ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6169

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600514-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Bruins
  • E.F. Bueno
  • L. Bakker-Splinter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak tegen minderjarige met onvoldoende bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 oktober 2008, stond een verdachte terecht voor meerdere zedenfeiten gepleegd tegen een minderjarige. De tenlastelegging omvatte seksuele handelingen met een slachtoffer, geboren in 1994, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De feiten zouden zich hebben voorgedaan in de periode van 27 mei 2005 tot en met 31 december 2006 in Baarn, binnen het arrondissement Utrecht. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de ontuchtige handelingen en dat de ten laste gelegde periode korter zou moeten zijn. De officier van justitie daarentegen meende dat de seksuele handelingen bewezen konden worden op basis van de verklaring van het slachtoffer en haar dagboekaantekeningen.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs, dat voornamelijk bestond uit de verklaring van het slachtoffer en enkele auditu-verklaringen van familieleden, onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank stelde vast dat de belastende informatie in de verklaringen voornamelijk afkomstig was van het slachtoffer zelf, zonder steun van andere bewijsmiddelen. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevoelige zedenzaken waarbij minderjarigen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600514-07
Datum uitspraak: 22 oktober 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Raadsvrouwe: mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 mei 2005
tot en met 27 augustus 2006 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht,
met [slachtoffer], geboren op [1994], die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (telkens) hebben
bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, immers heeft hij, verdachte,
(telkens) een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
geduwd en/of die [slachtoffer] getongzoend;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 augustus
2006 tot en met 31 december 2006 te Baarn, althans in het arrondissement
Utrecht, met [slachtoffer] (geboren op [1994]), die de leeftijd van
twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
immers heeft hij, verdachte, (telkens) een of meer vinger(s) in de vagina van
die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of die [slachtoffer] getongzoend;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 mei 2005
tot en met 31 december 2006 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht,
met [slachtoffer] (geboren op [1994]), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij,
verdachte, (telkens)
- de borst(en) en/of de kruisstreek van die [slachtoffer] heeft gestreeld en/of
betast
- en/of een hand van die [slachtoffer] op zijn, verdachtes, penis heeft gelegd:
Vrijspraak
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde seksuele handelingen jegens [slachtoffer], wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Voor het bewijs van het plegen van deze ontuchtige handelingen baseert de officier van justitie zich op het (studio)verhoor van aangeefster [slachtoffer], dat op 27 februari 2007 bij haar is afgenomen. In dit verhoor heeft [slachtoffer] immers verklaard dat zij seksueel is mishandeld door haar neef. Dit gebeurde in de tijd dat haar neef bij het bedrijf van haar vader werkte en dan in de woning van haar ouders bleef overnachten. De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld [slachtoffer] te geloven. Daarnaast heeft de officier van justitie voor het bewijs van belang geacht de dagboekaantekeningen van aangeefster die zijn gedateerd op 13 oktober 2005.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan ontuchtige handelingen jegens zijn nichtje.
De raadsvrouwe van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte van de gehele tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat voor de ontuchtige handelingen en de handelingen die bestaan in seksueel binnendringen in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Subsidiair heeft de raadsvrouwe bepleit dat de ten laste gelegde periode korter is, in die zin dat – àls de rechtbank al tot een bewezenverklaring zou komen – dient te worden uitgegaan van 13 oktober 2005 als startdatum, namelijk de dag waarop [slachtoffer] in haar dagboek heeft geschreven. De einddatum dient te worden bepaald in augustus 2006 nu er in het dossier geen aanwijzingen zijn te vinden voor een einddatum in december 2006 voor de ten laste gelegde gedragingen. De raadsvrouwe stelt zich voorts op het standpunt dat door verkorting van de ten laste gelegde periode het onder 2 ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Het in het dossier voorhanden zijnde bewijs bestaat naast de verklaring en het studioverhoor van het slachtoffer uit zogenaamde de auditu-verklaringen van de ouders, de zus en de vriendin van aangeefster. Deze verklaringen dragen onvoldoende bij aan het bewijs van het ten laste gelegde feit; immers de – mogelijk belastende – informatie in die verklaringen komt uit dezelfde bron, namelijk die van aangeefster [slachtoffer]. Het bewijs van de seksuele handelingen die in de tenlastelegging staan omschreven vindt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen steun in andere bewijsmiddelen dan de hiervoor genoemde de auditu-verklaringen. De hiervoor genoemde bladzijde met dagboekaantekeningen van 13 oktober 2005 draagt onvoldoende bij aan het bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.
Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.M. Bruins, E.F. Bueno en L. Bakker-Splinter, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2008.