ECLI:NL:RBUTR:2009:BH9840

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
262990 / FA RK 09-1049
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • rechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot doorhaling akte burgerlijke stand en overdracht naar nevenzittingsplaats

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 4 maart 2009 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de Officier van Justitie tot doorhaling van akten in de burgerlijke stand. Het verzoek betreft de geboorte-akte van twee kinderen, geboren in respectievelijk 1998 en 2000, die zijn ingeschreven in de registers van de gemeenten Amersfoort en Leusden. De aanleiding voor het verzoek is een administratieve fout binnen de rechtbank Utrecht, die heeft geleid tot onjuiste informatie aan de betrokken gemeenten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een eerdere beschikking is gegeven op 22 oktober 2008, waarbij vervangende toestemming tot erkenning was verleend. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan, omdat er geen hoger beroep was ingesteld. Echter, op 22 januari 2009 is er wel degelijk hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, wat de basis vormt voor het verzoek van het openbaar ministerie.

Gezien de betrokkenheid van personeel van de rechtbank bij deze zaak, heeft de rechtbank besloten dat het verzoek op grond van artikel 6 lid 2 van het Besluit Nevenvestigings- en Nevenzittingsplaatsen in een nevenzittingsplaats buiten het arrondissement Utrecht behandeld dient te worden. De rechtbank heeft daarom de zaak overgedragen aan de rechtbank Arnhem, die als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht zal fungeren.

De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier, mr. T.M.M.P. Westbroek, op 4 maart 2009.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 262990 / FA RK 09-1049
doorhaling akte burgerlijke stand
Beschikking van 4 maart 2009
in de zaak van
DE OFFICIER VAN JUSTITIE,
betreffende
[Kind 1],
geboren op [1998] te [geboorteplaats],
en
[Kind 2],
geboren op [2000] te [geboorteplaats],
met als overige belanghebbenden
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
gemeente Amersfoort,
en
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
gemeente Leusden,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de man,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de vrouw.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van het ter griffie ingediende verzoekschrift met bijlagen van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht (nr.UT-4217-228-09).
2. Beoordeling van het verzoek
Het openbaar ministerie heeft verzocht dat de rechtbank de doorhaling zal gelasten van de bij de geboorte-akte met nummer [nummer], ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Amersfoort van het jaar 1998 en bij de geboorte-akte met nummer [nummer], ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Leusden van het jaar 2000, latere vermeldingen betreffende erkenning.
Het verzoek tot doorhaling van het openbaar ministerie vloeit voort uit het door de administratie van de rechtbank Utrecht berichten aan de gemeenten Amersfoort en Leusden dat de beschikking van de rechtbank Utrecht d.d. 22 oktober 2008, zaaknummer 248952 / FA RK 08-2924, inzake vervangende toestemming tot erkenning, in kracht van gewijsde is gegaan, nu geen hoger beroep zou zijn ingesteld. Op 22 januari 2009 is echter wel hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het verzoek van het openbaar ministerie vloeit derhalve voort uit handelingen van een personeelslid van de rechtbank Utrecht, zodat sprake is van betrokkenheid van personeel van de rechtbank bij deze zaak. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onderliggende verzoek van het openbaar ministerie op grond van artikel 6 lid 2 van het Besluit Nevenvestigings- en Nevenzittingsplaatsen van 17 juni 2004, Stb. 2004, 288, in een nevenzittingsplaats buiten het arrondissement Utrecht dient te worden behandeld.
De rechtbank zal de behandeling van het verzoek van het openbaar ministerie op grond van artikel 13a van het Bestuursreglement rechtbank Utrecht in verband met de aanwijzing van nevenzittingsplaatsen buiten het arrondissement, overdragen aan de rechtbank Arnhem als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht.
3. Beslissing
De rechtbank
Draagt de zaak in de stand waarin die zich bevindt over aan de rechtbank Arnhem als nevenzittingsplaats van de rechtbank Utrecht om aldaar verder te worden behandeld en beslist.
Deze beschikking is gegeven door , rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.M.M.P. Westbroek, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.