RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 3 april 2009
de vennootschap onder firma [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
waarvan de vennoten zijn [vennoot 1] en [vennoot 2], beiden wonende te [woonplaats],
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten,
verweerder.
Inleiding
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 november 2007, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 21 augustus 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder aan De Hollandsche Maatschappij voor Stadsherstel & Monumenten B.V. (hierna: vergunninghoudster) een bouwvergunning verleend voor het wijzigen van de zuidgevel van de voormalige [naam bedrijf] op het perceel [adres] te [vestigingsplaats] (hierna: het perceel).
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 13 maart 2009. Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde mr. L. Bolier, juridisch adviseur. Namens verweerder zijn verschenen C.J. van der Krans-Oskamp en A. ter Beek, beiden werkzaam bij de gemeente Bunschoten. Namens vergunninghoudster is verschenen H. de Boer, directeur.
Overwegingen
2.1 Ingevolge het ter plaats geldende bestemmingsplan “Eemlandia” (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming “Ambachtelijk verzorgend bedrijf, met bijbehorend erf -B(a)-”.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor Ambachtelijk verzorgend bedrijf, met bijbehorend erf -B(a)- bestemd voor bedrijven van ambachtelijke verzorgende aard, voorzover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van Staat A (de bij dit plan behorende staat van bedrijfsactiviteiten), met uitzondering van bedrijven vallende onder het Besluit Categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder, alsmede voor woondoeleinden. In de staat van bedrijfsactiviteiten is een autoherstelbedrijf (exclusief plaatwerken, spuiterij en tectyleren) genoemd als een categorie 2 bedrijf.
2.2 Vergunninghoudster is eigenaar van de voormalige [naam bedrijf]. Een gedeelte van dit pand is verhuurd aan eiseres, die dit gedeelte in gebruik heeft als garagebedrijf/autospuiterij/plaatwerkerij.
2.3 Eiseres heeft betoogd dat verweerder de aanvraag voor een bouwvergunning buiten behandeling had moeten laten aangezien vergunninghoudster in haar aanvraag bouwvergunning rubriek 5 (Gebruik van het bouwwerk) niet heeft ingevuld.
2.4 Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de behandeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen.
2.5 De in artikel 4:5 van de Awb omschreven bevoegdheid van verweerder is, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 23 januari 2002 (www.rechtspraak.nl, LJN: AD8980), een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat verweerder niet de verplichting had om de bouwaanvraag van vergunninghoudster vanwege de door eiser genoemde reden buiten behandeling te laten.
2.6 Eiseres heeft voorts betoogd dat verweerder de bouwvergunning had moeten weigeren aangezien het beoogde toekomstige gebruik van het pand in strijd is met de geldende bestemming, omdat vergunninghoudster woningen/appartementen in het pand wil realiseren. Eiseres heeft gesteld dat na het gebruik maken van de verleende bouwvergunning de spuitcabine van haar bedrijf, die op dit moment nog bereikbaar is via een roldeur/garagedeur aan de zuidzijde van het gebouw, niet meer bereikbaar is voor grotere auto’s en bussen. Hierdoor blijft het nauwelijks mogelijk haar bedrijf te exploiteren.
2.7 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gebruik van het pand overeenkomstig de bestemming ‘Ambachtelijk verzorgend bedrijf, met bijbehorend erf -B(a)-‘ ook na de wijziging van de zuidgevel mogelijk blijft. Met een eventuele wijziging van het gebruik hoeft volgens verweerder bij het verlenen van een vergunning geen rekening te worden gehouden aangezien vergunninghoudster hiervoor geen toestemming heeft gevraagd.
2.8 Vergunninghoudster heeft ter zitting erkend dat de gevelwijziging mede bedoeld is om te voorkomen dat eiseres de zuidzijde van het pand als ingang gebruikt. Er loopt een procedure om de huurovereenkomst met eiseres te beëindigen. De plannen voor het pand zijn nog in ontwikkeling, maar waarschijnlijk zal het pand worden gebruikt voor kantoor- en woondoeleinden.
2.9 Volgens vaste jurisprudentie moet bij de toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming van het perceel kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Het concrete, beoogde gebruik van het bouwwerk vormt op voorhand een reden om bouwvergunning te weigeren, indien op grond van de bouwkundige inrichting of anderszins redelijkerwijs valt aan te nemen dat dit gebruik uitsluitend of mede betrekking heeft op andere doeleinden dan die, waarin de bestemming voorziet.
2.10 De rechtbank stelt, op basis van hetgeen ter zitting is verhandeld, vast dat vergunninghoudster het pand in de toekomst niet meer wil gebruiken voor bedrijfsdoeleinden. Vooralsnog is er evenwel sprake van een situatie waarin eiseres een gedeelte van het pand huurt en in gebruik heeft als bedrijf. Het gebruik van dit gedeelte van het pand als autoherstelbedrijf wordt door het realiseren van een nieuwe zuidgevel niet onmogelijk. De rechtbank overweegt hiertoe dat het bedrijf van eiseres aan de wegzijde, de noordzijde van het pand, wel toegankelijk blijft via een garagedeur.
2.11 Vergunninghoudster beoogt het pand in de toekomst, zodra de huurovereenkomst met eiseres is beëindigd, te gebruiken voor woon- en kantoordoeleinden. Het door vergunninghoudster beoogde gebruik is, in ieder geval voor zover het betreft woondoeleinden, niet in strijd met de bestemming van het perceel. Dergelijk gebuik is op grond van artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften expliciet toegestaan. Het beoogde gebruik voor kantoordoeleinden is wel in strijd met de bestemming van het perceel. Vergunninghoudster heeft ter zitting evenwel aangegeven dat de plannen voor het pand nog in ontwikkeling zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het door vergunninghoudster beoogde gebruik nog niet dermate concreet is, dat dit aanleiding moest zijn om de gevraagde bouwvergunning te weigeren. Vergunninghoudster heeft de plannen voor het pand immers nog niet uitgewerkt en kan bij de verdere uitwerking daarvan rekening houden met het toegestane gebruik.
2.12 Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. S. Wijna en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2009
mr. J.K. van de Poel mr. S. Wijna
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA te ‘s-Gravenhage.
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.