2.2. In het deskundigenbericht, gedateerd 12 september 2006, heeft Kuilman zijn onderzoek en zijn conclusies beschreven. Hij heeft ook de vragen van de rechtbank beantwoord. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
III.1 Samenvatting:
(…) Onderzochte typeert zichzelf als een vrouw die psychisch niet stabiel is en moeite heeft met de verwerking van problemen, teleurstellingen en tegenslagen. (…)
In de lichamelijke sfeer ondervindt onderzochte geen beperkingen. (…)Wat haar psychische toestand betreft: onderzochte maakt het thans redelijk goed. (…) In algemene termen samengevat: positieve intenties bij een leven zonder duidelijke structuur en het onvermogen onder moeilijke omstandigheden de grip op de situatie en zichzelf te bewaren. (…)
III.2 Conclusies
• Een voorgeschiedenis met pedagogische en affectieve verwaarlozing, waarbij de rol van moeder niet moet worden onderschat. Voorts is er de invloed van de stiefvader ondermeer vanwege seksueel misbruik.(…)
• Alle deskundigen zijn het eens over een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling. (…) De karakterstructuur predisponeert tot het vastlopen in relaties en tot inconsistentie in haar prestaties .(…)
• Sedert 2003 is er na een periode van jaren psychische instabiliteit en ernstige gedeprimeerdheid sprake van een herstel en stabilisering. (…)
V. In antwoord op uw vraagstelling:
Vraag 1:
a) Welke zijn uw bevindingen bij anamnese en psychiatrisch/psychologisch onderzoek?
Antwoord: deze zijn uitvoerig beschreven in het rapport (…)
b) Welke diagnose(n) volgens de DSM-IV classificatie stelt u op uw vakgebied?
Antwoord: ten tijde van het onderzoek was geen DSM-IV As_I-diagnose van toepassing. As-II: een persoonlijkheidsstoornis type NAO met borderline trekken.
c) Bestaat er naar uw oordeel ten aanzien van de aanwezige klachten en afwijkingen een eindtoestand, zo ja, waarom en met welke graad van zekerheid is dat zo? Zo nee, verwacht u nog een verbetering dan wel verslechtering van de huidige toestand en op welke termijn kan wel een eindtoestand worden verwacht?
Antwoord: de vraagstelling is niet relevant als het gaat om een persoonlijkheidsstoornis, vermits daarbij een structureel gegeven in het geding is. Wel is het zo dat de manifestaties van een persoonlijkheidsstoornis zich voor kortere of langere tijd en in meerdere of mindere mate kunnen manifesteren, een en ander afhankelijk van de stress, teleurstellingen en tegenslagen waaraan het individu in kwestie wordt blootgesteld. Een en ander impliceert ook dat onder invloed van die stresserende momenten zich bij betrokkene al dan niet (recidiverende) aanpassingsstoornissen kunnen voordoen, bijvoorbeeld in de vorm van angstig, depressief of regressief gekleurde beelden.
d) Zijn er klachten of symptomen, die reeds voor het seksueel misbruik bestonden of op enig moment zouden zijn ontstaan als het seksueel misbruik niet plaatsgevonden had en zo ja, welke? Kunt u daarbij aangeven op welke termijnen en in welke mate dit dan wel het geval zou zijn?
Antwoord: het seksuele misbruik is begonnen tot onderzochte een jaar of zeven was. Met de beschikbare gegevens en zonder een gedetailleerde en betrouwbare hetero-anamnese is het moeilijk uit te maken of zich vóór die tijd reeds klachten en symptomen manifesteerden waarvan thans de manifestatie nog waarneembaar zijn. Afgezien daarvan: onverlet het feit dat het seksuele misbruik zijn invloed heeft uitgeoefend op de persoonlijkheids ontwikkeling en het gedrag van betrokkene moet ook worden vastgesteld dat afgezien daarvan factoren uit het milieu van herkomst en de sfeer van pedagogische en affectieve verwaarlozing, waarbij de moeder een belangrijke rol heeft gespeeld, in het geding zijn. Het is na zoveel jaar niet mogelijk om die afzonderlijke invloeden op hun effect te differentiëren.
e) Wilt u op grond van uw onderzoeksbevindingen en de overige beschikbare gegevens zo uitgebreid mogelijk en gemotiveerd aangeven:
1. Welke klachten en/of verschijnselen zich zouden hebben voorgedaan vanaf de periode van seksueel misbruik (januari 1986 tot 7 juni 1993) die op psychiatrische/psychologische gronden als een gevolg van het seksueel misbruik kunnen worden beschouwd?
Antwoord: om te beginnen worden we in de loop van onderzochte’s leven geconfronteerd met herbelevingen die passen in het beeld van een laat geactualiseerde posttraumatische stress-reactie, overigens van voorbijgaande aard en meestal geluxeerd door bepaalde traumatische gebeurtenissen. Voorts acht de onderzoeker het aannemelijk dat de periode van seksueel misbruik van invloed is geweest op de gebrekkige ontwikkeling van onderzochte’s persoonlijkheid tot een persoonlijkheidsstoornis. Hierbij zij overigens aangetekend dat afgezien van dat seksuele misbruik ook andere factoren en omstandigheden en wel met name de rol van onderzochte’s moeder van invloed zijn geweest. Zie verder het antwoord op vraag 1d.
2. Welke van de thans nog bestaande klachten en/of verschijnselen naar uw oordeel het gevolg van het seksueel misbruik van [gedaagde] zijn?
Antwoord: thans worden we niet (meer) geconfronteerd met de manifestaties en daaruit resulterende beperkingen als gevolg van een (late/gereactiveerde) posttraumatische stressstoornis. Wat de invloed van het seksuele misbruik op de karakter(de)formatie betreft: zie het antwoord op de vorige vragen.
3. Aan welke oorzaken schrijft u eventuele overige klachten toe? In hoeverre speelt in de klachten die [[eiseres]] na het seksuele misbruik en thans ondervond mee dat zij eventueel in haar (vroege) kinderjaren in enig opzicht vanwege haar opvoeding beschadigd is geraakt en/of reeds vóór het misbruik een persoonlijkheidsstoornis had ontwikkeld?
Antwoord: met overige klachten wordt de rapporteur thans niet geconfronteerd. Dat betrokkene in haar (vroege) kinderjaren door affectieve en pedagogische verwaarlozing, waarbij zowel stiefvader als moeder een rol hebben gespeeld, beschadigd is geraakt heeft de rapporteur in zijn verslag getracht aannemelijk te maken. De vraag of vóór het misbruik zich reeds een persoonlijkheidsstoornis had ontwikkeld is niet relevant, vermits persoonlijkheidsstoornissen per definitie zich eerst in de volwassenheid beginnen te manifesteren.
f) Welke beperkingen stelt [[eiseres]] als gevolg van het seksueel misbruik op uw vakgebied te ondervinden bij:
a) de beroepsactiviteiten?
b) de activiteiten in het dagelijks leven?
c) de vrijetijdsbesteding?
d) in de rationele sfeer? (Kuilman: de rapporteur gaat er van uit dat hiermee de sfeer van cognitieve prestaties wordt bedoeld).
Antwoord: in geen van deze sectoren was er ten tijde van het onderzoek sprake van substantiële beperkingen die moeten worden toegeschreven aan het seksueel misbruik.