ECLI:NL:RBUTR:2008:BG5386

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710656-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een woning met diefstal van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een woning. De overval vond plaats op 5 maart 2008 in Groenekan, gemeente De Bilt. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van een mobiele telefoon en een geldbedrag, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer werd gebruikt. Tevens werd de verdachte beschuldigd van de diefstal van een Audi RS6, waarbij gebruik werd gemaakt van een valse sleutel. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij niet betrokken was bij het geweld, maar wel bij de diefstal van de auto. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de plannen van zijn medeverdachten en dat hij een actieve rol speelde in de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 4.223,40 aan schadevergoeding moest betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs en dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710656-08
Datum uitspraak: 4 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Raadsman: mr. S.F.J. Smeets.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente de Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(merk KPN, type Blackberry) en/of een geldbedrag en/of sleutel(s), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in een hand gehouden en/of aan die [slachtoffer] getoond; en/of
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) gezegd de woning binnen te gaan; en/of
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) gezegd niet te kijken naar verdachte(n) en/of naar beneden te kijken.
2.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente de Bilt,, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type RS6 station), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel, namelijk door middel van de gestolen sleutel;
De bewezenverklaring
Indien in onderstaande naar een paginanummer wordt verwezen, betreft dit, tenzij anders aangegeven, een paginanummer van het proces-verbaal met nummer PL0920/08-006534, opgemaakt en gesloten d.d. 24 april 2008 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van Politie Utrecht, District Binnensticht, afdeling Recherche.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat verdachte geen aandeel heeft gehad in het geweld. Voor de diefstal van de sleutels en de autodiefstal is voldoende bewijs. De verdachte bekent deze feiten. Echter ten aanzien van het gebruikte geweld ontkent verdachte elke betrokkenheid.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 5 maart 2008 samen met twee andere jongens van plan was om een Audi RS6 Station bij de woning aan de [adres] te stelen. Verdachte zou de twee jongens bij de woning hebben afgezet en met zijn eigen auto naar het viaduct van de A27 te Groenekan gereden zijn. Hij heeft daar, volgens afspraak, op de twee andere jongens gewacht. Toen zij langskwamen in de gestolen auto is verdachte ingestapt. Hij is naar eigen zeggen in de gestolen auto gestapt om deze te kunnen verkopen en om te kunnen delen in de winst. Hij zou niet op de hoogte zijn geweest van de wijze waarop deze auto weggenomen zou worden en dat hierbij een wapen gebruikt zou worden.
De raadsman voert ter ondersteuning van de verklaring van verdachte aan dat aangeefster over twee daders spreekt. Verdachte zou dus niet in de woning van aangeefster zijn geweest.
Ook geven de verklaringen in het dossier onvoldoende zekerheid van wie het wapen is. Verdachte zou pas in de woning van de zus van een medeverdachte erachter zijn gekomen dat de bewoonster was overvallen en dat gebruik was gemaakt van een wapen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het plan om de auto te stelen van te voren door alle verdachten zeer uitvoerig is overlegd. Er is echter onvoldoende bewijs dat verdachte wist dat er gebruik zou worden gemaakt van een wapen, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat bij verdachte ook sprake is van het medeplegen van een gewapende overval. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn medeverdachten ‘s morgens bij de woning had afgezet en dat hij zijn eigen auto onder het viaduct van de A27 heeft geparkeerd. Verdachte zou hier wachten tot de jongens met de gestolen auto voorbij kwamen. Verdachte wilde in de gestolen auto meerijden, omdat hij deze wilde verkopen en wilde delen in de winst. De verklaring van verdachte dat hij met zijn auto onder het viaduct stond, wordt bevestigd door de verklaring van [getuige]. Tevens vindt de lezing van verdachte, dat hij niet in de woning aanwezig was, steun in de verklaring van aangeefster. Zij geeft immers aan slechts twee daders in haar woning gezien te hebben. Aangezien verdachte en een medeverdachte in hun verklaringen over drie daders spreken, kan worden aangenomen dat slechts twee verdachten in de woning zijn geweest.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet onaannemelijk en kan derhalve niet uitsluiten dat verdachte daadwerkelijk pas onder het viaduct in de gestolen auto is gestapt en dat hij ten tijde van de overval niet in de woning van aangeefster is geweest.
Daarentegen is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel op de hoogte is geweest van de plannen van zijn mededaders om aangeefster in haar woning te overvallen om zo de autosleutel te bemachtigen. Verdachte heeft al een keer geprobeerd in te breken. Toen dit mislukte werd er een plan gemaakt om de autosleutel op een andere manier te bemachtigen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij twee dagen voor de overval bij de woning heeft gepost. Hierdoor moet ook hij geweten hebben dat aangeefster haar kinderen ’s morgens op de fiets naar school bracht en daarna weer thuis kwam. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij, toen hij met zijn auto onder het viaduct op de anderen stond te wachten, bij een gereedschapswinkel water is gaan halen om de radiator van zijn auto bij te vullen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hier de tijd voor had omdat hij op de hoogte was van het tijdstip waarop zijn mededaders op zijn vroegst met de gestolen auto voorbij zouden komen. Ze wisten immers wanneer aangeefster haar kinderen naar school had gebracht en weer thuis zou komen. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte [medeverdachte 1] die tegen aangeefster zegt: “Wij weten dat u kinderen heeft, want wij hebben gewacht tot de kinderen naar school waren”, hetgeen ook door de aangeefster wordt bevestigd. Daarnaast heeft de zus van [medeverdachte 1] verklaard dat de overval door drie personen gepleegd is. Uit haar lezing van het moment dat verdachte met twee medeverdachten bij haar thuis kwam, kort na de overval, blijkt niet dat verdachte niet op de hoogte was van de wijze waarop de auto gestolen is. Ook is niet gebleken dat verdachte op dat moment blijk gaf van verbazing danwel boosheid, toen bleek dat bij de overval gebruik was gemaakt van een wapen.
Dit alles sterkt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte op de hoogte was van de wijze waarop de auto zou worden weggenomen en het gebruik van een wapen.
Het is onmiskenbaar dat als je een dergelijke overval pleegt, er minimaal een forse dreiging van geweld gebruikt zou moeten worden. Dit omdat niet te verwachten valt dat het slachtoffer de autosleutel vrijwillig afgeeft en er derhalve weerstand van het slachtoffer te duchten is.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente de Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk KPN, type Blackberry) en een geldbedrag en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
hebbende één van zijn mededaders:
- een vuurwapen in een hand gehouden en aan die [slachtoffer] getoond; en
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) gezegd de woning binnen te gaan; en
- die [slachtoffer] (gebiedend en/of dreigend) gezegd niet te kijken naar verdachte(n) en naar beneden te kijken.
2.
hij op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente de Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type RS6 station), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van de gestolen sleutel;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierboven genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie op onrechtmatige wijze, door zich niet als zodanig kenbaar te maken en hiervoor een agent met Marokkaanse achtergrond in te zetten, informatie verkregen heeft bij een persoon die waarschijnlijk een verschoningsrecht heeft.
De raadsman verzoekt de rechtbank om vast te stellen dat er sprake is van een vormverzuim en het verkrijgen van de telefoonnummers onrechtmatig is geweest. De raadsman verzoekt voorts hier de consequentie van strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering aan te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande niet onder onrechtmatig verkregen bewijs valt. De opgevraagde telefoonnummers zijn gebruikt om het verblijfadres van verdachte te achterhalen. Alvorens de telefoonnummers zijn afgeluisterd is hiervoor een machtiging door de rechter-commissaris afgegeven. Derhalve oordeelt de rechtbank dat er geen sprake is van enig vormverzuim welke tot strafvermindering ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zal moeten leiden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een woning. De mededaders van verdachte zijn de woning van het slachtoffer binnengekomen door in de ochtend aan te bellen en toen het slachtoffer open deed, haar een vuurwapen te tonen en haar in de woning op een bank te zetten met het verbod om omhoog te kijken. De mededaders hebben vervolgens het huis doorzocht, de huistelefoons door midden gebroken en de gordijnen gesloten. Vervolgens zijn verdachte en zijn mededaders er met de auto van het slachtoffer vandoor gegaan. Aldus handelend, heeft de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer ernstig vermogensdelict. Deze brutale overval in de eigen woning is door het slachtoffer als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij en haar gezin nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen haar is aangedaan. Daarnaast brengen feiten zoals het onderhavige bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 25 april 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van andere en soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
- uit het psychologische rapport van drs. F.C.P. Zuidhof, d.d. 18 augustus 2008, blijkt dat verdachte zijn medewerking weigerde te geven aan onderhavig psychologisch onderzoek.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 (zonder geweld) en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank meer bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie is gevorderd.
Teruggave in beslag genomen goederen:
De rechtbank gelast de teruggave van de onder verdachte in beslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen aan verdachte.
Ter terechtzitting is gebleken dat het gaat om twee jassen, één trui, één paar schoenen en twee mobiele telefoons.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 2.223,40 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de ten aanzien van verdachte onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2.000,- en de materiële schade wordt begroot op € 2.223,40, derhalve in totaal € 4.223,40.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikelen 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de onder verdachte in beslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen aan verdachte.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 4.223,40 (zegge vierduizend tweehonderd drieëntwintig euro en veertig cent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 4.223,40 (zegge vierduizend tweehonderd drieëntwintig euro en veertig cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 84 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs P.K. van Riemsdijk, J.W. Veenendaal en Y.A.T. Kruyer, bijgestaan door mr. P. Groot-Smits als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2008.
Mr. Y.A.T. Kruyer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.