ECLI:NL:RBUTR:2009:BH6053

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
613501 UV EXPL 09-46
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • I.M. Vanwersch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming zonder titel en schadevergoeding bij toerekenbare tekortkoming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, hebben eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, [gedaagde], wegens ontruiming zonder titel en schadevergoeding. De eisers hebben in hun vordering gesteld dat zij op 25 december 2008 onterecht zijn ontruimd uit hun huurwoningen, die zij in onderhuur van gedaagde gebruikten. De eisers hebben gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden door de ontruiming, waaronder schade aan hun inventaris en extra kosten voor vervangende woonruimte. De eisers hebben een voorschot op de schadevergoeding van in totaal € 10.199,58 en € 10.186,64 gevorderd, alsook onverschuldigd betaalde huur over december 2008.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, omdat hij de huurovereenkomst niet rechtsgeldig heeft beëindigd. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de onrechtmatige ontruiming en dat hij schadeplichtig is. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers gedeeltelijk toegewezen, waarbij een voorschot op de schadevergoeding van € 5.000,00 aan [eiser sub 1] en € 4.500,00 aan [eiser sub 2] is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

De uitspraak is gedaan op 16 maart 2009 door mr. I.M. Vanwersch, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 613501 UV EXPL 09-46
toevoegingsnr.: 4HG8648 (afgegeven ten behoeve van [eiser sub 2])
kort geding vonnis d.d. 16 maart 2009
inzake
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser c.s.], in mannelijk enkelvoud,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths, advocaat,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.M.A.C. van de Wouw.
1. Het verloop van de procedure
[eiser c.s.] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden. De zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2009, samen met de behandeling in de zaak met nummer 616891 UV EXPL 09-71. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. Hierna is uitspraak bepaald op heden.
1. De vaststaande feiten
1.1. [eiser c.s.] huurt van [gedaagde] vanaf respectievelijk 1 mei 2004 en 1 april 2005 in onderhuur een kamer aan de [adres] te [woonplaats], met gebruik van gemeenschappelijke ruimten tegen een respectieve huurprijs van € 230,28 en € 217,60 per maand. Naast hoofdhuurder van deze woonruimte is [gedaagde] tevens huurder van de bedrijfsruimte aan de [adres].
1.2. Op 25 december 2008 zijn de kamers van [eiser c.s.] ontruimd. Daarvan en van de locatie van de opslag van de verwijderde inventarissen, is [eiser c.s.] via de voicemail op 26 december 2008 in kennis gesteld.
1.3. Op 31 december 2008 respectievelijk 9 januari 2009 hebben [eiser sub 2] en [eiser sub 1] aangifte gedaan van huisvredebreuk, diefstal en vernieling van de respectieve inventarissen.
1.4. Bij brief van 14 januari 2009 heeft [eiser c.s.] de huurovereenkomsten buitengerechtelijk ontbonden. Tevens [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade ontstaan uit vermissing of beschadiging van eigendommen en voor de schade vanwege hogere huurpenningen voor vervangende woonruimte. Per persoon is de materiële schade daarbij begroot op € 5.000,- bij wijze van voorschot, te vermeerderen met een verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding van € 5.135,88, waarvoor aansluiting is gezocht bij een landelijke vergoedingsregeling voor alle huurders van zelfstandige woningen in geval van renovatie. Ook vordert [eiser c.s.] onverschuldigd betaalde huur terug over december 2008 voor een bedrag van
€ 53,73 respectievelijk € 50,79. Aan de desbetreffende sommatie tot voldoening binnen vijf dagen is niet voldaan.
2. Het geschil
2.1. [eiser c.s.] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening:
a) tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 10.199,58 aan [eiser sub 1], vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de dag van gehele voldoening;
b) tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 10.186,64 aan [eiser sub 2], vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de dag van gehele voldoening;
c) met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2. Het verweer van [gedaagde] dat er sprake is van rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst, omdat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] mondelinge hebben ingestemd wordt verworpen. [eiser c.s.] betwist immers dat hij heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomsten, zodat er geen beëindiging met wederzijds goedvinden heeft plaats gevonden. Dit is anders indien de huurder na de opzegging door de verhuurder schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging. Gesteld noch gebleken is dat [eiser c.s.] schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst, zodat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] te kort is geschoten in de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, nu hij [eiser c.s.] vanaf 25 december 2008 het gebruik van het gehuurde heeft onthouden. Vanaf 25 december 2008 is [gedaagde] van rechtswege in verzuim en om deze reden schadeplichtig.
3.2. Het verweer van [gedaagde], inhoudende dat niet hij maar zijn stiefbroer aansprakelijk is, wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is immers dat zijn stiefbroer formeel de verhuurder van [eiser c.s.] was geworden en dat de stiefbroer beschikte over een ontruimingstitel. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] ten tijde van de ontruiming aanwezig was en hij zijn stiefbroer niet heeft weerhouden, wordt aangenomen dat de stiefbroer met instemming van [gedaagde] de kamers van [eiser c.s.] heeft ontruimd. Het onrechtmatige handelen van de stiefbroer kan om deze reden aan [gedaagde] worden toegerekend zodat [gedaagde] ook om deze reden schadeplichtig is.
3.4. Ter onderbouwing van de schade hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2], ieder voor zich, een lijst van door de ontruiming vermiste en beschadigde eigendommen overgelegd, alsmede foto’s van de opslagruimte waarin (een deel van) hun inventaris na de ontruiming is opgeslagen. Hoewel op grond van de foto’s de omvang van de schade niet goed vast te stellen is, is voldoende aannemelijk dat [eiser c.s.] door de onrechtmatige ontruiming schade heeft geleden.
3.5. De gevorderde verhuis- en herinrichtingskosten ad € 5.135,88 is niet toewijsbaar, nu deze vergoeding wordt toegekend in geval van gedwongen verhuizing vanuit een zelfstandige woning. [eiser c.s.] huurden slechts een kamer. Dit laat onverlet dat [eiser c.s.] kosten moeten maken om hun inventaris te verhuizen en om hun nieuwe woonruimte in te richten. Nu deze kosten niet eenvoudig begroot kunnen worden, komt het de kantonrechter geraden voor om aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] elk een bedrag van € 2.500,00 toe te kennen, bij wijze van voorschot op de schade en bij wijze van voorlopige verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding.
3.6. Voor de berekening van de schade die voortvloeit uit het verschil tussen de hoogte in huurpenningen voor de kameronderhuur en hun onderscheidene nieuwe onderkomens, gaat de kantonrechter voorshands uit van hetgeen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] daarover ter zitting hebben verklaard. Voor de looptijd waarover dat verschil wordt berekend acht de kantonrechter, in aansluiting op duur en uitkomst van een gerechtelijke procedure tot beëindiging van de huurovereenkomst, een termijn van zes maanden redelijk.
Toewijsbaar is dan voor [eiser sub 1]: € 630,00 - € 230,28 = € 399,72 x 6 = € 2.398,32, en voor [eiser sub 2]: € 525,00 -
€ 217,60 = € 307,40 x 6 = € 1.844,40.
3.7. Nu vast staat dat [eiser c.s.] de volledige huur over de maand december 2008 heeft voldaan, is er over de periode van 25 tot en met 31 december 2008 onverschuldigd betaald. De ter zake gevorderde bedragen van € 53,73 respectievelijk € 50,79 worden dan ook toegewezen.
3.8. Het aldus berekende voorschot op de totale schade wordt voor [eiser sub 1] gemakshalve afgerond op € 5.000,00 en voor [eiser sub 2] op € 4.500,00.
3.9. [gedaagde] heeft ter zitting verzocht, voor zover de vorderingen van [eiser c.s.] toegewezen mochten worden, hem in de gelegenheid te stellen de veroordelingen te voldoen in twaalf maandelijkse, althans meerdere, termijnen. Dit verzoek is niet toewijsbaar, nu dit des partijen is. [gedaagde] zal hierover met partijen separaat een afspraak moeten maken.
3.10. De wettelijke rente daarover, waartegen geen (specifiek) verweer is gevoerd, is eveneens toewijsbaar.
3.11. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de kosten van deze procedure veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag ad € 5.000,00 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de gehele voldoening;
4.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser sub 2] te betalen € 4.500,00 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de gehele voldoening;
4.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser c.s.], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 700,98, waarin begrepen € 400,- aan salaris gemachtigde en te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
4.4. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2009.