ECLI:NL:RBUTR:2009:BI0473

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
614494 AE VERZ 09-87
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en collectief ontslag bij Kembo B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 3 april 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [verweerder] met Kembo B.V. Kembo, een producent van meubelprogramma’s, heeft het verzoek ingediend op basis van vermeend disfunctioneren van [verweerder], die sinds 1986 in dienst was. Kembo verkeert in financieel zwaar weer en heeft ook ontbinding van 25 andere arbeidsovereenkomsten aangevraagd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoek verband houdt met een collectief ontslag en dat de ontbinding van een werknemer wegens disfunctioneren niet past binnen de bepalingen van de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO).

De kantonrechter heeft de argumenten van Kembo beoordeeld, waaronder de afname van de omzet in de zorgsector onder leiding van [verweerder] en signalen van medewerkers over zijn leidinggevende capaciteiten. Echter, de kantonrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor het disfunctioneren van [verweerder]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de directeur van Kembo, [naam], geen nadere toelichting kunnen geven over het disfunctioneren, wat de rechter onvoldoende aannemelijk vond.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding afgewezen en Kembo veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 800,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures, vooral in het kader van collectieve ontslagen, en de verplichtingen die voortvloeien uit de WMCO.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
Locatie Amersfoort
zaaknummer: 614494 AE VERZ 09-87
beschikking d.d. 3 april 2009
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kembo B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Kembo,
Kembo,
gemachtigde: mr.drs. D.G. Schouwman,
tegen:
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [verweerder],
[verweerder],
gemachtigde: mr. J.R. Dobbelsteijn Bisschops.
Verloop van de procedure
Kembo heeft een verzoekschrift ingediend.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is ter zitting behandeld.
Hierna is uitspraak bepaald.
Motivering
1.
[verweerder], geboren op [geboortedatum], is op 1 januari 1986 in dienst van Kembo getreden. Het laatstgenoten brutoloon bedraagt € 6.534,- per maand exclusief vakantiebijslag.
Kembo is al bijna 60 jaar producent van complete meubelprogramma’s voor de zakelijke markt en de zorgsector.
Daarnaast levert zij aan haar opdrachtgevers een uitgebreid pakket aan diensten, waaronder de ontwikkeling van het inrichtingsconcept, maatwerk meubelen, projectmanagement en uitgebreide aftersales. Binnen Kembo zijn 61 mensen in dienst, van wie 12 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Kembo behoort tot een groep van ondernemingen met Bomek BV als moeder. Bomek BV kent drie grote aandeelhouders, die tezamen 79% van de aandelen houden. Kembo is de enige onderneming binnen de groep waarin personeel werkzaam is.
2.
Kembo vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
Kembo heeft daartoe aangevoerd, dat er [verweerder] niet goed functioneert. Kembo verkeert volgens eigen zeggen in zwaar weer (en vraagt ook ontbinding van 25 andere arbeidsovereenkomsten).
3.
[verweerder] heeft de stellingen van Kembo geheel dan wel gedeeltelijk betwist en is van mening dat hem van de ontstane situatie in ieder geval geen verwijt kan worden gemaakt.
4.
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod, hetgeen niet het geval is.
Kembo heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat [verweerder] in 2000 is benoemd tot verkoopleider medisch sociale divisie (thans Zorg) en dat de omzet van de sector Zorg onder de leiding van [verweerder] vanaf 2003 gestaag afnam. Ook kreeg verzoeker in de loop der jaren van medewerkers signalen dat [verweerder] geen leiding aan zijn afdeling kon geven en zijn mensen niet of onvoldoende stimuleerde. Met ingang van 1 december 2006 is verzoeker uit zijn functie ontheven. Vanaf dat moment was geen andere functie beschikbaar. Achteraf bezien was het wellicht verstandiger geweest, indien verzoeker toen gestreefd had naar een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wat dus niet is gebeurd. [verweerder] is eerst gepolst voor een nieuw te creëren rayon rondom Doesburg. Dat aanbod is geweigerd. Uiteindelijk is [verweerder] geplaatst in de functie van rayonmanager Limburg/ Noord Brabant/ Zeeland. Kort en goed heeft verzoeker [verweerder] de laatste twee jaren leren kennen als een gedemotiveerde werknemer die zich zeer kritisch uitliet over verzoeker en het door verzoeker gevoerde assortiment. In afwijking van de bij een aantal andere werknemers in acht genomen afspiegeling wordt verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden in plaats met een van de collegae die op grond van het afspiegelingsbeginsel eerder voor ontslag in aanmerking zouden moeten komen.
Het verzoek wordt afgewezen. Het verzoek maakt deel uit van een 26-tal verzoeken die in het raam van een collectief ontbindingsverzoek zijn ingediend. De afwijzing van dit verzoek vindt plaats omdat, ook indien niet strikt de hand wordt gehouden aan de toepassing van de Wet Melding Collectief Ontslag, daartoe niet dienen te behoren zaken die betrekking hebben op het functioneren van de werknemer, zoals in dit geval. Maar ook zonder deze voornoemde redengeving kan het verzoek niet worden toegewezen, omdat ten tijde van de mondelinge behandeling door de kantonrechter aan de heer [naam] (directeur Kembo) is gevraagd een nadere toelichting over het – door [verweerder] met klem betwiste - disfunctioneren te geven en [naam] daar geen gelegenheid van heeft willen maken, althans die gelegenheid niet heeft benut. Daarmee is het de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat [verweerder] disfunctioneert en dat thans vanwege gewichtige redenen een einde dient te komen aan de arbeidsovereenkomst.
Het verzoek wordt derhalve afgewezen en verzoeker wordt in de kosten van de procedure veroordeeld.
Beslissing
de kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt verzoeker in de kosten, begroot op € 800,-
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009.