parketnummer: 16/600033-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 april 2009
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 april 2009, waarbij de officier van justitie, mr. F.H. Charbon, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met vier jongens jonger dan 16 jaar.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 14 april 2009;
- de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] ;
- de akte van geboorte van [getuige 1], geboren [geboortedatum] 1998 ;
- de akte van geboorte van [getuige 2], geboren [geboortedatum] 1999 ;
- de akte van geboorte van [getuige 3], geboren [geboortedatum] 1994 ;
- de akte van geboorte van [getuige 4], geboren [geboortedatum] 1999 .
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 april 2008 te Veenendaal en te Doorn en te Wijster,
- met [getuige 1], geboren op [geboortedatum] 1998, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten en vastpakken van en wrijven over de penis en de teelballen van die [getuige 1] en/of het drukken en houden van zijn, verdachtes penis tegen de billen van die [getuige 1] en/of het likken van de penis van die [getuige 1] en/of het in zijn mond nemen van de penis van die [getuige 1] en/of het duwen met en brengen van zijn vingers tegen de anus van die [getuige 1] en/of het wrijven over de anus van die [getuige 1]
- met [getuige 2], geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten en vastpakken van en wrijven over de penis en de teelballen van die [getuige 2] en/of het drukken en houden van zijn, verdachtes, penis tegen de billen van die [getuige 2] en/of het likken van de penis van die [getuige 2] en/of het in zijn mond nemen van de penis van die [getuige 2];
2.
op een tijdstip gelegen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 december 2007 te Veenendaal, met [getuige 3], geboren op [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van en wrijven over de penis en de billen van die
[getuige 3];
3.
op een tijdstip gelegen in de periode van 1 december 2005 tot en met 31 december 2006 te Veenendaal, met [getuige 4], geboren op [geboortedatum] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig betasten van en wrijven over de penis van die [getuige 4].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen telkens meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Over de geestvermogens van verdachte is door H. Scharft, psycholoog, een rapport gedateerd 13 maart 2009 uitgebracht. In zijn forensisch psychologische beschouwing komt Scharft in dit rapport – onder meer – tot de conclusie dat de delicten kunnen worden gezien als voortkomend uit pedofiele gerichtheid van de verdachte. Naast de pedofilie is er sprake van een persoonlijkheidsstoornis. Tengevolge van deze persoonlijkheidsstoornis heeft verdachte een beperkt inzicht in zijn emoties. Hierdoor heeft verdachte het risico van het bij hem laten logeren van kinderen niet tenvolle in kunnen schatten en de hevigheid van zijn pedofiele verlangens niet volledig onderkend. Op grond hiervan wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Aangezien er voorts geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde en voorts als bijzondere voorwaarde een verbod om alleen in gezelschap van minderjarigen te zijn.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank in overweging gegeven om aan verdachte, naast een korter durende gevangenisstraf dan die door de officier van justitie is gevorderd, een werkstraf op te leggen, zodat verdachte spoedig met behandeling bij De Waag kan beginnen.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, zoals bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer tweeënhalf jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met vier jonge jongens, onder wie zijn neefje, die toen tussen de 6 en 12 jaar oud waren. Deze jongens kwamen bij hem logeren en gingen met hem mee op vakantie. De jongens bevonden zich aldus in een afhankelijke positie van verdachte. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van deze jongens op ernstige wijze geschonden.
Ook heeft verdachte het vertrouwen dat de slachtoffers en hun ouders in hem mochten stellen ernstig geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van slachtoffers. Verdachte heeft aan dit alles kennelijk geen zwaarwegend belang toegekend en zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Uit de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 6 maart 2009 blijkt dat hij reeds eerder ter zake van een zedendelict is veroordeeld. Dat verdachte thans opnieuw in de fout is gegaan vindt de rechtbank zorgelijk, temeer nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de ontuchtige gedragingen van verdachte zich niet alleen hebben beperkt tot de jongens die in de ten laste gelegde feiten worden genoemd.
Over de geestesgesteldheid van verdachte ten tijde van de gepleegde feiten is een rapport opgemaakt door de eerder genoemde H. Scharft. Met betrekking tot hetgeen in dit rapport is opgemerkt over de toerekenbaarheid van de feiten aan verdachte verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover reeds onder het kopje ‘de strafbaarheid van de verdachte’ heeft overwogen. Om de kans op recidive te verminderen is het volgens Scharft noodzakelijk dat verdachte een behandeling ondergaat voor seksuele delinquenten, zoals die wordt gegeven bij De Waag. Hij adviseert om betrokkene binnen het kader van een voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding op te leggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door De Waag.
Voornoemd strafadvies komt overeen met het advies dat Reclassering Nederland geeft in haar rapport d.d. 7 april 2009, opgemaakt door M. Lewis, reclasseringswerker.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Voor een andere straf dan een gevangenisstraf is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, geen plaats. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel, dat de kans aanwezig is dat zonder behandeling verdachte opnieuw soortgelijke misdrijven zal plegen. De rechtbank zal daarom verplicht reclasseringscontact opleggen, ook indien dit behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, inhoudt. De rechtbank zal aan deze bijzondere voorwaarde een proeftijd van drie jaren verbinden.
Hoewel de eis van de officier van justitie, gelet op het karakter van de onderhavige feiten, alleszins gerechtvaardigd lijkt, kan naar het oordeel van de rechtbank met deze straf die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. In de duur van de gevangenisstraf wil de rechtbank, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor geschetste ernst van de feiten die zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt, bewerkstelligen dat verdachte eerder met de behandeling bij De Waag kan beginnen. Een spoedige behandeling is zowel in het belang van de maatschappij als van verdachte.
6.1. De vordering van [getuige 1]
De benadeelde partij [getuige 1] vordert een schadevergoeding van € 2.778,56 voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft de vordering niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de schade - ook al is het gedeelte van de vordering dat ziet op (vergoeding van) de materiële schade door de ouders van de benadeelde partij geleden - niet kennelijk onredelijk en onbillijk is. De hoogte van de gevorderde schade is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
6.2. De vordering van [getuige 2]
De benadeelde partij [getuige 2] vordert een schadevergoeding van € 2.500,00 voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat telkens meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 4.1 vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit behandeling bij De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie inhoudt en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaar;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 1] van € 2.778,56, waarvan € 278,56 ter zake van materiële schade en € 2.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 1], € 2.778,56 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 2] van € 2.500,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 2], € 2.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. R.P. den Otter en
mr. J. Schwillens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 april 2009.
Mr. Schwillens is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.