaseovereenkomsten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, maken dat de rechtbank in tegenstelling tot het Hof Amsterdam (15 november 2007, LJN BB7971) van oordeel blijft dat de zorgplicht zich niet slechts uitstrekt tot de inkomens- en vermogenspositie van een deelnemer, maar tevens tot diens beleggingsdoelstelling en -ervaring.
5.10. Niet gesteld, noch anderszins is gebleken dat Defam zich van deze verplichting heeft gekweten. Defam heeft aangevoerd dat zij een financiële toets heeft uitgevoerd en heeft bekeken of [eiseres] redelijkerwijs aan haar financiële verplichting kon voldoen. Defam heeft niet bij [eiseres] geverifieerd of zij de benodigde denkstappen en berekeningen had gemaakt om de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's te doorgronden en te beoordelen of dit product wel paste bij haar wensen en beleggingsdoelstellingen.
Daar komt bij dat Defam de verkoop van de effectenleaseovereenkomsten geheel heeft overgelaten aan tussenpersonen. Concluderend heeft Defam haar zorgplicht verzaakt.
5.11. De rechtbank merkt op dat de hiervoor geschetste aard en omvang van de op Defam rustende zorgplicht niet afdoet aan de verplichting van een persoon die overweegt een effectenleaseovereenkomst aan te gaan, om zich redelijke inspanningen te getroosten teneinde de betekenis van de overeenkomsten te doorgronden. Het tekortschieten van een potentiële deelnemer in de nakoming van deze verplichting – wat leidt tot afwijzing van het beroep op dwaling – staat echter niet in de weg aan het aannemen van een tekortkoming van Defam in de nakoming van de uit haar zorgplicht voortvloeiende waarschuwingsplicht. De bijzondere zorgplicht van Defam strekt immers mede tot bescherming van personen die de eerdergenoemde verplichting veronachtzamen of te licht opvatten, of van wie de inspanningen tot doorgronding van de overeenkomst zonder vrucht blijven dan wel tot een onjuist of onvolledig begrip van hun verplichtingen en risico's uit de overeenkomst leiden. De eigen verantwoordelijkheid van de potentiële deelnemer doet daarom niet af aan de zorgplicht van de aanbieder.
Causaal verband
5.12. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van Defam dat het causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en de door [eiseres] gestelde schade ontbreekt. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij de effectenleaseovereenkomst is aangegaan om later een huis te kunnen kopen. Zij wilde niet het risico lopen dat de inleg verloren zou gaan en dat zij zelfs een schuld zou kunnen overhouden. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] met deze verklaring voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de effectenleaseovereenkomst niet zou hebben afgesloten als Defam aan haar zorgplicht had voldaan.
Dat geldt eveneens voor de rente die door [eiseres] is betaald na het verstrijken van de looptijd van 5 jaar. [eiseres] heeft in dat verband aangevoerd dat zij de restschuld die zou ontstaan als de aandelen op dat moment of na de looptijd van 7 jaar waren verkocht, niet kon betalen.
Schade
5.13. De stelling van Defam dat het verlies van de maandelijks verrichte betalingen (zijnde de rente over de lening) niet als schade kan worden aangemerkt, is door de rechtbank in voorgaande vonnissen (waaronder het vonnis 24 januari 2007, LJN AZ7231) steeds verworpen. De rechtbank gaat ook nu aan die stelling voorbij.
In de arresten van het Hof Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) evenals in het recente arrest van het Hof Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484), ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding anders te oordelen dan zij tot nu toe heeft gedaan. Zoals hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk dat de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien de verplichtingen uit hoofde van de zorgplicht zouden zijn nagekomen. Voorop staat dat de overeenkomst wordt gekenmerkt door het gegeven dat de deelnemer een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering; het staat de deelnemer niet vrij om het geld zelf, of aan een ander doel, te besteden. De lening staat dus niet op zich zelf maar maakt een onlosmakelijk onderdeel uit van het door Defam aangeboden product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou de deelnemer dus ook het onderdeel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of de deelnemer het product zodanig heeft doorgrond dat hij zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over het product verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat de deelnemer het risico van het verloren gaan van de rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de rechtbank blijft bij haar oordeel dat zowel de restschuld als de rente in beginsel als schade tengevolge van het aan Defam verweten onrechtmatig handelen voor vergoeding in aanmerking dient te komen. Bevestiging van dit oordeel vindt de rechtbank in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 (gewezen door prof. mr. A.S. Hartkamp, mr. J.B. Fleers, mr. S.P.G. van Hooijdonk, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. G.St. Panjer, mr. A. Rutten-Roos en A. Vastenhouw) en in het arrest van het Hof Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684).
5.14. Tussen partijen is geen geschil over de door [eiseres] betaalde rente, te weten EUR 19.052,85 en het door haar in dat verband genoten fiscale voordeel van EUR 1.963,39. Ook de restschuld staat vast; EUR 4.195,24. Door [eiseres] is aan dividend een bedrag ontvangen van EUR 5.563,88. Daarnaast had zij aanspraak kunnen maken op een bedrag van EUR 191,00 in verband met Ahold aandelen in haar pakket aandelen. Dat bedrag zal de rechtbank buiten beschouwing laten, omdat niet is gebleken dat [eiseres] dat heeft ontvangen, althans dat aan haar kan worden verweten dat zij dat niet heeft ontvangen.
Dat betekent dat de schade als volgt is te begroten:
- betaalde rente EUR 19.052,85
- restschuld 4.195,24
subtotaal 23.248,09
- dividenduitkeringen -/- 5.563,88 - fiscaal voordeel -/- 1.963,39
Totaal EUR 15.720,82
Eigen schuld
5.15. In voorgaande vonnissen betreffende de Defam effectenleaseovereenkomst heeft de rechtbank een beroep van Defam op eigen schuld bij de deelnemer al verscheidene keren gehonoreerd (zie onder meer de hiervoor genoemde vonnissen). De rechtbank heeft bij deze beslissingen steeds van belang geacht dat de deelnemer bij oplettende bestudering van het informatiemateriaal niet zonder meer ervan uit had mogen gaan dat het aandelenleaseproduct als een spaarproduct (of een risicoloos beleggingsproduct) kon worden gezien en dat hij/zij bij twijfel, nader had moeten informeren. Het voorgaande geldt eveneens voor de informatie die [eiseres] ter beschikking had voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.
5.16. In voorgaande beslissingen (zie onder meer de hiervoor onder 2.2 genoemde vonnissen) heeft de rechtbank voorts de eigen schuld die de deelnemer heeft aan het ontstaan van zijn of haar schade door geen nader onderzoek naar de overeenkomst en de daaraan verbonden risico's in te stellen alvorens de overeenkomst te sluiten, afgezet tegen de zorgplicht die op Defam rustte en de mate en ernst van de schending van die zorgplicht. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat in beginsel 70% van de schade voor rekening van Defam dient te blijven.
Daarvoor is steeds redengevend geweest dat een financiële instelling als Defam zich behoort te realiseren dat producten als de onderhavige beleggers aantrekt die zich van de risico's van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen en dat Defam hiermee bij het sluiten van de overeenkomst rekening dient te houden. Met betrekking het onderhavige product is in het bijzonder overwogen dat deze het risico van een restschuld inhoudt en dat Defam, in vergelijking met de aanbieders van andere effectenleaseproducten, dit risico op het ontstaan van een restschuld volstrekt onderbelicht heeft gelaten in het door haar verstrekte informatiemateriaal. Dat Defam om haar moverende redenen ervoor gekozen heeft om de mogelijkheid van een restschuld alleen in de algemene voorwaarden op te nemen en niet te noemen in de overeenkomst en de brochure en zelfs in de brochure eventuele risico's op tegenvallende koersen weg te wuiven met de opmerking dat de deelnemer altijd zijn contract kan verlengen om de aandelen de tijd te geven om alsnog het verwachte rendement te leveren, dient voor haar rekening te blijven, zo heeft de rechtbank in voorgaande vonnissen overwogen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze anders te oordelen.
5.17. Voor de vaststelling van de mate van eigen schuld zijn daarnaast de specifieke omstandigheden van het geval van belang, zoals:
• de omvang van de risico's die de deelnemer heeft genomen;
• de leeftijd van de deelnemer bij het sluiten van de overeenkomst;
• de vermogens- en inkomenspositie van de deelnemer;
• de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer;
• de rol van een eventuele tussenpersoon.
Deze omstandigheden zullen door de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien en voor zover door partijen belicht, in ieder concreet geval worden gewogen.
5.18. [eiseres] was ten tijde van het afsluiten van de aandelenleaseovereenkomst in 1998 33 jaar oud. [eiseres] heeft de Mavo afgerond en deelcertificaten van de Havo gehaald en werkte in 1998 als secretaresse voor een inkomen van NGL 2.580,00 netto per maand. Zij had een huurwoning met een huur van NGL 470,00 en een spaarrekening met een tegoed van NGL 4.000,00.
5.19. De rechtbank ziet in deze omstandigheden geen aanleiding om af te wijken van het voormelde uitgangspunt.
5.20. De rechtbank begrijpt de stellingname van [eiseres] – zij vordert kwijtschelding van de restschuld – aldus dat zij, nu deze schuld ook gedeeltelijk door haar moet worden gedragen, aanspraak maakt op verrekening van haar verplichting aan Defam uit hoofde van de restschuld met haar aanspraak op vergoeding van schade in verband met de door haar aan Defam betaalde rente.
Per saldo dient Defam EUR 11.004,57 (70% van 15.720,82) van de schade te dragen en [eiseres] EUR 4.716,25 (30% van 15.720,82). Nu [eiseres] feitelijk een bedrag van EUR 11.525,58 heeft voldaan (19.052,85 -/- 5.563,88 -/- 1.963,39) dient Defam aan [eiseres] te betalen EUR 6.809,33 (11.525,58 -/- 4.716,25).
Het door Defam verschuldigde bedrag is – afgerond – 36 % van de door [eiseres] betaalde rente, zodat ook de door Defam verschuldigde rente zal worden bepaald op dat percentage van de door [eiseres] betaalde rentetermijnen.
BKR
5.21. Voor zover [eiseres] met haar vordering tot doorhaling van de notering bij het BKR in Tiel van het door haar bij Defam geleende bedrag beoogt dat Defam ervoor zorgt dat deze lening bij de BKR in het geheel niet meer voorkomt, is daarvoor onvoldoende reden gegeven de eigen schuld aan de zijde van [eiseres], nog daargelaten in hoeverre Defam die mogelijkheid heeft. Voor zover [eiseres] beoogt dat na het wijzen van dit vonnis bij het BKR opgave wordt gedaan dat deze lening is afgewikkeld, is onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat Defam dat niet zal doen, zodat de vordering tot veroordeling van Defam op dit punt zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.22. Defam zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 84,31
- betaald vast recht 125,50
- in debet gesteld vast recht 125,50
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.493,31.
in reconventie
5.23. Onder verwijzing naar wat hiervoor in conventie is overwogen, zal de vordering van Defam in reconventie worden afgewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
5.24. Defam zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, te voldoen aan de griffier:
- in debet gesteld vast recht EUR 296,00.
6. De beslissing
De rechtbank
in conventie
6.1. verklaart voor recht dat Defam onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eiseres] bij het afsluiten van de aandelenleaseovereenkomst,
6.2. veroordeelt Defam om aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 6.809,33 (zesduizendachthonderdnegen euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over 36% van de maandelijks door [eiseres] uit hoofde van de overeenkomst aan Defam betaalde bedragen, telkens vanaf de dag van deze maandelijkse betaling, tot de dag van volledige betaling,
6.3. veroordeelt Defam in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 1.493,31, te voldoen aan de griffier,
6.4. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 6.2 en 6.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6. wijst de vorderingen af,
6.7. veroordeelt Defam in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 296,00, te voldoen aan de griffier,
6.8. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2008.?