beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 253870 / FA RK 08-5056, gezag
253872/ FA RK 08-5058, verblijfplaats
Beschikking van 7 november 2008
[vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. L.A.M.J. Putz
[moeder],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.F.W. Veraar.
1. Verloop van de procedure
1.1. De vader heeft op 20 augustus 2008 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot bepaling dat de ouders alsnog gezamenlijk worden belast met het gezag over de hierna te noemen kinderen, alsmede tot vaststelling van de verblijfplaats van de hierna te noemen kinderen in Nederland, dan wel in [woonplaats] of omgeving.
1.2. De vader heeft op 5 november 2008 ter griffie van deze rechtbank een wijziging c.q. aanvullend verzoek ingediend onder meer om hem primair te belasten met eenhoofdig gezag over de kinderen, om primair het hoofdverblijf bij hem te bepalen, alsmede om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de kinderen.
1.3. De moeder heeft bij brief van 5 november 2008, binnengekomen ter griffie op
6 november 2008, om aanhouding verzocht, omdat zij zich, gelet op het tijdstip waarop het aanvullend verzoek is ingediend, niet in staat acht op het aanvullend verzoek verweer te voeren.
1.4. De vader heeft per faxbericht van 6 november 2008 hierop gereageerd, waarbij hij heeft verzocht de zaak op
7 november 2008 wel mondeling te behandelen.
1.5. De moeder heeft per faxbericht op 6 november 2008 opnieuw om aanhouding gevraagd.
1.6. De rechtbank heeft op 6 november 2008 partijen laten weten dat de mondelinge behandeling van de zaak op 7 november 2008 doorgang zal vinden, maar dat het aanvullend verzoek van de vader, met uitzondering van de producties, niet behandeld zal worden.
1.7. De moeder heeft ter terechtzitting van 7 november 2008 een verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek ingediend ter bepaling om zich in de toekomst samen met de kinderen in Spanje, althans in het buitenland te mogen vestigen.
1.8. De minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hebben schriftelijk, binnengekomen ter griffie van deze rechtbank op
7 november 2008, hun mening aan de rechter kenbaar gemaakt.
1.9. De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 7 november 2008.
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2. De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[kind 1], geboren op 11 mei 1995 te [geboorteplaats],
[kind 2], geboren op 2 november 1996 te [geboorteplaats] en
[kind 3], geboren op 14 januari 2000 te [geboorteplaats].
2.3. De vader heeft de kinderen erkend.
2.4. De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1. Ter beoordeling aan de rechtbank staat het eerste verzoek van de vader zoals dat is ingediend ter griffie van deze rechtbank op 20 augustus 2008.
3.2. De vader heeft de rechtbank verzocht hem mede te belasten met het gezag over de drie minderjarige kinderen. De vader heeft daartoe aangevoerd dat partijen na een affectieve relatie van zestien jaar uit elkaar zijn gegaan, dat hij de kinderen elke zondag bij zich heeft en dat hij het in het belang van de kinderen acht dat er gezamenlijk gezag komt. De vader heeft de moeder meerdere malen verzocht mee te werken aan de totstandkoming van dit gezag, maar de moeder heeft hierop niet gereageerd. De vader heeft bovendien verzocht om vervolgens het hoofdverblijf van de kinderen in Nederland vast te stellen, nu hij heeft begrepen dat de moeder voornemens is met haar nieuwe partner en de kinderen naar Spanje te verhuizen.
3.3. De moeder is niet ter terechtzitting verschenen, omdat zij dit, volgens haar raadsman, geestelijk niet kon opbrengen. De moeder heeft zich tijdens de laatste twee kort geding zittingen erg gekwetst en geminacht gevoeld. De moeder heeft zich schriftelijk verweerd en gesteld dat de vader door zijn werkzaamheden weinig tijd met de kinderen heeft doorgebracht en dat hij evenmin een rol als opvoeder op de achtergrond heeft gespeeld. Volgens de moeder is er ook geen hechte band ontstaan tussen de vader en de kinderen en waren de kinderen ook niet geraakt door het vertrek van de vader in december 2007. Slechts op haar initiatief, zo stelt de moeder, is uiteindelijk een omgangsregeling tot stand gekomen, waarvoor de vader weinig tijd lijkt te hebben. De moeder voert voorts aan dat het verzoek tot gezamenlijk gezag alleen daarom door de vader is ingediend omdat de vader wil verhoeden dat de moeder met de kinderen naar een Zuid Europees land vertrekt. Een en ander moge volgens de moeder blijken uit de kort- geding procedures, waarin de vader een verbod vorderde om hangende deze procedure naar het buitenland te verhuizen, zodat de moeder zich genoodzaakt voelde de plannen, die zij zeker heeft, enige tijd uit te stellen. De moeder acht gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen; zij voorziet nieuwe conflicten voor de kinderen wanneer zij samen met de vader beslissingen moet nemen.
3.4. Ter terechtzitting van 7 november 2008 heeft de vader benadrukt dat hij al sinds het uiteengaan van partijen om gezamenlijk gezag heeft verzocht en dat hij daarover ook veel correspondentie kan overleggen. Volgens de vader zijn de zaken inderdaad geëscaleerd toen hij op de hoogte kwam van de plannen van de moeder, terwijl de vader zaken altijd heeft willen trachten te schikken. De moeder is nooit ingegaan op het voorgestelde viergesprek, omdat zij eerst over de financiën wilde praten, terwijl de vader reeds een voorstel tot betaling van kinder- en partneralimentatie had gedaan. De moeder heeft tijdens de kort geding procedure evenmin bereidheid getoond om gebruik te maken van de door de vader voorgestelde mediation. De vader heeft overigens ter terechtzitting aangegeven, dat partijen op 10 november aanstaande weer rond de tafel gaan.
3.5. De rechtbank overweegt dat, ingevolge de Wet van 9 oktober 2008 tot wijziging van onder meer art. 1:253c BW, zoals gepubliceerd in het Staatsblad 2008, nr. 410, 29353, de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezamenlijk gezag heeft gehad met de moeder, de rechter onder meer kan verzoeken de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. Dit verzoek wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.6. Hoewel deze wet nog niet in werking is getreden ziet de rechtbank, mede gelet op de huidige stand van de jurisprudentie op dit onderwerp, voldoende aanleiding daarop in dit geval te anticiperen. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat sprake is geweest van een langdurige relatie tussen partijen en een langdurig gezinsverband van de vader, de moeder en de kinderen. Weliswaar hebben partijen daarin kennelijk geleefd volgens een traditioneel rollenpatroon, waarbij de vader, als zelfstandig makelaar voor de inkomsten zorgde en de moeder zich voornamelijk bezig hield met de opvoeding van de kinderen, maar daarin verschillen partijen niet van vele andere ouders, voor wie dat rollenpatroon geen enkel beletsel oplevert voor een zinvolle invulling van het gezamenlijk gezag. Nu de relatie tussen partijen is verbroken is het des te noodzakelijker dat partijen samen overleggen over beslissingen die met betrekking tot de kinderen moeten worden genomen. Dergelijk overleg zorgt ervoor dat een meer weloverwogen beslissing kan worden genomen, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. Het gaat in zo’n situatie niet aan dat de beslissingsbevoegdheid geheel in handen van een van de ouders ligt. De daaruit voortvloeiende scheve machtsverhouding kan tot zeer ongewenste situaties leiden, hetgeen in dit geval zeer duidelijk tot uitdrukking is gekomen in het geheel eenzijdig door de moeder genomen besluit om met haar nieuwe partner en de kinderen naar Spanje te verhuizen.
De rechtbank gaat er niet aan voorbij dat op dit moment, relatief kort na de verbreking van de relatie, de verhoudingen tussen partijen enigszins zijn verstoord, maar ook daarin verschillen partijen niet van vele andere ouders die besloten hebben uit elkaar te gaan. In het geval van partijen houdt die verstoorde verhouding bovendien mede samen met tussen hen bestaande geschilpunten over onder meer de financiële afwikkeling van hun relatie en niet in de laatste plaats ook met de door de vader doorkruiste emigratieplannen van de moeder. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de tussen partijen bestaande communicatieproblemen een tijdelijk karakter hebben. In ieder geval zijn deze communicatieproblemen niet zodanig dat de kinderen klem of verloren zouden raken wanneer de ouders gezamenlijk met het gezag worden belast. De rechtbank zal dan ook bepalen dat voortaan beide ouders worden belast met het gezag over de kinderen.
3.7. Het bovenstaande brengt de rechtbank op het verzoek van de vader om te bepalen dat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland dan wel [woonplaats] of omgeving hebben. De rechtbank vat dit verzoek, nu partijen vanaf heden gezamenlijk met het gezag zijn belast, op als een verzoek om te beslissen op een geschil ex artikel 1: 253a BW. Namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen dit verzoek. Zij heeft daarnaast een verzoek ingediend om in het betreffende geschil een precies tegengestelde beslissing als de vader beoogt, te nemen. Zij heeft de rechtbank namelijk verzocht te bepalen dat zij gerechtigd is zich met de kinderen in Spanje althans in het buitenland te mogen vestigen.
3.8. Met betrekking tot dit geschil overweegt de rechtbank als volgt. Uit de stukken en de verklaringen van de vader ter zitting volgt dat de moeder kort na de verbreking van de relatie met de vader een nieuwe relatie is aangegaan en met deze partner is gaan samenwonen in de voormalige gezinswoning van partijen. Deze partner heeft, zo heeft de rechtbank begrepen, banden met Spanje, in die zin dat zijn ouders daar wonen en zijn (internet)bedrijf in Spanje is gevestigd. De vader heeft ter zitting echter onweersproken gesteld dat deze nieuwe partner, die overigens Nederlander is, zijn bedrijf ook vanuit Nederland kan leiden, hetgeen hij thans ook doet.
Vaststaat voorts dat verhuizing van de moeder met de kinderen naar Spanje een zeer aanzienlijke inbreuk oplevert in het familieleven tussen de vader en de kinderen, die thans wekelijks omgang met elkaar hebben. Het behoeft geen betoog dat deze omgang bij een verhuizing naar Spanje niet kan worden voortgezet. Reeds gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de belangen van de moeder om zich met de kinderen en haar partner in Spanje te mogen vestigen ondergeschikt aan de belangen van de vader. Daar komen in dit geval nog de belangen van de kinderen bij. Het gaat hier om Nederlandse kinderen die geboren en getogen zijn in Nederland en in [woonplaats] hun sociale leven hebben. De oudste zit in de tweede klas van de middelbare school en de middelste in groep 8. Deze kinderen hebben geen enkele band met Spanje, spreken de Spaanse taal niet en hebben met onder meer het uiteengaan van hun ouders en de komst van de nieuwe partner in het gezin een bewogen periode achter de rug. De moeder heeft, mede door haar niet verschijnen ter zitting, de rechtbank totaal niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij de belangen van de kinderen heeft meegewogen in haar beslissing om naar Spanje te verhuizen en welke maatregelen zij heeft genomen of denkt te gaan nemen om de gevolgen voor de kinderen van deze verhuizing op verantwoorde wijze te ondervangen. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden dan ook niet in het belang van de kinderen dat zij thans met hun moeder naar Spanje verhuizen en zal het verzoek van de vader dan ook toewijzen en dat van de moeder afwijzen.
3.9. Het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen en een omgangsregeling vast te stellen, zal de rechtbank aanhouden om zo spoedig mogelijk op een nieuwe zitting mondeling te behandelen.
De rechtbank overweegt voorts dat, wanneer de vader het verzoek tot het vaststellen van eenhoofdig gezag over de kinderen handhaaft, dit verzoek naar de meervoudige kamer zal worden verwezen.
4.1 De rechtbank bepaalt dat voortaan aan de ouders gezamenlijk het gezag toekomt over de minderjarige kinderen.
4.2 De rechtbank bepaalt dat de voorlopige verblijfplaats van de minderjarige kinderen voorlopig in [woonplaats], althans in Nederland is.
4.3 Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.4 De rechtbank houdt de mondelinge behandeling van het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten en zijn verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem aan, alsmede het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de kinderen en de niet-verzorgende ouder, met het verzoek aan de raadslieden om zo spoedig mogelijk hun verhinderdata aan de griffie van de rechtbank door te geven voor de maanden december 2008, januari 2009 en februari 2009, waarna een nieuwe mondelinge behandeling van de genoemde onderdelen zal worden bepaald.
4.5 Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. I.C.T.M. Jongens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2008.