ECLI:NL:RBUTR:2009:BH3095

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600994 UC EXPL 08-16247
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beweiding van pensionpaarden en de kwalificatie als huurovereenkomst of pachtovereenkomst

In deze zaak, die werd behandeld door de Pachtkamer van de Rechtbank Utrecht, stond de vraag centraal of de overeenkomst tussen [J.] en de besloten vennootschap Stal De Molshoop Bosch en Duin B.V. kwalificeert als een huurovereenkomst of een pachtovereenkomst. De zaak betreft de beweiding van pensionpaarden op percelen die eigendom zijn van [J.]. De pachtkamer heeft op 17 februari 2009 uitspraak gedaan na een comparitie op 19 januari 2009 en verwijst naar een eerder tussenvonnis van 12 november 2008.

De eisende partij, [J.], vorderde een verklaring voor recht dat de overeenkomst een huurovereenkomst is, terwijl de gedaagde partij, De Molshoop, in reconventie een verklaring voor recht vorderde dat het een pachtovereenkomst betreft. De pachtkamer heeft vastgesteld dat het gebruik van de percelen voor de beweiding van pensionpaarden een bedrijfsmatig karakter heeft, maar dat dit niet automatisch betekent dat het onder de definitie van pacht valt zoals opgenomen in de artikelen 7:311 en 312 van het Burgerlijk Wetboek.

De pachtkamer heeft geconcludeerd dat de beweiding van de paarden niet kan worden aangemerkt als landbouwkundige activiteit, omdat er geen sprake is van bodemcultuur met vruchttrekking met een economisch oogmerk. De pachtkamer heeft de vordering van [J.] toegewezen en de vordering van De Molshoop afgewezen, met de overweging dat de overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst. De Molshoop is veroordeeld in de proceskosten van [J.].

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Pachtkamer
Locatie Utrecht
zaaknummer: 600994 UC EXPL 08-16247 mc
vonnis d.d. 17 februari 2009
inzake
[J]
wonende te Bosch en Duin (gemeente Zeist),
verder ook te noemen [J.],
eisende partij,
gemachtigde: mr. D.M.H.M. van Dijk, advocaat te Arnhem,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAL DE MOLSHOOP BOSCH EN DUIN B.V.,
gevestigd te Bilthoven,
verder ook te noemen De Molshoop,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.H. Vermeulen, advocaat te 's-Gravenhage.
Verloop van de procedure
De pachtkamer verwijst naar het tussenvonnis van 12 november 2008.
De comparitie is gehouden op 19 januari 2009. Daarvan is aantekening gehouden. Voorts heeft [J.] hierbij een conclusie van antwoord in reconventie ingediend. De Molshoop is hiermee akkoord gegaan.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
In conventie en in reconventie
1. In deze zaak staan de volgende feiten vast.
1.1 [J.] is eigenaar van de percelen kadastraal bekend gemeente De Bilt, sectie E, nummers 4707 en 4709, ter grootte van 0.77.55 ha respectievelijk 1.56.65 ha.
1.2 In beginsel heeft [J.] met De Molshoop overeenstemming bereikt dat hij voormelde percelen tegen voldoening van een tegenprestatie aan De Molshoop in gebruik zal geven.
1.3 De Molshoop zal deze gronden gebruiken voor de beweiding van circa 60 pensionpaarden.
In conventie
2.1 [J.] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de tussen partijen bestaande concept-overeenkomst een huurovereenkomst is. Voorts vordert [J.] om De Molshoop in de proceskosten te veroordelen.
2.2 Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [J.] dat de overeenkomst er toe strekt dat los land in gebruik wordt gegeven voor de beweiding met pensionpaarden. Een dergelijk gebruik is evenwel niet landbouwkundig, als bedoeld in de artikelen 7:311 en 312 BW, aangezien er geen sprake is van bodemcultuur met vruchttrekking met een economisch oogmerk, aldus [J.]. Voorts heeft [J.] gesteld dat de paarden - die overigens van derden zijn - er enkel zullen grazen, waarbij De Molshoop inkomsten uit pensiongelden zal genereren. Ter zitting heeft [J.] hier nog aan toegevoegd dat het bedrijfsmatige karakter van de beweiding niet in geschil is.
3. De Molshoop heeft verweer gevoerd. Voor zover nodig zal de pachtkamer daarop in het navolgende ingaan.
In reconventie
4.1 Na wijziging van eis vordert De Molshoop bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat de tussen partijen bestaande concept-overeenkomst een pachtovereenkomst is. Verder vordert De Molshoop veroordeling van [J.] in de proceskosten.
4.2 Ter onderbouwing van haar vordering stelt De Molshoop dat zij aantrekkelijk is voor (potentiële) klanten, aangezien zij de paarden in het open veld kan weiden. Deze mogelijkheid maakt ook een fors deel van de prijs uit, die De Molshoop bij haar klanten in rekening brengt; de gemiddelde kosten voor stalling en verzorging bedragen per paard ongeveer
€ 350,- per maand, terwijl De Molshoop € 525,- per maand in rekening brengt. Onder verwijzing naar de definitie van pacht, zoals opgenomen in artikel 7:311 BW, is De Molshoop van mening dat het weiden van paarden onder het begrip 'landbouw' moet worden geschaard. De Molshoop heeft hieraan toegevoegd dat er zich op de onderhavige gronden geen manege bevindt. Ten slotte heeft De Molshoop aangevoerd dat de beweiding bedrijfsmatig van aard is.
5. [J.] heeft verweer gevoerd. Voor zover nodig zal de pachtkamer daarop in het navolgende ingaan.
6. De pachtkamer overweegt als volgt.
In conventie
6.1 Voor wat betreft de door partijen opgestelde concept-overeenkomst verwijst de pachtkamer naar de aan dit vonnis gehechte kopie ervan.
6.2 Tussen partijen is niet in geding dat het beweiden van pensionpaarden een bedrijfsmatig karakter heeft. Gelet hierop dient de pachtkamer enkel te beoordelen of hiermee sprake is van een landbouwkundige activiteit is, als bedoeld in de artikelen 7:311 en 312 BW.
6.3 De Molshoop beroept zich op de in artikel 7:312 BW opgenomen aanvulling op de definitie die van belang is om te beoordelen of sprake is van een pachtovereenkomst. Uit de artikelsgewijze toelichting in de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 20 448, nr. 3, bladzijde 14) blijkt dat uitdrukkelijk is opgenomen dat activiteiten als akkerbouw, weidebouw, veehouderij enzovoorts, alleen dan als landbouw worden aangemerkt voor zover zij bedrijfsmatig worden uitgeoefend. De bedoeling van deze toevoeging is als volgt: "Het bedrijf behoort dus gericht dient te zijn op landbouw. In het wetsvoorstel is niet reeds sprake van pacht bij vruchttrekking met een economisch oogmerk van meer dan ondergeschikte betekenis, zoals de huidige rechtspraak aanneemt. Zo is het tegen betaling in gebruik geven van landbouwgrond voor een ander bedrijf dan een landbouwbedrijf, geen pacht, maar huur". De ministers (van Justitie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) geven als voorbeeld de slager die een stuk land huurt om daarop korte tijd het slachtvee te herbergen ten behoeve van zijn slagerij. "Er is geen reden om ook in een dergelijk geval het dwingende pachtrecht toe te passen.", aldus (wederom) de beide ministers.
De minister (ditmaal alleen van Justitie) heeft vervolgens in de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 448, nr. 8, bladzijde 7) nog bepaalde opmerkingen gemaakt over een uitbreiding met betrekking tot de uitoefening van landbouw, te weten: verantwoord natuurbeheer of instandhouding van een bepaald landschap, maar deze nuanceringen doen in de onderhavige zaak niet ter zake. De pachtkamer is dan ook van oordeel dat zich in het onderhavige geval de in de Memorie van Toelichting toegelichte en uitgelegde situatie voordoet. Niet, althans in onvoldoende mate is gebleken dat De Molshoop een landbouwbedrijf is - net als de slager in bedoeld voorbeeld - en het tegen betaling in gebruik geven van landbouwgrond voor het beweiden van de paarden is dan ook geen pacht, maar huur. Daar doet niet aan af dat De Molshoop ook commercieel geëxploiteerd wordt.
6.4 Het verweer van De Molshoop gaat uit van een verkeerde lezing van de parlementaire stukken. Het verweer dient te worden verworpen. [J.] wordt dus in het gelijk gesteld. De Molshoop wordt in de kosten veroordeeld.
In reconventie
6.5 Nu door de pachtkamer wordt beslist als in conventie overwogen, dient de reconventionele vordering te worden afgewezen.
Beslissing
De pachtkamer:
In conventie en in reconventie
verklaart voor recht dat de aangehechte overeenkomst een overeenkomst is die ziet op het huren en verhuren van percelen los land;
veroordeelt De Molshoop tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [J.], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 492,44, waarin begrepen € 300,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter-voorzitter, en de leden jhr. drs. L.D.M.T. von Bönninghausen en P. Overvest, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2009.