ECLI:NL:RBUTR:2009:BI3507

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601323-07 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter, geboren in 1988. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan twaalf jaar, van 1995 tot 2007, verschillende seksuele handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment minderjarig was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, ontuchtige handelingen en verkrachting. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, mede op basis van een rapport van gedragsdeskundige C.J.F. Kemperman, die de geloofwaardigheid van de verklaringen heeft onderzocht. De rechtbank heeft ook getuigenverklaringen in overweging genomen die de verklaringen van het slachtoffer ondersteunden. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en zijn raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft een schadevergoeding van € 5.500,-- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om deze schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601323-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 mei 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein, De Liesbosch 100 te Nieuwegein.
Raadsman mr. R.G.J. Booij, advocaat te De Meern.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 30 mei 2008, 7 januari 2009, 2 maart 2009 en 27 april 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot en met
19 mei 2000 te Utrecht en/of De Meern, althans in het arrondissement Utrecht,
met [slachtoffer](geboren op [1988]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) en/of een kaars en/of een dildo in de vagina van die
[slachtoffer]gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2000 tot en met
19 mei 2004 te De Meern, althans in het arrondissement Utrecht,
met [slachtoffer](geboren op [1988]), die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) en/of een kaars en/of een dildo in de vagina van die
[slachtoffer]gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2004 tot en met
18 juni 2007 te De Meern, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid
[slachtoffer](geboren op [1988]), heeft gedwongen tot het
ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immer heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) en/of een kaars en/of een dildo in de vagina van die
[slachtoffer]gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid hierin dat hij misbruik heeft gemaakt van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachte's leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en/of (aldus) een (zeer) bedreigende en/of intimiderende sfeer (situatie) heeft doen ontstaan, in elk geval een dermate intimiderende sfeer heeft geschapen dat die [slachtoffer] zich niet vrij voelde / kon voelen om de vorenomschreven
handelingen niet te ondergaan;
4 Primair:
hij op een meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 1995 tot en met 18 juni 2007 te Utrecht en/of De Meern, althans in het arrondissement Utrecht, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid
[slachtoffer](geboren op [1988]) heeft gedwongen tot het
plegen en / of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende hij, verdachte, die [slachtoffer]door misbruik te maken van (een) uit feitelijke verhouding(en) voortvloeiend
overwicht en/of het uit verdachte's leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en/of door (aldus) een (zeer) bedreigende en/of intimiderende sfeer (situatie) te
doen ontstaan, in elk geval een dermate intimiderende sfeer te scheppen dat die [slachtoffer] zich niet vrij voelde / kon voelen om de vorenomschreven handelingen niet te ondergaan
gedwongen
- naakt op zijn naakte lichaam te gaan liggen en/of
- zijn penis af te trekken en/of
- te dulden dat hij haar geslachtsdelen, althans haar schaamstreek, likte;
Subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 1996 tot en met
19 mei 2006 te Utrecht en/of De Meern, althans in het arrondissement Utrecht,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer](geboren op [1988]), bestaande die ontucht hierin dat hij
- aan haar geslachtsdelen, althans haar schaamstreek, heeft gelikt en/of
- haar heeft gedwongen naakt op zijn lichaam te gaan liggen en/of
- haar heeft gedwongen zijn penis af te trekken.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 1996 tot en met 19 mei 2000 te De Meern, met [slachtoffer](geboren op [1988]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht.
2.
op tijdstippen in de periode van 20 mei 2000 tot en met 19 mei 2004 te De Meern, met [slachtoffer](geboren op [1988]), die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) en/of een kaars in de vagina van die [slachtoffer]gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht.
3.
op tijdstippen in de periode van 20 mei 2004 tot en met 18 juni 2007 te De Meern, door een feitelijkheid en door bedreiging met geweld, [slachtoffer](geboren op [1988]), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte,
- zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer]gebracht
en bestaande die feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat hij misbruik heeft gemaakt van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en het uit verdachte's leeftijd voortvloeiende fysieke en geestelijke overwicht en aldus een zeer bedreigende en intimiderende sfeer/situatie heeft doen ontstaan.
4 Primair:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 1995 tot en met 18 juni 2007 te Utrecht en/of De Meern,
door een feitelijkheid en door bedreiging met geweld, [slachtoffer](geboren op [1988]) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen,
hebbende hij, verdachte, die [slachtoffer]door misbruik te maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en het uit verdachte's leeftijd voortvloeiende fysieke en geestelijke overwicht en door aldus een zeer bedreigende en intimiderende sfeer/situatie te doen ontstaan, gedwongen
- naakt op zijn naakte lichaam te gaan liggen en/of
- zijn penis af te trekken en/of
- te dulden dat hij haar geslachtsdelen likte.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank baseert haar oordeel op het volgende.
[slachtoffer], geboren op [1988] , heeft op 25 juli 2007 aangifte gedaan en op 22 november 2007 een klacht ingediend betreffende seksueel misbruik door haar stiefvader [verdachte].
Verdachte was sinds augustus 1994 bij hen ingetrokken op de [adres] en haar moeder is op [1996] met verdachte getrouwd . [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris, kort gezegd, het volgende verklaard. Op [adres] moest [slachtoffer] naakt naast en op verdachte liggen. In de zomer van 1995 verhuisden ze naar De Meern en moest ze ook naakt naast of op verdachte liggen. Vervolgens was het vingeren, aftrekken, beffen en pijpen, waarbij deze handelingen al die jaren door zijn blijven gaan. Het pijpen gebeurde toen [slachtoffer]in groep 4 van de basisschool zat en 9 jaar was. Verdachte zei dat ze het niet door mocht vertellen anders zou iemand vermoord worden of dan zou hij haar of haar broertje doodschieten. In het begin van de middelbare school, toen [slachtoffer]13 jaar oud was, is het vingeren erbij gekomen. Toen ze in de tweede klas van de middelbare school zat, vermoedelijk in 2002, heeft verdachte eerst zijn vingers in haar vagina gedaan en vervolgens stopte hij een kaars in haar vagina. In hetzelfde jaar is verdachte drie keer helemaal in [slachtoffer] geweest. Een keer in de computerkamer moest ze op verdachtes lul gaan zitten en kwam hij klaar. Toen ze zei dat ze het tegen haar moeder zou zeggen, gaf verdachte haar een trap in haar maag en kneep haar keel dicht. Met Pinksteren 2007 wilde verdachte [slachtoffer] vingeren en moest zij hem aftrekken. Dat wilde zij niet. Vlak hierna kwam haar moeder naar beneden en werd heel boos. Verdachte droeg alleen een ochtendjas en sloeg net voordat haar moeder binnenkwam zijn ochtendjas over zijn lul. Verdachte is in totaal vier of vijf keer bij [slachtoffer] binnen geweest. Als ze geen zin had om hem te pijpen, dan trok verdachte zich af. De frequentie van de handelingen verschilde, het gebeurde vaak als haar moeder op maandag ging schieten. Als [slachtoffer] weigerde, kreeg ze straf en bedreigde hij haar. Verdachte gaf haar dan een klap in het gezicht, tegen de kont of trapte haar. Ook dreigde hij haar broer [broertje] dood te maken .
Getuige [moeder slachtoffer], de moeder van het slachtoffer, heeft in de zomer van 1996 op de camping in Culemborg van [slachtoffer]gehoord dat ze zei dat ze “met [verdachte] zijn piemel had gespeeld”. In of net na de vakantie, toen [slachtoffer]14 jaar was, vond ze [slachtoffer] met haar onderbroek op de knieën en verdachte geheel gekleed boven in de slaapkamer van [slachtoffer], waarbij verdachte zei dat er niets aan de hand was. Op Pinksteravond 2007 liep [moeder slachtoffer] de trap af en zag door het bovenlicht in de woonkamer dat [slachtoffer] tegen verdachte aanlag op de bank. Verdachte had zijn badjas aan, waarvan ze wist dat hij er na het douchen nooit iets onder aan had. Toen ze de huiskamer in kwam was de vitrage geheel dicht, wat nooit gebeurde.
Op 13 juli 2007 kreeg [slachtoffer] een sms-je, waarvan ze antwoordde dat die “van pa” kwam. [slachtoffer] liet haar moeder het sms-je lezen, waarin stond:” Wanneer kom jij je afspraak na”. Vervolgens kreeg [moeder slachtoffer] een sms van verdachte met het bericht of ze in de telefoon van haar dochter wilde kijken. Toen ze het sms-je aan [slachtoffer] liet zien, begon ze te huilen en vertelde [slachtoffer] haar over het seksueel misbruik. [moeder slachtoffer] heeft de inhoud van deze sms bij haar verhoor ook getoond aan de verhorende verbalisanten. Vervolgens kreeg [moeder slachtoffer] een sms van verdachte met de inhoud: “zij zegt nu natuurlijk dat ik haar heb gedwongen, maar het was compleet vrijwillig” .
Getuige [getuige A] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij geregeld bij [verdachte] over de vloer kwam. In 2007 had hij verdachte geholpen te verhuizen van De Meern naar een camping in Bilthoven. De maandag erop belde verdachte hem dat er vrijdag iets gebeurd was met sms verkeer tussen hem en zijn stiefdochter. Hij vertelde toen dat hij [slachtoffer] had misbruikt. Hij zei iets van: “er is iets gebeurd tussen mij en [slachtoffer]op de bank. We hebben het gedaan op de bank of we hebben iets gedaan op de bank”. Precies zei [slachtoffer] in het telefoongesprek dat [slachtoffer]aan hem had gezeten, waardoor hij was klaargekomen .
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 augustus 1994 bij [moeder slachtoffer] is gaan inwonen en op [1996] met haar is getrouwd. Zij is de moeder van [slachtoffer], geboren op [1988]. Verdachte heeft op [adres] gewoond en vanaf 15 augustus 1995 hebben ze op [adres 2] gewoond .
Onderzoek deskundige C.J.F. Kemperman
Bij vonnis van 13 juni 2008 heeft de rechtbank het in deze zaak noodzakelijk geacht een onderzoek door een deskundige te laten verrichten naar de betrouwbaarheid van de verklaringen die aangeefster [slachtoffer] heeft afgelegd. In dat verband is C.J.F. Kemperman, zenuwarts/neuroloog/psychiater, benoemd. Hij heeft op 8 december 2008 zijn rapport uitgebracht. Zijn conclusie is dat de verklaring van [slachtoffer] zoals die voortkomt uit het studio-interview velerlei elementen bevat die erop wijzen dat gesproken wordt over eigen ervaringen. Voor een onware verklaring zijn weinig aanwijzingen, aldus Kemperman. Hij concludeert dat in dit geval met een redelijke mate van waarschijnlijkheid te beargumenteren valt dat het een geloofwaardige verklaring betreft.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de conclusie van Kemperman over de geloofwaardigheid (interne consistentie) van de verklaringen van aangeefster tot stand is gekomen op basis van een strafrechtelijk onaanvaardbare aanpak en een zeer beperkte strekking heeft. Kemperman houdt haar verklaringen, hetgeen vanuit zijn visie als hulpverlener verklaarbaar, maar vanuit strafrechtelijke optiek niet aanvaardbaar is, voor geloofwaardig tenzij het tegendeel blijkt uit onweerlegbare contra-indicaties.
Voorts heeft de raadsman een groot aantal kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek, de verslaglegging en de conclusies ervan. Hij benoemt feiten en omstandigheden die kunnen gelden als contra-indicaties voor de geloofwaardigheid (interne consistentie) van de verklaringen van aangeefster en die Kemperman onvoldoende in zijn onderzoek heeft verdisconteerd.
Daarnaast trekt de raadsman de betrouwbaarheid (externe consistentie) van haar verklaringen in twijfel door te wijzen op (andere) motieven die ten grondslag kunnen liggen aan de ‘onthulling’ van het vermeende seksuele misbruik. Hij brengt voorts contra-indicaties voor de betrouwbaarheid van de beschuldigende verklaringen naar voren. Deze contra-indicaties maken dat het vermeende seksuele misbruik niet onmogelijk, maar wel onwaarschijnlijk moet worden geacht. De conclusie van de raadsman is dat, gelet op de contra-indicaties, geen overtuigende bewijskracht kan worden toegekend aan de enige directe bron van de verdenking: de verklaringen van aangeefster.
De rechtbank overweegt over dit verweer het volgende.
De rechtbank baseert het bewijs van ontuchtige handelingen in belangrijke mate op hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard. Zoals de raadsman van verdachte terecht heeft betoogd, dient de rechtbank zich daarbij een oordeel te vormen over de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van haar verklaring. Daarvan heeft de rechtbank zich ook rekenschap gegeven door (onder meer) een gedragsdeskundige te benoemen om vanuit zijn kennis en ervaring de rechtbank daarin te adviseren. Naar het oordeel van de rechtbank beantwoordt het rapport van Kemperman in voldoende mate de vragen die in dat kader aan hem zijn gesteld. Dat Kemperman daarbij anders te werk gaat dan de rechtbank, die beoordeelt of er sprake is van wettig en overtuigend bewijs, doet daaraan niet af. De rechtbank heeft Kemperman immers benoemd om vanuit zijn kennis en ervaring als gedragskundige en volgens in zijn werkveld geaccepteerde methoden de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] te beoordelen.
Voor wat betreft de kwaliteit van het afgenomen verhoor heeft Kemperman geconstateerd dat dit verhoor van redelijk goede kwaliteit was: er werd voldoende gelegenheid gegeven tot spontane reproductie, er werden voornamelijk open vragen gesteld en suggestieve vragen kwamen in het interview niet in storende mate naar voren. Ook leken de interviewers niet vooringenomen, werden er kritische vragen gesteld en werd er doorgevraagd als iets niet duidelijk was, aldus Kemperman. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, dat zij mede heeft getoetst aan de verbatim uitgewerkte politieverhoren.
Daarnaast heeft Kemperman door middel van de Statement Validity Assesment methode de geloofwaardigheid (interne consistentie) van de verklaringen van [slachtoffer] getoetst. Hij constateert (onder meer) dat haar verklaring veel details bevat en redelijk consequent blijft ondanks de meerdere verklaringen die zij heeft afgelegd en de tijd tussen de vermeende gebeurtenissen en de diverse afgelegde verklaringen. Zij denkt soms even na en vertelt ongestructureerd over de gebeurtenissen, wat duidt op werkelijk ervaren gebeurtenissen. Verder is er een logische structuur in het verhaal en een inbedding in een context. In het verhaal van [slachtoffer] zijn volgens Kemperman teveel en te moeilijk te bedenken details aanwezig van haar eigen situatie om aan een scenario dat de verklaring niet op waarheid maar op fantasie of verbeelding berust veel waarde toe te kennen. Kemperman heeft in zijn onderzoek geen (directe) aanwijzingen gevonden die wijzen op beïnvloeding door derden, complotten of onjuiste interpretaties. Evenmin bestaan er aanwijzingen dat aangeefster motieven zou hebben voor het afleggen van een voor verdachte ongunstige verklaring, aldus Kemperman.
Mede gelet op het rapport van Kemperman acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster consistent en geloofwaardig. Zoals de raadsman terecht heeft betoogd, is een geloofwaardige verklaring alleen onvoldoende voor wettig en overtuigend bewijs van hetgeen verdachte wordt verweten. De rechtbank ziet in het dossier bewijs in de vorm van getuigenverklaringen die de verklaringen van aangeefster in belangrijke mate ondersteunen. De relevante inhoud van die getuigenverklaringen is hiervoor beschreven. Het is juist dat deze personen geen getuige zijn geweest van de ontuchtige handelingen zoals de raadsman heeft aangevoerd. Niettemin is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen het verhaal van aangeefster op belangrijke punten ondersteunen. De raadsman benoemt feiten en omstandigheden die in zijn ogen contra-indicaties vormen voor het bestaan van ontuchtige handelingen. Deze feiten en omstandigheden vormen naar het oordeel van de rechtbank veelal geen contra-indicatie van het misbruik, maar zijn veeleer suggesties van alternatieve scenario’s. Deze alternatieve scenario’s zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden en doen in de ogen van de rechtbank geen afbreuk aan het wettig en overtuigend bewijs van de ontuchtige handelingen, zoals dat hiervoor is weergegeven.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 primair gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaren en toewijzing van de vordering benadeelde partij tot een bedrag van € 5.500,-- met de schadevergoedingsmaatregel.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt en dat verdachte derhalve dient te worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
Verdachte heeft gedurende 12 jaar zijn stiefdochter, van haar 7e tot haar 19e levensjaar, vele malen seksueel misbruikt. Verdachte heeft haar hierbij het zwijgen opgelegd door haar, vanaf jonge leeftijd, telkens te zeggen dat hij haar, haar broertje en moeder zou vermoorden. Ook sloeg hij haar als zij weigerde seks met hem te hebben of seksuele handelingen bij hem te verrichten. Verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie als stiefvader.
Verdachte heeft zijn seksuele behoeftes aan het slachtoffer opgedrongen, waarbij hij op ernstige wijze misbruikt heeft gemaakt van de door de omstandigheden gecreëerde afhankelijke situatie, terwijl hij haar juist had horen te beschermen en een veilige omgeving had moeten bieden.
Verdachte heeft door zijn handelwijze een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier jarenlang psychische schade van ondervinden, onder andere omdat zij vaak denken iets fout te hebben gedaan of te hebben uitgelokt. Het slachtoffer staat ten gevolge van deze feiten momenteel onder behandeling van een psycholoog en slikt slaappillen. Tevens heeft zij meermalen een zelfmoordpoging ondernomen en heeft zij last van flashbacks.
Verdachte heeft tevens door zijn handelwijze het slachtoffer belet zich op haar eigen manier en in haar eigen tempo seksueel te ontwikkelen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 14 april 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Nu verdachte niet heeft meegewerkt aan enig deskundigenonderzoek, kan de rechtbank enkel uitgaan van volledige toerekenbaarheid aan verdachte ten aanzien van de feiten, nu uit het dossier niet van iets anders is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat slechts een lange gevangenisstraf recht doet aan de bewezenverklaarde feiten, gelet op de persoon van verdachte, voorzover omtrent dit laatste iets uit het onderzoek ter terechtzitting bekend is geworden. Evenwel komt de geëiste straf, gelet op het feit dat voor dergelijke delicten in het algemeen lagere straffen worden opgelegd, de rechtbank bovenmatig voor en zal die worden gematigd.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.500,-- voor tenlastegelegde feiten in verband met geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 242, 244, 245 en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 1, 2, 3 en 4 primair is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
T.a.v. feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
T.a.v. feit 2:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
T.a.v. feit 3:
Verkrachting;
T.a.v. feit 4 primair:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van VIER (4) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 5.500,--.
ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], € 5.500,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 62 dagen
hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de
betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de
benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Wagenmakers, voorzitter, mr. H.A. Brouwer en mr. D.J.A. Kuipers, rechters, in tegenwoordigheid van H.A.M. Blom, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 mei 2009.
Mr. Kuipers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.