ECLI:NL:RBUTR:2009:BI3651

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2647707 / KG ZA 09-285
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing stadionverbod opgelegd door de KNVB aan supporter na openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een supporter van Feyenoord, aangeduid als eiser, en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), gedaagde. De eiser had een stadionverbod van 72 maanden opgelegd gekregen vanwege gegronde verdenking van openlijke geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd op 13 april 2008. De vordering van eiser om het stadionverbod op te heffen werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen, maar dat de KNVB op basis van de Standaardvoorwaarden gerechtigd was om het stadionverbod op te leggen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat eiser zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, ondanks het feit dat de strafzaak tegen hem was geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de KNVB in redelijkheid kon concluderen dat de voorwaarden voor het stadionverbod waren vervuld. Eiser's argumenten dat het stadionverbod onrechtmatig was en dat de duur ervan buitenproportioneel was, werden verworpen. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de KNVB, die op € 1.078,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. H.J. Schepen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 264707 / KG ZA 09-285
Vonnis in kort geding van 6 mei 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat: mr. drs. A.R. Mes,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
Partijen zullen hierna [eiser] en de KNVB genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de producties (11) van de zijde van [eiser];
- de productie (1) van de zijde van de KNVB;
- de mondelinge behandeling op 16 april 2009;
- de pleitnota van de KNVB.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op woensdag 6 mei 2009 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.
2. De feiten
2.1. [eiser] is supporter van de betaald voetbalorganisatie Feyenoord en sinds 1997 in het bezit van een Feyenoord Gold Card.
2.2. Op 13 april 2008 heeft in Tilburg een wedstrijd plaatsgevonden tussen de betaald voetbalorganisaties Willem II en Feyenoord. [eiser] is tijdens deze voetbalwedstrijd door de politie aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht (openlijke geweldpleging) en artikel 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht (eenvoudige mishandeling). De zaak is nadien door de politie geseponeerd bij gebrek aan wettig bewijs.
2.3. Op 24 juni 2008 heeft de betaald voetbalorganisatie Willem II aan de KNVB melding gedaan van openlijke geweldpleging en slaan van haar manager veiligheid en facilitaire zaken (de heer [X]) door [eiser] tijdens de hiervoor onder 2.2. genoemde voetbalwedstrijd.
2.4. De KNVB heeft naar aanleiding van deze melding bij exploot van 2 september 2008 aan [eiser] een stadionverbod voor de duur van 72 maanden - te weten van 3 september 2008 tot 3 september 2014 - en een geldboete ten bedrage van € 450,-- opgelegd vanwege gegronde verdenking dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en/of het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal.
2.5. [eiser] heeft tegen het de door de KNVB opgelegde stadionverbod en de geldboete beroep ingesteld bij de Commissie Stadionverboden van de KNVB. De Commissie heeft de beslissing van de KNVB op 11 november 2008 bevestigd.
2.6. De Standaardvoorwaarden van de KNVB (hierna: de Standaardvoorwaarden) luiden voor zover van belang als volgt:
Artikel 10.2
De KNVB is gerechtigd om, (landelijke) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die volgens een melding van een Club of het Openbaar Ministerie in of buiten het Stadion in het kader van een Evenement:
- heeft gehandeld in strijd met deze Standaardvoorwaarden;
- een strafbaar feit heeft begaan danwel ten aanzien van wie een vermoeden bestaat dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan voetbalgerelateerd wangedrag;
- zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het
voetbal wordt geschaad, (…)
2.7. De Richtlijn Termijn Stadionverbod Seizoen 2008/2009 vermeldt dat voor openlijke geweldpleging afhankelijk van de omschrijving en/of de gevolgen een termijn geldt van 18 tot 36 maanden. De Richtlijn is voorts bepaald dat indien de betreffende gedragingen gericht zijn tegen onder meer spelers, trainers, coaches,
(assistent-)scheidsrechters, personen die belast zijn met de ordehandhaving, waarnemers, de stadiondirecties en/of de clubbesturen, de genoemde termijn kan worden verdubbeld.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. de KNVB de uitvoering van het stadionverbod te ontzeggen, althans
2. de KNVB wordt verboden om het stadionverbod uit te voeren,
3. dan wel dat de werking van het stadionverbod wordt opgeheven,
zulks per datum van dit vonnis in kort geding en alles op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van
€ 10.000,--;
subsidiair
dat het primair gevorderde aan de KNVB wordt opgelegd per datum van dit vonnis in kort geding totdat door de civiele bodemrechter is geoordeeld over de rechtmatigheid van het stadionverbod.
3.2. KNVB voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] heeft, gelet op de gevolgen van het opgelegde stadionverbod, voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat tussen [eiser] en de KNVB een civielrechtelijke verhouding bestaat, waarop de Standaardvoorwaarden van de KNVB van toepassing zijn. Op grond van deze Standaardvoorwaarden is de KNVB gerechtigd een stadionverbod op te leggen indien iemand volgens een melding van het Openbaar Ministerie of, zoals in het onderhavige geval, volgens een melding van een voetbalclub heeft gehandeld in strijd met de Standaardvoorwaarden.
4.3. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of het door de KNVB aan [eiser] opgelegde stadionverbod onrechtmatig is.
4.4. Voor de bevestigende beantwoording van deze vraag voert [eiser] allereerst aan dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit waarvoor de KNVB hem een stadionverbod heeft opgelegd, namelijk: openlijke geweldpleging. Volgens [eiser] is niet gebleken dat hij openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd in de zin van artikel 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs, aldus [eiser].
4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [eiser] zich tijdens de voetbalwedstrijd op 13 april 2008 schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Vaststaat dat tijdens deze wedstrijd op de buitenring een vechtpartij, althans een handgemeen tussen Willem II supporters, Feyenoord supporters en beveiligingsbeambten van Willem II heeft plaatsgevonden. [eiser] is desbewust naar deze vechtpartij, althans dit handgemeen, toegegaan om – naar zijn zeggen – een vriend van hem te ontzetten. [eiser] is derhalve niet per ongeluk in de betreffende vechtpartij, althans het handgemeen, verzeild geraakt. [eiser] heeft bovendien een bijdrage geleverd aan de gewelddadigheden. Hij heeft immers erkend een beveiligingsbeambte een duw te hebben gegeven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leveren deze omstandigheden reeds, mede gelet op het door de KNVB gevoerde lik-op-stuk-beleid bij voetbalvandalisme en voetbalgeweld, voldoende gegronde redenen op, op grond waarvan de KNVB in redelijkheid van oordeel is kunnen zijn dat de voorwaarden voor een stadionverbod waren vervuld. De discussie tussen partijen of [eiser] zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan een vuistslag in het gezicht van de beveiligingsbeambte, door welke vuistslag betrokkene letsel heeft opgelopen aan het rechteroog, kan daarmee in het kader van dit geding in het midden blijven. Dat de strafzaak jegens [eiser] is geseponeerd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel leiden. Voor een stadionverbod, gebaseerd op de civielrechtelijke verhouding tussen partijen, gelden immers niet de strakke bewijsregels die in een strafzaak in acht genomen dienen te worden.
4.6. [eiser] beroept zich er nog op dat het onredelijk bezwarend is om de sancties van artikel 10 lid 1 en 2 van de Standaardvoorwaarden van toepassing te verklaren op overtreding van het (allesomvattende) ‘het schaden van het aanzien en de belangen van het voetbal’, zonder dat aan de supporter duidelijk is wat daaronder wordt verstaan. Dit beroep behoeft, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, thans geen bespreking.
4.7. Vervolgens stelt [eiser] zich op het standpunt dat het stadionverbod onrechtmatig is (geworden), nu de KNVB op grond van de ‘Gedragscode gegevensverwerking stadionverboden en reglement commissie stadionverboden’ en de ‘Aanwijzing bestrijding van voetbalvandalisme en -geweld’ verplicht is bij een strafrechtelijk sepot de door het Openbaar Ministerie verstrekte gegevens dient te verwijderen. Dit betoog treft geen doel. In het onderhavige geval is er immers geen melding geweest van het Openbaar Ministerie maar een melding van Willem II. De KNVB heeft onweersproken gesteld dat zij in het geheel geen gegevens van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen.
4.8. [eiser] voert tenslotte aan dat de duur van het opgelegde stadionverbod buitenproportioneel is. Hij bepleit een matiging. Ook dit beroep faalt. Vaststaat dat het opgelegde stadionverbod past binnen de in de Richtlijn Termijn Stadionverbod Seizoen 2008/2009 genoemde termijnen voor openlijke geweldpleging tegen een persoon die belast is met de ordehandhaving. Bij de beoordeling van de ernst van de verweten gedragingen komt aan de KNVB een discretionaire bevoegdheid toe. Hoewel - gelet op de ernst van de overtreding betwijfeld kan worden of de KNVB met oplegging van een stadionverbod voor de maximimale termijn proportioneel heeft gehandeld - wordt daarin thans geen aanleiding gevonden de uitvoering van het stadionverbod, in afwachting van de beslissing van de bodemrechter, op te schorten.
4.9. Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering van [eiser] afgewezen zal worden.
4.10. [eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten aan de zijde van de KNVB worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op:
- vast recht € 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de KNVB tot op heden begroot op € 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter