ECLI:NL:RBUTR:2009:BH9551

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
263608 / HA ZA 09-580
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanvulling van een eerder vonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J.P. Liefting, een verzoek ingediend tot aanvulling van een eerder vonnis dat op 27 juni 2007 was gewezen door de Rechtbank Utrecht. Eiser stelt dat de rechtbank in dat vonnis verzuimd heeft te beslissen over een onderdeel van zijn vordering, en dat de rechtbank onvoldoende acht heeft geslagen op de stukken die hij op 15 januari 2007 heeft ingediend. De rechtbank heeft de procedure op 1 april 2009 behandeld, waarbij gedaagde niet is verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in het eerdere vonnis van 27 juni 2007 op alle onderdelen van de vordering van eiser is beslist. Hierdoor kan de rechtbank niet opnieuw over deze punten oordelen. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser om aanvulling van het vonnis niet ontvankelijk is, omdat het een inhoudelijk bezwaar betreft dat alleen aan de appelrechter kan worden voorgelegd.

Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil zijn begroot. De rechtbank heeft in haar beslissing duidelijk gemaakt dat de procedure en de beoordeling van de vordering zorgvuldig zijn uitgevoerd, en dat de eerdere beslissing niet opnieuw kan worden heroverwogen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. H. Phaff op 1 april 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
263608 / HA ZA 09-580
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 263608 / HA ZA 09-580
Vonnis van 1 april 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. C.J.P. Liefting,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding
• het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Eiser heeft bij dagvaarding gevorderd dat de rechtbank het op 27 juni 2007 gewezen vonnis herziet op de voet van artikel 32 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) waarin is bepaald dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn vonnis, arrest of beschikking aanvult indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte. Eiser voert in dit verband aan dat de rechtbank bij het nemen van haar beslissing heeft verzuimd acht te slaan op de stukken die hij op 15 januari 2007 in het geding heeft gebracht.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 27 juni 2007 op alle onderdelen van het door eiser gevorderde is beslist zodat zij niet opnieuw over één van deze punten een beslissing kan nemen. Eiser zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat eiser zich niet kan verenigen met de wijze waarop de rechtbank tot haar beslissing is gekomen en dat zij daarbij naar de mening van eiser geen of onvoldoende acht heeft geslagen op hetgeen hij heeft aangedragen, valt buiten de reikwijdte van het hiervoor genoemde artikel 32 Rv en betreft een inhoudelijk bezwaar dat alleen aan de appelrechter kan worden voorgelegd.
2.3. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op: nihil.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart eiser niet-ontvankelijk in zijn vordering,
3.2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2009.
w.g. griffier w.g. rechter