ECLI:NL:RBUTR:2008:BG6169
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Bruins
- E.F. Bueno
- L. Bakker-Splinter
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zedenzaak tegen minderjarige met onvoldoende bewijs
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 22 oktober 2008, stond een verdachte terecht voor meerdere zedenfeiten gepleegd tegen een minderjarige. De tenlastelegging omvatte seksuele handelingen met een slachtoffer, geboren in 1994, die op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van twaalf jaren had bereikt. De feiten zouden zich hebben voorgedaan in de periode van 27 mei 2005 tot en met 31 december 2006 in Baarn, binnen het arrondissement Utrecht. De raadsvrouwe van de verdachte voerde aan dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de ontuchtige handelingen en dat de ten laste gelegde periode korter zou moeten zijn. De officier van justitie daarentegen meende dat de seksuele handelingen bewezen konden worden op basis van de verklaring van het slachtoffer en haar dagboekaantekeningen.
De rechtbank oordeelde dat het bewijs, dat voornamelijk bestond uit de verklaring van het slachtoffer en enkele auditu-verklaringen van familieleden, onvoldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank stelde vast dat de belastende informatie in de verklaringen voornamelijk afkomstig was van het slachtoffer zelf, zonder steun van andere bewijsmiddelen. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en hefte het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevoelige zedenzaken waarbij minderjarigen betrokken zijn.