ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5379

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710907-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op woning met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een woning in Groenekan op 5 maart 2008. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de woning van het slachtoffer binnendrongen, waarbij zij een vuurwapen gebruikten om de bewoner te intimideren. Tijdens de overval werden een mobiele telefoon en een personenauto gestolen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het slachtoffer ernstig werd bedreigd en de psychische gevolgen van de overval voor de betrokkenen aanzienlijk zijn. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat de rechtbank in haar overwegingen heeft meegenomen. De rechtbank heeft ook een psychologisch rapport in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte ten tijde van de feiten lijdende was aan een geestelijke stoornis, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een andere strafmaat. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die in totaal € 4.223,40 bedraagt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met de verplichting voor de verdachte om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710907-08
Datum uitspraak: 4 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Vught, Nieuw Vosseveld 2 - HvB Regulier te Vught.
Raadsman: mr. R.M. Maanicus.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk KPN, type Blackberry) en/of een geldbedrag en/of sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in een hand heeft/hebben gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) heeft/hebben gezegd de woning binnen te gaan en/of
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) heeft/hebben gezegd niet te kijken naar verdachte(n) en/of naar beneden te kijken.
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type RS6 station), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een gestolen sleutel;
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk KPN, type Blackberry) en een geldbedrag en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- een vuurwapen in een hand heeft gehouden en aan die [slachtoffer] heeft getoond en
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) heeft gezegd de woning binnen te gaan en
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) heeft gezegd niet te kijken naar verdachte(n) en naar beneden te kijken.
2.
hij op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type RS6 station), toebehorende aan [slachtoffer, waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een gestolen sleutel;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank bezigt voor het bewijs:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer], vermeld op de bladzijden 55 t/m 62 van het proces-verbaal PL0920/08-006534 van de Politie Utrecht, District Binnensticht, afdeling recherche, opgemaakt en gesloten d.d. 24 april 2008 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier-rechercheur van politie.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
1) de aangifte van [slachtoffer], vermeld op de bladzijden 63 t/m 69 van het proces-verbaal PL0920/08-006534 van de Politie Utrecht, District Binnensticht, afdeling recherche, opgemaakt en gesloten d.d. 24 april 2008 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier-rechercheur van politie.
2) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een woning. De verdachte en zijn mededader(s) zijn de woning van het slachtoffer binnengekomen door in de ochtend aan te bellen en toen het slachtoffer open deed, haar een vuurwapen te tonen en haar in de woning op een bank te zetten met het verbod om omhoog te kijken. De verdachte en zijn mededader(s) hebben vervolgens het huis doorzocht, de huistelefoons door midden gebroken en de gordijnen gesloten. Vervolgens zijn ze er met de auto van het slachtoffer vandoor gegaan. Aldus handelend, heeft de verdachte zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan een zeer ernstig vermogensdelict. Deze brutale overval in haar eigen woning is door het slachtoffer als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij en haar gezin nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen haar is aangedaan. Daarnaast brengen feiten zoals het onderhavige bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 22 augustus 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van andere en soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 23 september 2008 van
drs. G.G. Haringsma, psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het advies van deskundige Haringsma houdt in dat verdachte binnen een gesloten setting moet worden behandeld en begeleid. Dit is mogelijk in het kader van de ISD-maatregel met voorwaarden.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat hij het door deskundige voorgestelde ISD-traject nader onderzocht wenst te zien.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, het door de deskundige voorgestelde traject niet passend is. Wellicht bestaan er in het kader van de vervroegde invrijheidsstelling momenten om aan de persoonlijkheidsstoornis van verdachte te werken, maar voor deze zeer ernstige feiten is volgens de rechtbank slechts een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 2.223,40 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2.000,- en de materiële schade wordt begroot op € 2.223,40, derhalve in totaal € 4.223,40.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikelen 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van drie jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 4.223,40 (zegge vierduizend tweehonderd drieëntwintig euro en veertig cent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen
€ 4.223,40 (zegge vierduizend tweehonderd drieëntwintig euro en veertig cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 84 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs P.K. van Riemsdijk, J.W. Veenendaal en Y.A.T. Kruyer, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2008.
Mr. Y.A.T. Kruyer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.