Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 255309 / HA ZA 08-1949
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED FINANCE B.V.,
gevestigd te Huizen,
eiseres,
advocaat mr. M. Deckers,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.D.R. Schoonderbeek.
Partijen zullen hierna United Finance en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 november 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 10 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is vanaf 13 februari 2002 enig bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf X], hierna te noemen: de vennootschap. De vennootschap exploiteerde een onderneming in detailhandel van fotografische artikelen te Utrecht.
2.2. Op 1 november 2006 heeft [gedaagde] namens de vennootschap (als franchisenemer) een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Combi Foto B.V. (als franchisegever). Deze overeenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
9. Franchisegever een volledige dochtervennootschap is van United Retail B.V. die op haar beurt een volledige dochtervennootschap is van United Holding B.V. (…) die tevens - voorzover relevant voor deze Formule - de navolgende dochtervennootschappen volledig houdt:
(…)
- United Finance B.V.
(…)
ARTIKEL 17 – BETALING, LEVERING EN EIGENDOMSVOORBEHOUD
17.1 Franchisenemer is verplicht deel te nemen aan het centrale betalingsverkeer van United Finance, welke vennootschap mede ten behoeve van de Combi franchisenemers het betalingsverkeer regelt tussen de leveranciers en de Combi franchisenemers. Het centrale betalingsverkeer wordt geregeld in het Betalingsreglement van United Finance (…).
17.2 Ingevolge de Overeenkomst van centrale betaling en garantstelling tussen leveranciers en United Finance in het kader van het centrale betalingsverkeer wordt overeengekomen, behoudt de leverancier zich de eigendom voor ten aanzien van alle op grond van de koopovereenkomst aan Combi franchisenemers te leveren producten totdat de Franchisenemer aan zijn betalingsverplichtingen ingevolge de koopovereenkomsten heeft voldaan, alsmede aan enige andere verplichtingen die uit hoofde van die koopovereenkomst op Franchisenemer rusten.
17.3 Franchisenemer is niet bevoegd de onder het eigendomsvoorbehoud vallende producten te vervreemden, anders dan in de normale uitoefening van zijn bedrijf. De bevoegdheid tot vervreemding in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervalt (zonder dat de leverancier dit hoeft mede te delen) zodra:
- Franchisenemer toerekenbaar tekort komt in de nakoming van zijn verbintenissen ten aanzien van de vordering waarvoor het eigendomsvoorbehoud geldt (…)
17.4 Franchisenemer erkent dat als United Finance de betalingsverplichting van Franchisenemer jegens de leverancier voldoet, United Finance tevens wordt gesubrogeerd in de rechten van de leverancier. Voorts erkent Franchisenemer dat de leverancier verplicht is om de aan de Franchisenemer onder eigendomsvoorbehoud te leveren producten tevens bij voorbaat te leveren aan United Finance. Onverminderd het recht van United Finance daartoe, zorgt de leverancier ervoor dat de overdracht aan Franchisenemer wordt medegedeeld en tevens dat Franchisenemer voortaan de betreffende zaken op de voet van artikel 3:115 sub 3 BW voor United Finance onder zich houdt. Tenslotte erkent Franchisenemer dat de leverancier United Finance machtigt - in het geval United Finance de rechten voortvloeiend uit de aan haar overgedragen eigendom uitoefent - ook namens de leverancier de eventueel bij de leverancier gebleven eigendomsrechten uit te oefenen. (…)”
2.3. Op 21 december 2006 heeft [gedaagde] namens de vennootschap het betalingsreglement van United Finance ondertekend, dat luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
1. Relatie erkent dat de leverancier zich het eigendom voorbehoudt ten aanzien van alle op grond van koopovereenkomsten aan relatie te leveren zaken totdat relatie alle bedragen die hij verschuldigd is voor krachtens overeenkomst geleverde of te leveren zaken en voor krachtens een zodanige overeenkomst verrichtte of te verrichten werkzaamheden en ter zake van het tekortschieten in de nakoming van zodanig overeenkomsten volledig heeft voldaan.
2. Relatie is niet bevoegd de onder het eigendomsvoorbehoud vallende zaken te vervreemden, anders dan in de normale uitoefening van zijn bedrijf. De bevoegdheid tot vervreemding in de normale uitoefening van zijn bedrijf vervalt zonder dat de leverancier dit behoeft mede te delen op het moment dat relatie met betrekking tot de vordering waarvoor het eigendom voorbehoud geldt, tekort schiet (…).”
2.4. Bij brief van 22 december 2006 heeft de ING Bank het aan de vennootschap verleende krediet opgezegd.
2.5. Bij brief van 9 januari 2007 heeft United Finance aan de vennootschap - voor zover relevant - het volgende medegedeeld:
“(…) Wij gaan akkoord met een uitloop van de ouderdom van de facturen, echter niet verder dan 45 dagen. (…) Op 1 april 2007 moet de achterstand weer zijn ingelopen en verwachten wij dat de ouderdom van de facturen weer onder de 30 dagen staat. (…)”
2.6. Op 23 januari 2007 heeft United Finance de deelname van de vennootschap aan het centrale betalingsverkeer beëindigd.
2.7. Bij brief van 26 januari 2007 heeft United Finance aan [gedaagde] onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) Hierbij bevestig ik de afspraken welke u 26 januari 2007 heeft gemaakt met de heer [Y]. U zal wekelijks minimaal
€ 7.500 aan ons aflossen. Wij verwachten deze betaling uiterlijk op vrijdag bij ons op de bankrekening bijgeschreven, te beginnen met vrijdag 2 februari 2007. Het centrale betalingsverkeer zal geblokkeerd blijven. Op 1 maart 2007 zal de situatie opnieuw worden beoordeeld en zal de heer [Y] wederom contact met u opnemen om nieuwe afspraken te maken. (…)”
2.8. Bij vonnis van 27 juni 2007 is de vennootschap in staat van faillissement verklaard. Op deze datum bedroeg de vordering van United Finance op de vennootschap
EUR 109.227,64. In het faillissement was aan via United Finance geleverde voorraad aanwezig tot een bedrag van EUR 754,74.
3.1. United Finance vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van EUR 108.472,90 (het verschil tussen de onder 2.8 bedoelde bedragen), vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover de van belang, nader ingegaan.
4.1. Ter onderbouwing van haar vordering heeft United Finance aangevoerd dat [gedaagde] als bestuurder van de vennootschap door de hierna omschreven handelingen onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld:
a. doordat hij bij het aangaan van de overeenkomst op respectievelijk 1 november 2006 en 21 december 2006 wist dan wel redelijkerwijs had moeten inzien dat de vennootschap niet in staat was om aan de overeenkomst te voldoen en geen verhaal zou bieden (schending Beklamel-norm);
b. doordat hij willens en wetens goederen waarop een eigendomsvoorbehoud van United Finance rustte, heeft verkocht om daarmee andere crediteuren te betalen, en daarmee feitelijk dit eigendomsvoorbehoud heeft genegeerd.
Volgens United Finance is [gedaagde] gehouden de dientengevolge door haar geleden schade, bestaande uit de door de vennootschap niet aan haar voldane bedragen, te vergoeden.
4.2. De rechtbank stelt vast dat het in het onderhavige geval gaat om benadeling van een schuldeiser van een vennootschap door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vorderingen. Terzake van deze benadeling zal naast de aansprakelijkheid van de vennootschap mogelijk ook, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, grond zijn voor aansprakelijkheid van de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap uit onrechtmatige daad, indien hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 18 februari 2000, nr. C98/208, NJ 2000, 295).
Voor de onder (i) bedoelde gevallen is in de rechtspraak de maatstaf aanvaard dat persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem ter zake van de benadeling geen persoonlijk verwijt gemaakt kan worden. In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen (vgl. Hoge Raad 8 december 2006, LJN AZ0758).
Ad a Schending Beklamel-norm
4.3. In het licht van de hiervoor geciteerde overwegingen uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dient beoordeeld te worden of [gedaagde] bij het namens de vennootschap aangaan van de gestelde verbintenissen jegens United Finance wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar daaruit voortvloeiende verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.
4.4. Met de overeenkomst, waarnaar United Finance in haar onderbouwing verwijst, wordt gedoeld op de samenwerkingsovereenkomst die door [gedaagde] is ondertekend op 1 november 2006, en het (daaraan gerelateerde) betalingsreglement dat door [gedaagde] namens de vennootschap is ondertekend op 21 december 2006. De rechtbank stelt voorop dat deze data in het onderhavige geval slechts van gering belang zijn voor de beoordeling van de onderhavige vordering. Immers, zoals [gedaagde] heeft gesteld en United Finance niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken, werd met het ondertekenen van de overeenkomst en het betalingsreglement geen nieuwe rechtsverhouding in het leven geroepen tussen partijen. Voordien werd er reeds op een vergelijkbare wijze samengewerkt. Met het ondertekenen van voormelde stukken werd in wezen dus een reeds veel langer lopende samenwerking schriftelijk bevestigd. Het voorgaande betekent dat niet de conclusie gerechtvaardigd is dat de vennootschap met het ondertekenen van de samenwerkingsovereenkomst en het betalingsreglement nieuwe verplichtingen jegens United Finance is aangegaan.
4.5. Daarbij komt dat wat United Finance [gedaagde] (blijkens de inhoud van de vordering) in wezen verwijt niet is dat [gedaagde] de overeenkomst en het betalingsreglement heeft ondertekend, maar dat [gedaagde] namens de vennootschap bestellingen heeft gedaan waarvoor de vennootschap uiteindelijk niet heeft betaald. Indien het standpunt van United Finance aldus wordt opgevat, zou dit alleen tot bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde] kunnen leiden, indien zou komen vast te staan dat [gedaagde] op het moment van het doen van de bestellingen kon voorzien dat de vennootschap voor een aanzienlijk deel van de bestellingen niet zou kunnen betalen. De stellingen van United Finance op dit punt en de in dit verband vaststaande feiten, rechtvaardigen een dergelijke conclusie evenwel niet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.6. Zoals [gedaagde] onweersproken ter comparitie heeft verklaard, dateren enkele van de niet betaalde bestellingen (de zogenaamde ‘back orders’) uit oktober 2006. Op dat moment ging het weliswaar financieel niet goed met de vennootschap (enkele betalingen waren gestorneerd), hetgeen United Finance blijkens de door haar ter comparitie afgelegde verklaring wist, maar was er nog geen sprake van een situatie waarin de vennootschap was opgehouden met het betalen van de facturen van United Finance. Ten aanzien van de ‘back orders’ kan dan ook niet worden geconcludeerd dat [gedaagde] op het moment van het doen van deze bestellingen reeds had moeten voorzien dat de vennootschap daarvoor niet zou kunnen betalen.
4.7. Uit de overgelegde stukken blijkt verder dat [gedaagde] namens de vennootschap ten aanzien van de na oktober 2006 optredende betalingsachterstand vervolgens diverse afspraken met United Finance heeft gemaakt:
- december 2006: het wijzigen van de betalingstermijn van de facturen in 30 dagen na factuurdatum (zie het door [gedaagde] ondertekende betalingsreglement);
- januari 2007: het wijzigen van de betalingstermijn van 30 dagen in 45 dagen (zie de brief van 9 januari 2007, productie 3 van [gedaagde]);
- januari 2007: het maken van een betalingsafspraak op 26 januari 2007 tot het verrichten door de vennootschap van een minimale aflossing van een bedrag van EUR 7.500,-- per week. Deze afspraak heeft er, blijkens de ter zitting namens United Finance afgelegde verklaring, toe geleid dat de vennootschap van de op 23 januari 2007 bestaande betalingsachterstand van ongeveer EUR 200.000,-- een bedrag van ongeveer EUR 80.000,-- heeft voldaan. Een aanzienlijk deel van de gedane bestellingen is derhalve door de vennootschap uiteindelijk voldaan.
4.8. De opzegging van het door de ING Bank aan de vennootschap verleende krediet, bij brief van 22 december 2006, leidde weliswaar tot een vergroting van het financiële probleem aan de zijde van de vennootschap, maar beide partijen hadden er (blijkens de ter comparitie afgelegde verklaringen) vertrouwen in dat het nog goed zou komen met het vinden van een nieuwe financier. United Finance heeft in dit verband aangegeven dat de mogelijkheid bestond om in het kader van de zoektocht naar een nieuwe financier een deel van de vordering om te zetten in een lening.
Uiteindelijk (in april 2007) bleek een door [gedaagde] benaderde bank niet bereid om de vennootschap van de benodigde financiering te voorzien, waardoor een faillissement van de vennootschap onafwendbaar werd. United Finance heeft niet gesteld dat [gedaagde] dit ten tijde van het doen van de bestellingen had moeten voorzien, zodat niet kan worden geconcludeerd dat [gedaagde] terzake van deze gang van zaken een ernstig verwijt te maken valt.
4.9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen - voor zover zij op schending van de Beklamel-norm zijn gebaseerd - niet kunnen worden toegewezen.
Ad b Negeren eigendomsvoorbehoud
4.10. United Finance heeft als tweede grondslag voor haar vordering aangevoerd dat [gedaagde] willens en wetens goederen waarop een eigendomsvoorbehoud van United Finance rustte, heeft verkocht om daarmee andere crediteuren te betalen. Volgens United Finance heeft [gedaagde] daarmee feitelijk dit eigendomsvoorbehoud genegeerd, en daarmee onrechtmatig jegens haar gehandeld.
4.11. [gedaagde] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat United Finance niet op een rechtsgeldige wijze een eigendomsvoorbehoud heeft gevestigd met betrekking tot de door de leveranciers aan de vennootschap geleverde producten. Volgens hem is onder meer niet gebleken dat United Finance en/of de betreffende leveranciers er overeenkomstig artikel 17.4 van de samenwerkingsovereenkomst voor gezorgd hebben dat de overdracht van de goederen van de leveranciers aan United Finance aan [gedaagde] is meegedeeld, zodat er geen sprake is geweest van een geldige bezitsoverdracht.
4.12. De rechtbank laat de juistheid van dit verweer in het midden. Hoewel het de vraag is of er een geldige bezitsverschaffing aan United Finance heeft plaatsgevonden, behoeft de vraag naar de rechtsgeldigheid van het eigendomsvoorbehoud in het onderhavige geval geen beantwoording, aangezien ook indien het eigendomsvoorbehoud wel rechtsgeldig zou zijn gevestigd, dit niet kan leiden tot toewijzing van de jegens [gedaagde] op bestuurdersaan-sprakelijkheid gebaseerde vorderingen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.13. In de kern verwijt United Finance [gedaagde] dat hij heeft toegelaten dat de vennootschap zaken waarop een eigendomsvoorbehoud van United Finance rustte, heeft verkocht aan derden en uit de opbrengst daarvan niet United Finance maar andere crediteuren heeft betaald. Volgens United Finance had het onder de gegeven omstandigheden op de weg van [gedaagde] gelegen om de geleverde ‘back orders’ te weigeren en terug te sturen en/of de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken apart te zetten.
4.14. Voor zover United Finance meent dat het gevestigde eigendomsvoorbehoud een voorkeursrecht geeft op de opbrengst van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen, volgt de rechtbank haar daarin niet. Blijkens de overeenkomst is de vennootschap bevoegd om de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken te vervreemden in de normale uitoefening van haar bedrijf. Dit betekent dat, indien de vennootschap een onder eigendomsvoorbehoud geleverd goed in dat kader doorverkoopt en levert aan een derde, maar het terzake verschuldigde bedrag niet betaalt aan United Finance, United Finance het betreffende goed niet meer als haar eigendom kan opvorderen. Het eigendomsvoorbehoud is in dat geval uitgewerkt. Dit betekent dat het aan United Finance is om tijdig haar eigendomsvoorbehoud uit te oefenen, namelijk vóórdat de betreffende zaken aan derden zijn verkocht en geleverd. Dat heeft United Finance evenwel niet gedaan.
4.15. Het bepaalde in artikel 2 van het betalingsreglement, dat inhoudt dat de bevoegdheid tot vervreemding in de normale uitoefening van het bedrijf (automatisch) vervalt op het moment dat de relatie (i.c. de vennootschap) met betrekking tot de vordering waarvoor het eigendomsvoorbehoud geldt, tekortschiet, brengt hierin geen verandering. United Finance heeft in het kader van deze procedure geen beroep gedaan op deze bepaling. Evenmin is gesteld of gebleken dat zij op enig ander moment een beroep op deze bepaling jegens de vennootschap heeft gedaan. Een dergelijk beroep zou overigens ook op het probleem zijn gestuit dat vanwege de geldende ruime betalingstermijn (van 30 en vervolgens 45 dagen) de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen veelal reeds zullen zijn vervreemd voordat er sprake kon zijn van een tekortkoming met betrekking tot de betaling van de vordering van United Finance met betrekking tot de betreffende goederen. Daarbij komt dat naar het oordeel van de rechtbank de vennootschap en [gedaagde] uit de handelwijze van United Finance jegens de vennootschap hebben kunnen en mogen afleiden dat de bevoegdheid om onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen zaken te vervreemden niet was geëindigd. Zoals gezegd heeft United Finance de betreffende zaken niet als haar eigendom opgeëist, en wel (zoals zij ter comparitie heeft verklaard) omdat zij er vertrouwen in had dat het goed zou komen met een eventuele nieuwe financier. Bovendien heeft de vennootschap in de periode van oktober 2006 tot en met maart 2007 diverse afspraken gemaakt met United Finance omtrent de wijze van betaling van de facturen. Een onderneming als de onderhavige vennootschap, die detailhandel exploiteert, kan crediteuren in het algemeen alleen voldoen door verkoop van geleverde goederen dan wel door externe financiering. Nu de financiering van de vennootschap door de bank was opgezegd met ingang van 22 december 2006, hetgeen United Finance bekend was, betekende dit dat United Finance ervan uit moest gaan dat de vennootschap alleen betalingen op grond van de betalingsafspraken zou kunnen verrichten uit de opbrengst van de door haar onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken. United Finance kon in ieder geval onder deze omstandigheden niet van de vennootschap, en daarmee evenmin van [gedaagde] verlangen, dat zij zou stoppen met het vervreemden van de onder eigendomsvoorbehoud geleverde goederen (zijnde het enige middel waarmee zij aan de betalingsafspraken met United Finance zou kunnen voldoen), en deze terug zou sturen naar de leverancier (voor zover al mogelijk) en/of apart zou zetten.
4.16. Afgezien van hetgeen hiervoor is overwogen, kan het gestelde negeren van het eigendomsvoorbehoud alleen leiden tot aansprakelijkheid van [gedaagde], indien hem terzake een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn, indien zou komen vast te staan dat [gedaagde] wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, kan een dergelijke conclusie niet worden aanvaard.
4.17. Nu United Finance geen andere stellingen naar voren heeft gebracht die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat aan [gedaagde] een ernstig verwijt te maken valt terzake van het handelen of nalaten van de vennootschap jegens haar, dient de vordering te worden afgewezen.
4.18. United Finance zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 1.148,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 3.990,00
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt United Finance in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 3.990,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Verhoef en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.
w.g. griffier w.g. rechter