ECLI:NL:RBUTR:2009:BH6055

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
616891 UV EXPL 09-71
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • I.M. Vanwersch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming zonder titel en schadevergoeding bij toerekenbare tekortkoming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 16 maart 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vorderde een voorschot op schadevergoeding van € 12.500,- van [gedaagde] wegens onrechtmatige ontruiming van haar kamer op 25 december 2008. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat er geen rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst had plaatsgevonden. [Eiser] betwistte dat zij had ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst, en de kantonrechter verwierp het verweer van [gedaagde] dat zijn stiefbroer aansprakelijk was voor de ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] schadeplichtig was, omdat hij de ontruiming had toegestaan zonder een ontruimingstitel.

De kantonrechter heeft de schade van [eiser] begroot op een totaalbedrag van € 5.300,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 december 2008. Dit bedrag omvat een voorschot op de schadevergoeding en de kosten van de procedure, die op € 700,98 zijn begroot. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] tot vergoeding van verhuis- en herinrichtingskosten afgewezen, omdat deze kosten alleen toewijsbaar zijn in geval van gedwongen verhuizing vanuit een zelfstandige woning, terwijl [eiser] slechts een kamer huurde. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [gedaagde] is in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders en de noodzaak van een rechtsgeldige ontruiming, evenals de mogelijkheid voor huurders om schadevergoeding te vorderen bij onrechtmatige ontruiming.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Utrecht
zaaknummer: 616891 UV EXPL 09-71
kort geding vonnis d.d. 16 maart 2009
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats]
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.D. Cotterell,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.M.A.C. van de Wouw.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft [gedaagde] in kort geding doen dagvaarden. De zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2009, tezamen met de openbare behandeling van de kort gedingprocedure bekend onder zaaknr. 613501 UV EXPL 09-46. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. Daarvan is aantekening gehouden. Hierna is uitspraak bepaald.
1. De vaststaande feiten
1.1. [eiser] huurt van [gedaagde] in onderhuur een kamer aan de [adres] te [woonplaats] met gebruik van gemeenschappelijke ruimten tegen een huurprijs van laatstelijk € 275,66 per maand.
1.2. Op 16 oktober 2008 heeft de Huurcommissie uitspraak gedaan op een verzoek van [eiser]. Daarbij is bepaald dat een all-inprijs is overeengekomen, dat de kale huurprijs met ingang van 1 juli 2008 € 114,72 per maand, en het voorschotbedrag voor de servicekosten € 28,68 per maand bedraagt.
1.3. [gedaagde] vordert vernietiging van deze uitspraak, waartoe op 6 januari 2009 een dagvaarding is uitgebracht.
1.4. Naast hoofdhuurder van deze woonruimte is [gedaagde] tevens huurder van de naastgelegen bedrijfsruimte aan de [adres].
1.5. Op 25 december 2008 is de kamer van [eiser], buiten haar medeweten en aanwezigheid, ontruimd.
1.6. Op 26 en 31 december 2008 heeft [eiser] respectieve aangifte gedaan van diefstal en vernieling van een gedeelte van haar inventaris.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] bij wege van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van
€ 12.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de dag van gehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiser] de volgende schadeposten genoemd:
a) beschadigde en zoekgeraakte inboedel volgens een bij de dagvaarding gevoegde lijst;
b) verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding van € 5.135,88, waarvoor aansluiting is gezocht bij een landelijke vergoedingsregeling voor alle huurders van zelfstandige woningen in geval van renovatie;
c) kosten busje om de verwijderde goederen in veiligheid te brengen;
d) vijf dagen verletkosten voor verblijf op het politiebureau, de gang naar en van de plaats waar haar ontruimde inventaris was opgeslagen, voor het zoeken naar vervangende woonruimte en
e) de schade vanwege hogere huurpenningen voor vervangende woonruimte, berekend op € 580,00 - € 114,00 = € 466,00 per maand.
2.3. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna
- voor zover van belang - worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2. Het verweer van [gedaagde] dat er sprake is van een rechtsgeldige beëindiging van de huurovereenkomst, omdat [eiser] mondeling heeft ingestemd wordt verworpen. [eiser] betwist immers dat zij heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst, zodat er geen beëindiging met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden. Dit is anders indien de huurder na de opzegging door de verhuurder schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] schriftelijk heeft ingestemd met de opzegging van de huurovereenkomst, zodat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagde] te kort is geschoten in de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst, nu hij [eiser] vanaf 25 december 2008 het gebruik van het gehuurde heeft onthouden. Vanaf
25 december 2008 is [gedaagde] van rechtswege in verzuim en om deze reden schadeplichtig.
3.3. Het verweer van [gedaagde], inhoudende dat niet hij maar zijn stiefbroer aansprakelijk is, wordt verworpen. Gesteld noch gebleken is immers dat zijn stiefbroer formeel de verhuurder van [eiser] was geworden en dat de stiefbroer beschikte over een ontruimingstitel. Nu voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] ten tijde van de ontruiming aanwezig was en hij zijn stiefbroer niet heeft weerhouden, wordt aangenomen dat de stiefbroer met instemming van [gedaagde] de kamer van [eiser] heeft ontruimd. Het onrechtmatige handelen van de stiefbroer kan aan [gedaagde] worden toegerekend zodat [gedaagde] ook om deze reden schadeplichtig is.
3.4. Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eiser] een lijst van door de ontruiming vermiste en beschadigde eigendommen overgelegd.
De kantonrechter betrekt daarbij ook de in de andere procedure overgelegde foto’s van de opslagruimte waarin (een deel van) de inventaris na de ontruiming is opgeslagen. In die opslagruimte bevond zich de inventaris van zowel [eiser] als die van de beide andere kamerhuursters. Hoewel op grond van de foto’s de omvang van de schade niet goed vast te stellen is, is voldoende aannemelijk dat [eiser] door de onrechtmatige ontruiming schade heeft geleden.
3.5. De gevorderde verhuis- en herinrichtingskosten ad € 5.135,88 zijn niet toewijsbaar, nu deze vergoeding wordt toegekend in geval van gedwongen verhuizing vanuit een zelfstandige woning. [eiser] huurde slechts een kamer.
3.6. Het komt de kantonrechter geraden voor om aan [eiser] (all-in) een bedrag van
€ 2.500,- toe te kennen, bij wijze van voorschot op de schade en bij wijze van voorlopige verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding.
3.7. Voor de berekening van de schade die voortvloeit uit het verschil tussen de hoogte in huurpenningen voor de kameronderhuur en het nieuwe tijdelijke onderkomen, gaat de kantonrechter voorshands uit van hetgeen [eiser] daarover heeft gesteld. [eiser] verklaarde dat zij thans een huurovereenkomst heeft gesloten voor 3½ maand.
Toewijsbaar is dus: € 580,00 - € 114,00 = € 466,00 x 3 ½ = € 1.631,00.
Voorts komt het de kantonrechter geraden voor om aansluiting te zoeken bij de duur van een bodemprocedure, te weten zes maanden. De schade voor de resterende tweeënhalve maand wordt vooralsnog gefixeerd op dezelfde uitgangspunten en komt aldus neer op 2 ½ x € 466,00 = € 1.165,-, waarmee de totale schade neerkomt op € 2.796,-.
3.8. Het aldus berekende voorschot op de schade wordt afgerond op € 5.300,-.
3.9. [gedaagde] heeft ter zitting verzocht, voor zover de vordering toegewezen mocht worden, hem in de gelegenheid te stellen de veroordelingen te voldoen in twaalf maandelijkse, althans meerdere, termijnen. Dit verzoek is niet toewijsbaar, nu dit des partijen is. [gedaagde] zal hierover met [eiser] separaat een afspraak moeten maken.
3.10. De wettelijke rente daarover, waartegen geen (specifiek) verweer is gevoerd, is eveneens toewijsbaar.
3.11. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] in de kosten van deze procedure veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 5.300,- aan voorschot op de schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 december 2008 tot aan de gehele voldoening;
4.2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 700,98, waarin begrepen € 400,- aan salaris gemachtigde;
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2009.