ECLI:NL:RBUTR:2008:BH2016

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600570-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en bedreiging met misdrijf tegen het leven

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 26 november 2008, is de verdachte beschuldigd van opzettelijk brand stichten en bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 november 2008, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. J.E. van Spanje, heeft haar standpunt gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2007 in Benschop opzettelijk brand heeft gesticht bij een schuur op een camping, waarbij hij brandbare vloeistof heeft gebruikt en open vuur heeft aangestoken. Dit leidde tot gemeen gevaar voor de schuur en de opgeslagen goederen, waaronder gasflessen. Daarnaast heeft de verdachte op 18 maart 2007 twee personen bedreigd met een geweer en een zwaard, wat eveneens als een ernstig feit werd beschouwd. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs van de technische recherche in overweging genomen. De verdachte is eerder veroordeeld en heeft een moeilijk te begeleiden achtergrond, wat de rechtbank heeft meegenomen in de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen kleding en de onttrekking aan het verkeer van wapens die in verband stonden met de bedreigingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600570-07 en 16/610378-07 (gevoegd) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 november 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke- woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 november 2008. Tegen de verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. J.E. van Spanje, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.
Ter terechtzitting van 19 september 2008 zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt onder parketnummer 16/600570-07 tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 22 mei 2007 te Benschop, gemeente Lopik, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk brand heeft gesticht in en/of aan en/of bij een schuur (gelegen op een campingterrein), immers heeft hij alstoen aldaar een (uit een jerrycan afkomstige) hoeveelheid brandbare (vloei)stof geworpen en/of gesprenkeld en/of aangebracht op en/of aan en/of bij een wand van die schuur en/of tegen/op een tegen die schuur liggende stapel hout,
-welke schuur was voorzien van houten wanden en/of in welke schuur elf althans een aantal, flessen met (propaan)gas en/of een hoeveelheid riet waren/was opgeslagen-
en/of vervolgens opzettelijk die brandbare stof en/of de van die brandbare stof afkomstige gassen, in aanraking heeft gebracht met de vlam van een aansteker, althans met open vuur,
welke stof en/of welke gassen daardoor zijn/is ontvlamd,
ten gevolge waarvan een jerrycan en/of die/een stapel hout die tegen een wand van die schuur lag(en), geheel of gedeeltelijk zijn/is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en/of de inhoud van die schuur, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 mei 2007 te Benschop, gemeente Lopik, althans in het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in en/of aan een schuur (gelegen op een campingterrein)
-welke schuur was voorzien van houten wanden en/of in welke schuur elf althans een aantal flessen met (propaan)gas en/of een hoeveelheid riet waren/was opgeslagen,
een jerrycan met een brandbare stof heeft meegenomen naar die schuur en/of brandbare (vloei)stof heeft geworpen en/of gesprenkeld en/of aangebracht op en/of tegen en/of bij een wand van die schuur en/of tegen die schuur liggende stapel hout,
en/of (vervolgens) die brandbare stof(fen) en/of de van die brandbare stof afkomstige gassen, in aanraking heeft gebracht met de vlam van een aansteker, althans met open vuur,
welke stof en/of welke gassen daardoor zijn/is ontvlamd,
ten gevolge waarvan een jerrycan die en/of die stapel hout die tegen een wand van die schuur lag(en), geheel of gedeeltelijk zijn/is ontvlamd en/of verbrand,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt onder parketnummer 16/610378-07 tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 18 maart 2007 te Benschop, gemeente Lopik,, althans in het
arrondissement Utrecht, [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een geweer, althans een daarop gelijkend voorwerp gericht op die [aangever 1] en/of (daarbij) voornoemde dreigend de woorden toegevoegd : "kom maar,
kom maar, beng, beng"
en/of
- een zwaard en/of mes, althans een scherp voorwerp getoond en/of daarmee
(een) zwaaibewegin(gen) gemaakt in de richting van die [aangever 1] en/of
[aangever 2] en/of (daarbij) voornoemde(n) dreigend de woorden toegevoegd:
"kom maar op, ik steek je verrot, ga weg, ik steek jullie aan het mes",
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 16/600570-07 primair is tenlastegelegd en hetgeen de verdachte onder parketnummer 16/610378-07 is tenlastegelegd.
3.2. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 16/600570-07 primair is tenlastegelegd. De rechtbank baseert deze beslissing op:
- de aangifte van [aangever 1], waarin hij verklaart dat er op 22 mei 2007 op zijn camping in Benschop brand is gesticht aan de buitenkant van een schuur. In de schuur waren onder andere een hoeveelheid riet, 11 volle flessen propaangas en 5 lege gasflessen opgeslagen. De aangever verklaart voorts dat hij op de plek van de brand een deels gesmolten jerrycan onder een stapel hout heeft aangetroffen ;
- de verklaring van getuige [getuige 1], inhoudende dat hij op 22 mei 2007 omstreeks 6.15 uur vlammen zag komen uit de zijkant van het gebouw waar gasflessen staan opgeslagen. Op hetzelfde moment dat hij de vlammen zag, zag hij de verdachte lopen op circa vijf meter afstand van de brandhaard. De getuige verklaart dat zijn overbuurman [getuige 2] de verdachte ook bij de brand heeft gezien ;
- de verklaring van getuige [getuige 2], inhoudende dat hij op 22 mei 2007 omstreeks 6.10 uur bij de schuur een man zag staan bij een stapel hout die tegen de muur aan stond. Na maximaal tien minuten zag de getuige dat er een brandje was ontstaan exact op de plek waar hij de man met zijn handen in het hout had zien rommelen ;
- de bevindingen van de regionale technische recherche dat de brand had gewoed onder de houten schotten tegen de achterzijde van het “voerhok”. De recherche stelt vast dat opzettelijk een vluchtige stof ter hoogte van de achtergevel van het “voerhok” was aangebracht, dat op enige wijze opzettelijk open vuur was gebracht ter hoogte van een jerrycan onder het houten schot tegen de achterwand van het “voerhok”, dat de vermoedelijk tot een brandbom vervaardigde jerrycan brandend onder het houten schot was achtergelaten en dat er als gevolg daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was geweest. In de vulopening van de jerrycan werd een doek aangetroffen die was doordrenkt met een vloeistof, welke bij nader onderzoek kerosine bleek te zijn. In de keuken van de verdachte is een jerrycan aangetroffen met daarin eveneens kerosine;
- de verklaring van de verdachte dat op de plaats waar de brand heeft gewoed gasflessen staan en dat dit levensgevaarlijk is.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 16/610378-07 is tenlastegelegd. De rechtbank baseert deze beslissing op:
- de verklaring van de getuige [aangever 1], inhoudende dat hij op 18 maart 2007 op een shovel langs het huisje van de verdachte op de camping in Benschop reed en dat de verdachte een geweer op hem richtte. De getuige verklaart dat de verdachte op 4 à 5 meter bij hem vandaan stond en dat de verdachte zei: “Beng beng, kom maar.” Hij heeft tegen zijn vader [aangever 2] gezegd dat de verdachte een geweer had. Daarna stond de verdachte ineens met een zwaard in zijn handen en stond het geweer binnen op de grond. De getuige verklaart dat de verdachte met het zwaard op hem en zijn vader afkwam, dat de verdachte met het zwaard zwaaide in de lucht en dat hij steekbewegingen naar voren maakte ;
- de verklaring van de getuige [aangever 2], tevens aangever, inhoudende dat hij op 18 maart 2007 met zijn zoon [aangever 1] op de camping in Benschop was en dat zijn zoon hem waarschuwde voor de verdachte omdat de verdachte een geweer had. De getuige verklaart dat hij zag dat de verdachte het geweer had neergezet naast de deur en dat de verdachte een zwaard in zijn hand had van ongeveer 35 cm groot. De getuige verklaart dat de verdachte dreigde met het zwaard en riep dat zij door moesten lopen, omdat hij hen anders verrot stak ;
- de aangifte door [aangever 2], inhoudende dat de verdachte op 18 maart 2007 stekende bewegingen met het zwaard maakte en daarbij riep: “Kom maar op, ik steek je verrot, ga weg, ik steek jullie met een mes.” ;
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende dat op 18 maart 2007 in de woning van de verdachte een jachtgeweer, een zwaard en een mes zijn aangetroffen in in beslag zijn genomen.
3.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
(onder parketnummer 16/600570-07)
op 22 mei 2007 te Benschop opzettelijk brand heeft gesticht bij een schuur (gelegen op een campingterrein), immers heeft hij alstoen aldaar een hoeveelheid brandbare (vloei)stof aangebracht bij een wand van die schuur en een tegen die schuur liggende stapel hout,
- welke schuur was voorzien van houten wanden en in welke schuur een aantal, flessen met (propaan)gas en een hoeveelheid riet waren opgeslagen -
en vervolgens opzettelijk die brandbare stof, in aanraking heeft gebracht met met open vuur, welke stof daardoor is ontvlamd, ten gevolge waarvan een jerrycan en die stapel hout die tegen een wand van die schuur lagen, gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die schuur en de inhoud van die schuur, te duchten was;
(onder parketnummer 16/610378-07)
op 18 maart 2007 te Benschop, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een op een geweer gelijkend voorwerp gericht op die [aangever 1] en daarbij aan voornoemde dreigend de woorden toegevoegd: "kom maar,
kom maar, beng, beng"
en
- een zwaard getoond en daarmee zwaaibewegingen gemaakt in de richting van die [aangever 1] en [aangever 2] en daarbij aan voornoemden dreigend de woorden toegevoegd:
"kom maar op, ik steek je verrot, ga weg, ik steek jullie aan het mes".
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de volgende strafbare feiten op.
(onder parketnummer 16/600570-07)
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
(onder parketnummer 16/610378-07)
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht.
5.2. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat de bedreigingen van de verdachte niet alleen woordelijk zijn geweest, maar dat verdachte daarbij ook een zwaard en een op een geweer lijkend voorwerp heeft gebruikt. Deze bedreiging heeft angst bij de betrokkenen teweeg gebracht.
De verdachte heeft door zijn strafbare gedragingen, met name door de brandstichting, een onveilige situatie op de camping gecreëerd. Als de brand niet direct was geblust, dan was er vanwege de aanwezigheid van de gasflessen een gevaarlijke situatie ontstaan voor de brandweer. Verdachte mag van geluk spreken dat de schade zo beperkt is gebleven vanwege het adequate optreden van een mede-campingbewoner.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 september 2008, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het adviesrapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 6 november 2008 van J. Wassink, reclasseringswerker, blijkt dat de verdachte een moeilijk te begeleiden persoon is. De reclassering heeft een eerder toezicht negatief afgesloten, omdat de gestelde doelen in het toezicht niet of nauwelijks zijn behaald.
Gelet op het adviesrapport van de reclassering verwacht de rechtbank dat het opnieuw opleggen van een verplicht reclasseringscontact weinig effect zal sorteren. De rechtbank zal echter wel een groot gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, waarmee wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 3 maanden voorwaardelijk op te leggen.
6. Het beslag
(onder parketnummer 16/600570-07)
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen kleding, zijnde een zwarte broek, een zwart overhemd en een bodywarmer, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder de verdachte in beslag zijn genomen.
(onder parketnummer 16/610378-07)
Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van een zwaard en het op een geweer lijkend voorwerp en dat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang, waardoor de rechtbank deze voorwerpen zal onttrekken aan het verkeer.
Gebleken is dat bij het onderzoek naar het tenlastegelegde feit nog een zwaard bij de verdachte is aangetroffen, terwijl dat voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang, waardoor de rechtbank zal besluiten ook dit voorwerp aan het verkeer te onttrekken.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Bewezenverklaring
Verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.3 is omschreven.
Spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
Verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
(onder parketnummer 16/600570-07)
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
(onder parketnummer 16/610378-07)
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van de onder parketnummer 16/600570-07 in beslag genomen voorwerpen, te weten een zwarte broek, een zwart overhemd en een bodywarmer.
Verklaart aan het verkeer onttrokken de onder parketnummer 16/610378-07 in beslag genomen voorwerpen, te weten een geweer (enkel loop), een zwaard (kleur bruin) en een zwaard (kleur zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. N.V.M. Gehlen, voorzitter, mr. J.K.J. van den Boom en mr. A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 november 2008.