ECLI:NL:RBUTR:2009:BH7571

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/705145-07 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bedrijf wegens schuld aan een gasexplosie in winkelcentrum Overkapel te Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijf dat verantwoordelijk werd gehouden voor een gasexplosie in het winkelcentrum Overkapel te Utrecht. De rechtbank oordeelde dat het bedrijf een boete van 15.000 euro moest betalen wegens schuld aan de explosie, die het gevolg was van onvoorzichtig handelen van twee werknemers tijdens sonderingswerkzaamheden. De werknemers hadden graafwerkzaamheden verricht zonder de benodigde liggingsgegevens van kabels en leidingen, en gebruikten in plaats daarvan een wichelroede, een methode die niet betrouwbaar was en niet voldeed aan de voorgeschreven veiligheidsprocedures. De rechtbank concludeerde dat het bedrijf verantwoordelijk was voor de handelingen van zijn werknemers, die in het kader van hun werkzaamheden handelden. De explosie leidde tot lichamelijke en psychische schade bij drie kinderen, die als slachtoffers in de zaak werden erkend. De rechtbank legde ook schadevergoedingsmaatregelen op aan het bedrijf voor de benadeelde partijen. De rechtbank sprak het bedrijf vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bedrijven voor de veiligheid van hun werkzaamheden en de gevolgen van nalatigheid.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/705145-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 maart 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
gevestigd te [adres], ter zitting vertegenwoordigd door P. Groen,
raadsvrouw mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.H.D.M. van Leent, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
door de schuld van verdachte een ontploffing heeft plaatsgevonden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair aangevoerd dat cliënte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het gedrag van haar werknemers, de sondeermeesters. Zij hebben gesondeerd zonder dat zij in het bezit waren van informatie verkregen uit een zogenoemde klic-melding. Daarnaast hebben zij in strijd met het Handboek Sondeermeesters gehandeld, door geen proefsleuven te graven of voor te boren.
Subsidiair is de raadsvrouwe van mening dat niet kan worden bewezen dat het aan cliënte is te wijten dat er een ontploffing heeft plaatsgevonden. Deze ontploffing dient te worden beschouwd als een ongelukkige samenloop van omstandigheden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverweging voorkomen verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0914/06-004449.
Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van de volgende -ook door verdachte niet betwiste- gang van zaken.
Op 10 januari 2006 hebben twee werknemers van verdachte tijdens hun sondeerwerkzaamheden in het trottoir van de Fortunadreef te Utrecht, een gasleiding doorboord. Zij maakten hiervan melding bij de beheerder van het gasleidingnet, Eneco. Medewerkers van Eneco arriveerden na ca. 20 minuten en plaatsten zogenoemde ballonnen in de gasleiding, waardoor de uitstroom van gas werd gestopt. Vervolgens zijn de medewerkers van Eneco begonnen aan het repareren van het lek. Korte tijd nadien (en ca. 1,5 à 2 uur na het ontstaan van het gaslek) vond een ontploffing plaats, waarbij vier personen gewond raakten, van wie één persoon zwaar gewond.
Het aardgas, dat uit de leiding stroomde, is gedeeltelijk via de bodem verspreid. Een deel van het in de bodem verspreide gas is via de bodem in de kruipruimte onder de voormalige boekhandel terecht gekomen. De hoeveelheid gas die zich op deze manier in de kruipruimte ophoopte, was voldoende om een explosief mengsel te verkrijgen.
De rechtbank gaat ten aanzien van de werkzaamheden van de werknemers van verdachte van het navolgende uit.
[werknemer A], sondeermeester en in dienst van verdachte, heeft verklaard dat hij ten behoeve van de te verrichten werkzaamheden bij het winkelcentrum Overkapel te Utrecht op 10 januari 2006 op het kantoor te Lemmer de werkopdracht heeft opgehaald. Bij deze werkopdracht bevonden zich twee situatietekeningen. Bij deze werkopdracht bevond zich geen klic-melding. Zijn collega, sondeermeester [werknemer B], verklaarde dat pas ter plekke bleek dat het terrein waarop gesondeerd moest worden, bebouwd was. [werknemer A] verklaarde dat in het geval gesondeerd dient te worden bij bestaande bouw de medewerkers van de afdeling werkvoorbereiding normaal gesproken een klic-melding bij de werkopdracht voegen. Een klic-melding bestaat uit tekeningen waarop leidingen en kabels staan aangegeven. Hoewel [werknemer A] en [werknemer B] niet beschikten over deze informatie besloten zij toch te sonderen. Ze hebben zich niet aan de aanwijzingen uit het Handboek Sondeermeesters gehouden, inhoudende dat ter plaatse van het sondeerpunt voorgeboord of handmatig vrij gegraven dient te worden. [werknemer A] gebruikte een wichelroede om te bepalen of er een leiding in de grond lag en met behulp van de hiermee verkregen informatie zette hij de sondeerplek uit. Vervolgens voerde [werknemer B] de daadwerkelijke sondering uit. Kort na aanvang van de tweede sondering, in het trottoir van de Fortunadreef, rook [werknemer A] een gaslucht en hoorde hij een sissend geluid. [werknemer B] zette direct de motor van de sondeertruck uit en [werknemer A] heeft telefonisch bij Eneco melding gedaan dat ze een gaslek hadden veroorzaakt.
De gevolgen van het sonderen
De sondeerconus heeft in verticale richting de hoofdgasleiding doorboord. De explosie was het rechtstreekse gevolg van deze gaslekkage.
Ten gevolge van de explosie zijn vier personen gewond geraakt.
Bij [gewonde A] was sprake van hersenoedeem, een wond op haar achterhoofd, een gebroken kaak en een gebroken eerste nekwervel. [gewonde B] werd door de explosie opgetild en kwam enige meters verderop weer op de grond terecht. Zij kreeg houtmateriaal op zich, waardoor zij builen op haar hoofd kreeg en hoofdpijn. Daarnaast was haar rechtervoet gekneusd en had ze last van haar rug. [gewonde C] werd eveneens door de explosie opgetild. Hij viel verderop weer op grond. Hij had een diepe snee in zijn achterhoofd en een buil op zijn voorhoofd. [gewonde D] was in het kader van zijn werkzaamheden bij Eneco op de plek van het gaslek aanwezig. Ten gevolge van de explosie stond hij voor zijn gevoel ineens 10 meter verderop. Hij had een hoofdwond.
De strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachte voor het handelen van de sondeermeesters
[werknemer A] en [werknemer B] zijn beiden sondeermeester en respectievelijk bijna 25 jaar en 20 jaar in dienst van verdachte. In het geval de sonderingsplaatsen in bebouwd gebied blijken te liggen en zij niet beschikken over een klic-melding, nemen de sondeermeesters zelf de beslissing om te gaan sonderen. Om te bepalen of zich in de bodem leidingen bevinden wordt gebruik gemaakt van de wichelroede. Deze methode wordt niet alleen door [werknemer A] en [werknemer B] gebruikt, maar ook door andere sondeermeesters in dienst van verdachte. De wichelroede wordt al jarenlang gebruikt en de leidinggevende is daarvan op de hoogte. Geconfronteerd met de inhoud van het Handboek Sondeermeesters (hierna: het Handboek), waarin wordt voorgeschreven dat handmatig voorgeboord of vrijgegraven dient te worden, verklaarde [werknemer A] dat hij het Handboek kent en dat de inhoud een keer besproken is met zijn voormalige chef. Hij heeft zich niet aan de voorgeschreven procedure gehouden omdat ze met de wichelroede hadden bepaald op welke posities zich leidingen bevonden en bij het sonderen hiermee rekening hielden. Ze werkten vaker op die manier en dat ging al jaren goed.
Ook sondeermeester [werknemer B] heeft verklaard over het gebruik van de wichelroede. De leidinggevenden weten dat de sondeermeesters deze techniek beheersen en hebben het gebruik ervan nooit verboden. Hij verklaart voorts dat het niet gebruikelijk is dat het ontbreken van een klic-melding bij een werkopdracht aan de werkvoorbereider wordt gemeld. In zo’n geval is het gebruikelijk dat de wichelroede wordt gebruikt om de plaats van de leidingen te bepalen.
Het standpunt van de sondeermeesters dat de leidinggevenden op de hoogte zijn van het gebruik van de wichelroede wordt bevestigd door de verklaring van [bedrijfsleider]. [bedrijfsleider] is als bedrijfsleider in dienst bij verdachte.
[bedrijfsleider] geeft in het kader van zijn functie leiding aan onder meer de sondeermeesters. Hij heeft verklaard dat in het geval de sondeermeesters bij sondeerwerkzaamheden in een bebouwde omgeving niet beschikken over een klic-melding zij ter plaatse naar eigen inzicht dienen te handelen. Zij mogen zelf bepalen waar sonderingen kunnen worden uitgevoerd. Zij kunnen daarvoor verschillende methodes gebruiken, zoals proefboren, voorgraven of de wichelroede. [bedrijfsleider] verklaarde ermee bekend te zijn dat de sondeermeesters Strijkers en [werknemer A] gebruik maken van de wichelroede.
De rechtbank is, gelet op de verklaringen van [werknemer A], [werknemer B] en [bedrijfsleider], van oordeel dat het lokaliseren van leidingen door middel van een wichelroede paste in de normale bedrijfsvoering van verdachte. Deze methode werd reeds gedurende lange tijd gehanteerd en door de verantwoordelijk leidinggevende geaccepteerd. Onder die omstandigheden moeten in redelijkheid de gedragingen van [werknemer A] en [werknemer B] aan verdachte worden toegerekend.
Causaliteit
Ten aanzien van de vraag of verdachte ook in strafrechtelijk zin schuldig is aan de ontploffing overweegt de rechtbank als volgt.
Ten gevolge van de sonderingswerkzaamheden door verdachte is een gasleiding doorboord en is gas uit die gasleiding ontsnapt. Uit het door KIWA ingestelde onderzoek naar de ontploffing is komen vast te staan dat de ontploffing heeft plaats gevonden doordat een deel van het ontsnapte gas zich ophoopte in de kruipruimte van de voormalige boekhandel. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de ontploffing een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte. Dit gevolg kan dan ook in redelijkheid aan verdachte worden toegerekend. Daaraan doet niet af dat de medewerkers van Eneco bij hun herstelwerkzaamheden het ontploffingsgevaar mogelijk niet dan wel onvoldoende hebben onderkend.
Medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van medeplegen. De werknemers handelden in het kader van hun werkzaamheden voor verdachte. Verdachte is door dit handelen van haar werknemers pleger van het strafbare feit en er is dan ook geen sprake van plegen tesamen en in vereniging met die werknemers. De rechtbank zal verdachte dan ook van het tenlastegelegde medeplegen vrijspreken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 januari 2006 te Utrecht, grovelijk, onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam
sonderingwerkzaamheden in (het trottoir van) de Fortunadreef heeft verricht, immers heeft
verdachte:
nagelaten een KLIC-melding te doen waardoor zij, verdachte, niet beschikte over beheerkaarten met ligginggegevens van kabels en/of leidingen en nagelaten - zoals in het Handboek Sondeermeesters wordt aangegeven - handmatig voor te boren en/of (een)
proefsleuf/ven te graven, waardoor zij, verdachte, de ligging van kabels en leidingen niet op de voorgeschreven wijze heeft bepaald en was verdachte niet, geïnformeerd over de liggingsgegevens van kabels en/of leidingen,
waarna vervolgens door verdachte door een gasleiding is geboord, waardoor vervolgens een gaslek is ontstaan en zich een brandbare gas-lucht verhouding heeft kunnen ophopen in de kruipruimte van een pand gelegen in Winkelcentrum Overkapel waarna er een ontploffing
heeft plaatsgevonden,
ten gevolge waarvan het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat die genoemde brandbare hoeveelheid gas-luchtverhouding is ontploft, terwijl daardoor gemeen gevaar voor panden gelegen in Winkelcentrum Overkapel en/of de inboedels van die
panden en levensgevaar voor [gewonde A] en [gewonde B] en [gewonde C] en [gewonde D], ontstond.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een geldboete van € 25.000,-- ;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen;
- de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is verzocht de geldboete aanzienlijk te matigen. Het feit heeft al een grote impact op het bedrijf gehad. De op te leggen geldboete zou meer een symbolisch karakter moeten hebben.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Tijdens sonderingswerkzaamheden door verdachte is een gasleiding doorboord, waardoor een gaslekkage ontstond en een ontploffing plaatsvond. De medewerkers van verdachte zijn gaan sonderen zonder te beschikken over voldoende liggingsgegevens van kabels en leidingen ter plekke. Om te voorkomen dat zij bij hun werkzaamheden een leiding zouden raken, gebruikten zij niet de voorgeschreven voorzorgsmaatregelen, maar een wichelroede. Het gebruik van een wichelroede was binnen het leidinggevende deel van het bedrijf bekend en werd ook getolereerd, terwijl van deze methode de betrouwbaarheid nooit is vastgesteld.
Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Door de ontploffing hebben de slachtoffers -drie kinderen in de leeftijd van 10, 12 en 13 jaar- zowel lichamelijke als psychische schade opgelopen. Het 12-jarige meisje was gedurende langere tijd in het ziekenhuis en een revalidatiecentrum opgenomen. Ook thans ondervindt zij nog dagelijks de lichamelijke en psychische gevolgen. De gevolgen van het ongeval voor de slachtoffers zijn gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaringen, die ter terechtzitting door de voorzitter van de rechtbank zijn voorgehouden.
De wetgever heeft aan overtreding van artikel 158 van het Wetboek van Strafrecht als maximale geldboete, een geldboete van de vierde categorie verbonden, te weten een geldboete van maximaal € 16.750,-. De officier van justitie heeft gevorderd gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 24 lid 7 van het Wetboek van Strafrecht biedt en een geldboete van de naast hogere categorie op te leggen. De rechtbank is echter van oordeel dat geen sprake is van zodanige omstandigheden dat de bepaalde boetecategorie geen passende bestraffing toelaat. De rechtbank acht daartoe ook van belang dat niet aannemelijk is geworden dat de financiële positie van verdachte zodanig is dat een boete van de vierde categorie voor verdachte onvoldoende ingrijpend is om als straf te worden aanvaard. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop. De rechtbank komt thans tot een uitspraak ruim drie jaar na aanvang van de vervolging.
Bij het bepalen van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank eveneens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het strafblad d.d. 10 maart 2009 niet eerder is veroordeeld.
6 De benadeelde partij
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [gewonde C] vordert een schadevergoeding van € 1.220,60, bij wijze van voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Van de zijde van de verdediging is ook geen verweer tegen de vordering gevoerd, noch is deze weersproken.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering niet toewijzen voor wat betreft de wettelijke rente, nu voor vergoeding hiervan eerst plaats is indien schadevergoeding verschuldigd is wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. Daarvan is in de onderhavige situatie thans geen sprake.
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [gewonde B] vordert een schadevergoeding van € 1.085,--, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Van de zijde van de verdediging is ook geen verweer tegen de vordering gevoerd, noch is deze weersproken.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering niet toewijzen voor wat betreft de wettelijke rente, nu voor vergoeding hiervan eerst plaats is indien schadevergoeding verschuldigd is wegens vertraging in de voldoening van een geldsom, zoals hier reeds is overwogen. Daarvan is in de onderhavige situatie thans geen sprake.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 51 en 158 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Aan zijn schuld een ontploffing te wijten zijn, terwijl daardoor gemeen gevaar voor
goederen en levensgevaar voor een ander ontstaat.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 15.000,=.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [gewonde C]van € 1.220,60. waarvan € 220,60 ter zake van materiële schade en € 1000,-- ter zake van immateriële schade;
- wijst af de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[gewonde C] , € 1.220,60 te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [gewonde B] van € 1.085,--, waarvan € 185,-- ter zake van materiële schade en € 900,-- ter zake van immateriële schade;
- wijst af de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[gewonde B], € 1.085,-- te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. R.P.G.L.M. Verbunt, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 maart 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 10 januari 2006 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en / of onoplettend en / of
onachtzaam sonderingwerkzaamheden in (het trottoir van) de Fortunadreef heeft
verricht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van haar
mededader(s):
nagelaten een KLIC-melding te doen waardoor zij, verdachte, en / of een of
meer van haar mededader(s) niet beschikten over beheerkaarten met
ligginggegevens van kabels en/of leidingen en / of
nagelaten - zoals bij het ontbreken van een KLIC-melding in het Handboek
Sondeermeesters wordt aangegeven - handmatig voor te boren en/of (een)
proefsleuf/ven te graven,
waardoor zij, verdachte, en / of een of meer van haar mededaders de ligging
van kabels en leidingen niet op de voorgeschreven wijze hebben bepaald en / of
was/waren verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) niet, althans
onvoldoende geïnformeerd over de liggingsgegevens van kabels en/of leidingen,
waarna vervolgens door verdachte en / of een of meer van haar mededader(s)
door een gasleiding is geboord,
waardoor vervolgens een gaslek is ontstaan en / of zich een brandbare
gas-lucht verhouding heeft kunnen ophopen in (de kruipruimte van) (een)
pand(en) gelegen in/aan Winkelcentrum Overkapel (waarna er een ontploffing
heeft plaatsgevonden),
ten gevolge waarvan het aan haar, verdachtes, en / of een of meer van haar
mededaders schuld te wijten is geweest, dat die genoemde brandbare hoeveelheid
gas-luchtverhouding is ontploft, in elk geval dat er een ontploffing heeft
plaatsgevonden, terwijl daardoor gemeen gevaar voor (panden gelegen in en / of
in de nabijheid van) Winkelcentrum Overkapel en/of de inboedel(s) van die
pand(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en / of levensgevaar voor
[gewonde A] en /of [gewonde B] en / of [gewonde C]en / of [gewonde D], in elk
geval levensgevaar voor een ander of anderen ontstond;
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrech