ECLI:NL:RBUTR:2009:BI2095

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
255483 / HA ZA 08-1973
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Delft-Baas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en toepasselijk recht in internationale context

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Utrecht, hebben eisers, bestaande uit vier personen, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Zwitserland woont. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W. Stork, hebben de rechtbank verzocht om een oordeel te vellen over de aansprakelijkheid van de gedaagde in zijn hoedanigheid als bestuurder van een vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen, waardoor verstek is verleend. De procedure is gestart met een dagvaarding en een akte bewijs uitreiking.

De rechtbank heeft allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien het internationale karakter van de vordering. Op basis van artikel 5 lid 3 van het Verdrag van Lugano heeft de rechtbank geoordeeld dat zij bevoegd is, omdat de gestelde onrechtmatige daad in Nederland heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft de rechtbank het toepasselijke recht vastgesteld aan de hand van de Wet Conflictenrecht Corporaties (WCC). Aangezien de vennootschap waar de gedaagde bestuurder van is, is opgericht naar Nederlands recht, is het Nederlandse recht van toepassing op de vordering.

In de beoordeling van de vordering heeft de rechtbank vastgesteld dat de gevorderde immateriële schadevergoeding van EUR 25.000,00 per werknemer onvoldoende onderbouwd was en daarom is afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overige gevorderde bedragen niet onrechtmatig of ongegrond zijn en heeft deze toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 1.682.856,00 aan eisers, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op EUR 8.080,44. Het vonnis is uitgesproken op 15 april 2009 door mr. M. van Delft-Baas.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 255483 / HA ZA 08-1973
Vonnis van 15 april 2009
in de zaak van
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. A.W. Stork,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], Zwitserland,
gedaagde,
niet verschenen.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte bewijs uitreiking dagvaarding
- het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De beoordeling
2.1. Voor de vordering en de feiten wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
2.2. Nu gedaagde in het buitenland woonachtig is en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 5 lid 3 van het in deze toepasselijke “Verdrag van Lugano” (EVEX-verdrag), nu de gestelde onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden in Nederland.
2.3. Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt.
De onderhavige vordering is gebaseerd op een door eisers gestelde onrechtmatige daad van gedaagde in zijn hoedanigheid van bestuurder van een vennootschap. De bepaling van het toepasselijke recht dient derhalve plaats te vinden aan de hand van de Wet Conflictenrecht Corporaties (WCC). Ingevolge artikel 2 jo artikel 3 sub e WCC wordt de aansprakelijkheid van bestuurders van een corporatie beheerst door het recht van de Staat naar welk recht de betreffende corporatie is opgericht. De betreffende vennootschap is opgericht naar Nederlands recht, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
2.4. De gevorderde immateriële schadevergoeding van EUR 25.000,00 per werknemer zal als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
2.5. Het gevorderde komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.
2.6. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,44
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 4.784,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 3.211,00 (1,0 punt × tarief EUR 3.211,00)
Totaal EUR 8.080,44
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van EUR 1.682.856,00 (één miljoen zeshonderdtweeëntachtig duizendachthonderdzesenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2008 tot de dag van volledige betaling,
3.2. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op EUR 8.080,44,
3.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter