ECLI:NL:RBUTR:2009:BI4716

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
265228 / KG ZA 09-333
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financieringsvoorbehoud bij echtscheiding en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een geschil tussen twee eisers en een gedaagde over de uitvoering van een koopovereenkomst voor een woning. De gedaagde had de woning gekocht van de eisers, maar kon geen financiering verkrijgen vanwege de nog niet afgeronde echtscheiding met haar echtgenoot. De eisers vorderden dat de gedaagde de koopovereenkomst zou nakomen, maar de gedaagde beroept zich op een financieringsvoorbehoud in de overeenkomst. De rechtbank moest beoordelen of de gedaagde voldoende inspanningen had geleverd om financiering te verkrijgen en of haar beroep op het financieringsvoorbehoud terecht was.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tijdig en op de juiste wijze een beroep had gedaan op het financieringsvoorbehoud. De afwijzingsbrieven van de geldverstrekkers gaven voldoende aan dat de echtscheiding een obstakel vormde voor het verkrijgen van financiering. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zich voldoende had ingespannen om financiering te verkrijgen en dat de eisers niet konden aantonen dat de gedaagde de situatie zelf had gecreëerd die leidde tot het niet kunnen verkrijgen van financiering. De vorderingen van de eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Dit vonnis benadrukt het belang van het financieringsvoorbehoud in koopovereenkomsten en de verplichtingen van de koper om zich in te spannen voor het verkrijgen van financiering. De rechtbank bevestigde dat de gedaagde niet in redelijkheid kon worden gehouden aan de koopovereenkomst, gezien de omstandigheden van de echtscheiding.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 265228 / KG ZA 09-333
Vonnis in kort geding van 8 mei 2009
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. S.A. van der Velden,
tegen
[gedaagde ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.M.L. Schilder Spel.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] was medio 2008, in verband met de voorgenomen echtscheiding van haar en haar echtgenoot, de heer [X], op zoek naar woonruimte.
2.2. [gedaagde] heeft op 20 oktober 2008 een woonhuis aan de [adres 1] (hierna: de woning) gekocht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] waarbij een financieringsvoorbehoud is gemaakt in de vorm van een ontbindende voorwaarde in artikel 16 lid 1 van de koopovereenkomst (hierna: de overeenkomst).
2.3. De tekst van dit voorbehoud luidt:
“Deze overeenkomst kan door de koper worden ontbonden indien uiterlijk:
b. op 31 januari 2009 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van koopsom + kosten koper geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende instelling heeft verkregen, (...)
c op 31 januari 2009 de huidige echtgenoot van de koper, de heer [X], voor de financiering van het “uitkopen” van het gezamenlijk in eigendom zijnde pand aan de [adres 2] geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een geldverstrekkende instelling heeft verkregen.”
2.4. Artikel 16 lid 3 van de overeenkomst luidt:
“Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde vergunning en/of financiering en/of Nationale Hypotheekgarantie en/of toezegging(en) en /of andere zaken te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept dient er zorg voor te dragen, dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen uiterlijk op de vijfde werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen.
Deze mededeling dient goed gedocumenteerd te geschieden bij “aangetekende brief met bericht handtekening retour” of “telefaxbericht met verzendbevestiging”.”
2.5. Op 30 januari 2009 heeft [gedaagde] schriftelijk aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] medegedeeld af te zien van de koop met een beroep op artikel 16 van de overeenkomst. Deze ontbindingsmededeling is op 5 februari 2009 herhaald onder medezending van afwijzingen door Rabobank Utrechtse Heuvelrug, Nationale Nederlanden en een bericht van tussenpersoon [tussenpersoon].
2.6. De afwijzingsbrief van Rabobank Utrechtse Heuvelrug van 5 februari 2009 luidt voor zover hier van belang:
“Op uw verzoek verklaar ik hierbij dat uw financieringsverzoek voor de aankoop van het huis aan de [adres 1] door onze bank niet in behandeling kan worden genomen. Hoewel op basis van inkomen een financiering tot de mogelijkheden zal behoren, is de nog niet afgewikkelde echtscheiding voor ons de reden om geen aanbieding uit te brengen.”
2.7. De afwijzingsbrief van Nationale Nederlanden van 5 februari 2009 luidt voor zover hier van belang:
“Tot onze spijt kunnen wij de aanvraag niet honoreren, aangezien wij de hypotheek niet alleen op naam van mevrouw [gedaagde] kunnen verstrekken zolang de echtscheiding nog niet is uitgesproken.”
2.8. De brief van [tussenpersoon] van 28 januari 2009 luidt voor zover hier van belang:
“U heeft bij ons geïnformeerd omtrent de mogelijkheden voor het financieren van de door u gewenste woning aan de [adres 1]. Om uw mogelijkheden te bekijken t.a.v. de gewenste financiering heeft u gesproken met onze hypotheek¬specialist, de heer [Y]. Tijdens dit gesprek heeft de heer [Y] uw mogelijkheden geïnventariseerd en geconstateerd dat aan de hand van uw huidige financiële gegevens het verkrijgen van een hypothecaire geldlening vooralsnog geen probleem is
Alvorens wij echter kunnen bemiddelen in het verkrijgen van een hypothecaire geldlening en het passeren van een hypothecaire akte dient er sprake te zijn van een uitgesproken echtscheiding. U dient hiervoor de volgende documenten te kunnen overleggen: echtscheidingconvenant, uitspraak van de rechtbank betreffende uw echtscheiding en de inschrijving van echtscheiding bij de burgerlijke stand.
Formeel bent u op dit moment nog gehuwd in gemeenschap van goederen en is het voor u nog niet mogelijk de hierboven genoemde documenten, voor de in de koopakte genoemde datum 31 januari 2009, te kunnen overleggen. Hierdoor is het voor u nog niet mogelijk een hypothecaire geldlening aan te gaan t.b.v. de financiering aan het onderpand aan de [adres 1].”
2.9. Bij brief van 12 februari 2009 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] [gedaagde] bericht dat zij het beroep van [gedaagde] op de ontbindende voorwaarde niet accepteren.
2.10. Bij brief van 16 februari 2009 heeft [gedaagde] het beroep op de ontbindende voorwaarde herhaald.
3. Het geschil
3.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen [gedaagde] te veroordelen respectievelijk te bevelen binnen twee dagen na dagtekening:
- de koopovereenkomst tussen partijen d.d. 20 oktober 2008 integraal na te komen; en aldus:
- de betreffende roerende zaak in levering te aanvaarden;
- alle noodzakelijke (rechts)handelingen te verrichten en alle medewerking te verlenen aan
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] en aan een notaris verbonden aan kantoor Van Eyk & Maigret Notarissen te Doorn, als noodzakelijk voor levering van voormelde onroerende zaak;
- op verbeurte van een dwangsom ten gunste van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ad EUR 5.000,- voor iedere dag of gedeelte van een dag, dat [gedaagde] nalaat uitvoering te geven aan het vonnis;
- aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] (bij wijze van voorschot) te voldoen een boete ter grootte van 3 promille van de koopprijs per dag vanaf 20 februari 2009, subsidiair 1 mei 2009, tot aan de dag van de integrale betaling;
- met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat [gedaagde] niet in redelijke mate heeft getracht om een financiering te krijgen.
Dit geldt in de eerste plaats voor de inspanningen van [gedaagde] richting geldverstrekkers. Gelet op het inkomen en de vermogenspositie van [gedaagde] had het verkrijgen van een financiering volgens
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zeer wel mogelijk moeten zijn. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat uit de brieven van de banken niet kan worden afgeleid dat tijdig financiering is aangevraagd voor de koopsom van de woning en op basis van de juiste gegevens van [gedaagde]. Zij wijzen er daarbij op dat [gedaagde] kennelijk onvolledige en zelfs onjuiste gegevens verstrekt aan de geldverstrekkers: zij zou aan geldverstrekkers hebben opgegeven in gemeenschap van goederen te zijn getrouwd, terwijl zij op huwelijkse voorwaarden is getrouwd. [gedaagde] heeft volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de echtscheiding getraineerd, of in ieder geval zich onvoldoende ingespannen om de situatie met betrekking tot de echtscheiding zodanig te veranderen dat geldverstrekkers die situatie niet meer als een obstakel voor het verstrekken van een geldlening zouden zien.
Zo heeft [gedaagde] de vervulling van de voorwaarde dat zij geen financiering kon verkrijgen zelf teweeggebracht, zodat zij daarop in redelijkheid en billijkheid geen beroep kan doen, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
3.3. [gedaagde] stelt dat zij wel voldoende heeft gedaan om financiering te krijgen. Zij heeft al in een vroeg stadium contact gezocht met tussenpersoon [tussenpersoon] met betrekking tot het verkrijgen van financiering. Daarbij merkt [gedaagde] op dat [tussenpersoon] bemiddelt voor meerdere geldverstrekkers. Later heeft [gedaagde] nog zelfstandig contact gehad met de Rabobank Utrechtse Heuvelrug over financiering van de woning.
De pogingen van [gedaagde] om financiering te krijgen strandden echter op het feit dat de echtscheiding tussen haar en [X] nog niet is afgewikkeld. Geldverstrekkers, die zich in de huidige tijden streng aan de regels houden, willen pas een financiering verstrekken wanneer de financiële gevolgen van de echtscheiding duidelijk zijn. De geldverstrekkers waar [gedaagde] zich toe heeft gericht eisen bij de overdracht van de woning dat de echtscheiding is uitgesproken en ingeschreven en een echtscheidingsconvenant, aldus [gedaagde]. [gedaagde] betwist dat zij meer had kunnen doen om de echtscheiding geen obstakel te laten zijn bij de financiering van de woning. De pogingen om de echtscheiding via mediation te regelen zijn inmiddels gestrand en overleg met [X] volgens [gedaagde] vanwege de ernstig verstoorde relatie met [X] op dit moment niet mogelijk.
3.4. [gedaagde] betwist verder dat zij haar beroep op het financieringsvoorbehoud onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de overgelegde documenten blijkt volgens [gedaagde] voldoende dat zij zich heeft ingespannen om een financiering te verkrijgen.
4. De beoordeling
4.1. Een financieringsvoorbehoud is bedoeld om de koper in de gelegenheid te stellen de voor de aanschaf benodigde financiering rond te krijgen en nog van de koop af te kunnen als de financiering niet lukt. Voorwaarde voor het inroepen van het voorbehoud is wel dat de koper moeite moet hebben gedaan om die financiering te krijgen.
De vraag is of [gedaagde] zich, zoals [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen, onvoldoende heeft ingespannen om financiering voor de woning te krijgen en of deze afwijzingen van financiering onvoldoende gedocumenteerd zijn, zodat haar geen beroep toekomt op het financieringsvoorbehoud.
4.2. De eerste vraag die de rechtbank zal beoordelen is of [gedaagde] haar beroep op het financieringsvoorbehoud goed genoeg heeft gedocumenteerd.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] tijdig en op de overeengekomen wijze een beroep heeft gedaan op het financieringsvoorbehoud.
Uit de daarbij door haar meegezonden afwijzingsbrieven is de rechtbank voldoende gebleken dat de afgewezen aanvragen betrekking hebben gehad op financiering van de koopsom van de woning door [gedaagde].. In zowel de brief van Rabobank Utrechtse Heuvelrug als die van [tussenpersoon] staat immers duidelijk dat de afwijzing betrekking heeft op de financiering van de woning aan de [adres 1] en er is geen aanleiding om aan te nemen dat het bedrag waarvoor door [gedaagde] financiering is gevraagd hoger was dan het voor de aankoop van de woning benodigde bedrag. Daarbij is van belang dat de hoogte van het te financieren bedrag niet als reden van de afwijzing wordt genoemd door de geldverstrekkers.
4.3. Voor de rechtbank is voorts onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] verkeerde gegevens heeft verstrekt over het al dan niet bestaan van huwelijkse voorwaarden, zoals gesteld door [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. De enkele vermelding in de brief van [tussenpersoon] dat sprake zou zijn van een huwelijk in gemeenschap van goederen is daarvoor onvoldoende. Bovendien is, gelet op de brief van Rabobank Utrechtse Heuvelrug van 27 maart 2009 (productie 3 van [gedaagde]) en het email-bericht van Nationale Nederlanden ook van 27 maart 2009 (productie 4 van [gedaagde]), onvoldoende aannemelijk dat het al dan niet bestaan van huwelijkse voorwaarden voor de geldverstrekkers van (doorslaggevend) belang is geweest bij de afwijzing van de aanvraag om financiering. Uit de brieven van de geldverstrekkers blijkt naar het voorlopig oordeel van de rechtbank voldoende dat de reden van afwijzing is geweest het feit dat de echtscheiding nog niet is afgerond.
Gelet op het bovenstaan de is rechtbank op voorhand van oordeel dat [gedaagde] haar beroep op het financieringsvoorbehoud voldoende heeft gedocumenteerd in de zin van de overeenkomst.
4.4. De tweede vraag die de rechtbank zal beoordelen is of [gedaagde] zich meer had moeten inspannen om een financiering te verkrijgen.
Voor zover [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bedoeld hebben dat [gedaagde] bij meer geldverstrekkers een financiering had moeten aanvragen, is de rechtbank voorshands van oordeel dat [gedaagde], door zich te laten bijstaan door tussenpersoon die bemiddelt bij verschillende geldverstrekkers haar pogingen om financiering te krijgen voldoende breed heeft uitgezet. Bovendien heeft [gedaagde] zelfstandig met nog een tweede geldverstrekker gesproken over de financiering van de woning: Rabobank Utrechtse Heuvelrug. Dat de aanvraag bij de Rabobank - zoals [eiser sub 1] en [eiser sub 2] suggereren - zo laat is gedaan dat reeds daarom geen lening met die bank tot stand heeft kunnen komen, is niet aannemelijk geworden. [gedaagde] voldoet daarmee naar het voorlopige oordeel van de rechtbank aan de in de rechtspraak gebruikelijke norm dat bij minimaal twee verschillende (erkende) geldverstrekkers een aanvraag dient te worden gedaan.
4.5. Wat betreft de stelling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat [gedaagde] zich meer had moeten inspannen om de situatie met betrekking tot de echtscheiding zodanig te veranderen dat geldverstrekkers die situatie niet meer als een obstakel voor het verstrekken van een geldlening zouden zien, overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat [gedaagde] het in haar macht heeft gehad om ervoor te zorgen dat de echtscheiding werd uitgesproken en ingeschreven op een moment dat nog tijdig voor het verstrijken van de termijn van het inroepen van het financieringsvoorbehoud, financiering zou kunnen worden verkregen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben hun stellingen in dit verband onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt dat voldoende aannemelijk is geworden dat de door [gedaagde] benaderde geldverstrekkers ook als voorwaarde stellen dat de financiële gevolgen van de echtscheiding duidelijk zijn, in de vorm van een echtscheidingsconvenant, waarbij eens te meer klemt dat een en ander niet door [gedaagde] alleen kon of kan worden bewerkstelligd.
4.6. Tijdens de mondelinge behandeling van hun vordering hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] betoogd dat [gedaagde], toen duidelijk werd dat de echtscheiding niet tijdig zou zijn afgerond, had moeten proberen [X] mee te laten tekenen voor de financiering zodat [gedaagde] geen beroep op het financieringsvoorbehoud had hoeven doen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat dit echter het “redelijk mogelijke” van artikel 16 lid 3 van de overeenkomst te buiten.
4.7. De rechtbank is derhalve voorshands van oordeel dat [gedaagde] zich voldoende heeft ingespannen om financiering te verkrijgen en is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] de vervulling van de voorwaarde dat zij geen financiering kon verkrijgen zelf teweeg heeft gebracht. [gedaagde] kon vanwege de niet afgewikkelde echtscheiding geen financiering krijgen en dat is een situatie waar het financieringsvoorbehoud voor bedoeld is. De zeer ingrijpende financiële gevolgen voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] maken dat niet anders.
Dit betekent dat de vorderingen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] moeten worden afgewezen.
4.8. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.078,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2009.?