ECLI:NL:RBUTR:2009:BI5046

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
261659 / HA ZA 09-26420
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op arbitragebeding in aandeelhoudersovereenkomst na toetreding tot die overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een geschil tussen Boverdi BVBA, een besloten vennootschap naar Belgisch recht, en een gedaagde die in het incident een beroep deed op onbevoegdheid van de rechtbank. De gedaagde stelde dat het geschil onder het arbitragebeding viel dat was opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst, die door de partijen was gesloten bij de overname van aandelen in Finishing Touch N.V. in 2005. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien het feit dat Boverdi later was toegetreden tot de aandeelhoudersovereenkomst.

De rechtbank oordeelde dat de aandeelhoudersovereenkomst en de overeenkomst van geldlening niet door dezelfde partijen waren opgesteld en dat de bepalingen in de overeenkomst van geldlening wezenlijk verschilden van die in de aandeelhoudersovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat het geschil over de overeenkomst van geldlening niet onder het arbitragebeding viel, waardoor zij bevoegd was om de vorderingen van Boverdi in de hoofdzaak te behandelen. De rechtbank wees de vordering van de gedaagde tot onbevoegdverklaring af en veroordeelde hem in de proceskosten van het incident.

De uitspraak werd gedaan op 20 mei 2009, waarbij de rechtbank de zaak opnieuw op de rol plaatste voor een conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident werd veroordeeld, en dat de kosten aan de zijde van Boverdi werden begroot op EUR 452,-- aan salaris advocaat, met wettelijke rente over de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
261659 / HA ZA 09-26420 mei 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 261659 / HA ZA 09-264
Vonnis in incident van 20 mei 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap naar Belgisch recht
BOVERDI BVBA,
gevestigd te Berchem, België,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. I.S. Oosterhoff,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.N.A. Kilian.
Partijen zullen hierna Boverdi en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding
• de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
• de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank zich, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoer¬baar bij voorraad, onbevoegd verklaart om van het geschil tussen partijen in de hoofdzaak kennis te nemen, met veroordeling van Boverdi in de kosten van het incident.
2.2. Boverdi voert verweer en concludeert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de vordering van [gedaagde] afwijst, dan wel [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaart in zijn vordering, dan wel hem deze ontzegt, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.
2.3. De exceptie van onbevoegdheid is vóór alle weren en daarmee tijdig door [gedaagde] opgeworpen.
2.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
2.5. Begin 2005 hebben de heren [gedaagde], [aandeelhouder 2], [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder 3] samen alle aandelen in de naamloze vennootschap naar Belgisch recht Finishing Touch N.V. overgenomen. Op 23 mei 2005 hebben zij een aandeelhoudersovereenkomst gesloten.
In artikel 9 van deze overeenkomst is, voor zover relevant, bepaald dat:
“De koopsom voor de aandelen Finishing Touch N.V. bedraagt € 305.000; de koopsom wordt in gedeelten betaald.
De aandeelhouders [aandeelhouder 1] en [gedaagde] zullen hun aandeel in deze koopsom, respectievelijk € 122.000 en € 61.000, lenen van de heer [aandeelhouder 2] of een door hem aan te wijzen vennootschap. Over hun aandeel van deze geldlening zullen en heren [aandeelhouder 1] en
[gedaagde] een rente betalen van 6% en voorts zal de lening gelijkmatig in acht jaar worden afgelost. Rente en aflossing worden per kwartaal bij achterafbetaling voldaan.”
(…)
In artikel 11 van deze overeenkomst is, voor zover relevant, bepaald dat:
“Alle geschillen en verschillen van inzicht, welke in verband met of als gevolg van de uitleg van deze overeen¬komst of bij de uitvoering daarvan tussen partijen of hun rechtverkrijgenden ontstaan, van welke aard ook en zowel juridische als feitelijke, zullen met uitsluiting van de gewone rechter (behoudens de bevoegdheid van partijen om zich tot de President van de Rechtbank in kort geding te wenden) worden beslist door één of meer doch ten hoogste drie scheidslieden. Een geschil of verschil in inzicht is ook dan aanwezig indien slechts één der partijen dat stelt.”
(…)
2.6. Op 3 mei 2006 hebben de heren [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder 3] alle aandelen die zij hielden in Finishing Touch N.V. overgedragen aan Boverdi. Op diezelfde datum is Boverdi toegetreden tot de aandeelhoudersovereenkomst.
2.7. In april 2005 en april 2006 heeft Sys Beheer N.V. aan [gedaagde] geld verstrekt in de vorm van een lening. [gedaagde] heeft dit geld aangewend voor de aankoop van zijn deel van de aandelen in Finishing Touch N.V.. Op 27 september 2007 hebben Sys Beheer N.V. en [gedaagde] een overeenkomst van geldlening ondertekend, waarin zij hun afspraken ter zake hebben neergelegd.
2.8. Ingevolge een op 27 december 2007 tussen Sys Beheer N.V. en Boverdi gesloten 'overeen¬komst van subrogatie' heeft Boverdi met ingang van 1 december 2007 de rechten overgenomen die Sys Beheer N.V. jegens [gedaagde] kan doen gelden op grond van de leningsovereenkomst. De vorderingen van Boverdi in de hoofdzaak houden verband met deze overeenkomst van geldlening.
2.9. Nu Boverdi een rechtspersoon naar Belgisch recht is en gevestigd is te België, dragen haar vorderingen in de hoofdzaak een internationaal karakter. Op grond van art. 2 van de in deze toepasselijke Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EEX-Vo), is de Nederlandse rechter, in casu de rechtbank Utrecht, in beginsel bevoegd van de vorderingen kennis te nemen, nu [gedaagde] zijn woonplaats heeft in [woonplaats]. Dit kan echter anders zijn, indien partijen ex art. 23 lid 1 EEX-Vo bij overeenkomst een ander gerecht als (exclusief) bevoegd gerecht hebben aangewezen.
2.10. In de overeenkomst van geldlening is geen forumkeuzebeding als bedoeld in
art. 23 EEX-Vo opgenomen. De aandeelhoudersovereenkomst bevat, gezien het bepaalde in artikel 11 voorvermeld, wel een dergelijk beding, te weten een arbitragebeding.
2.11. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat het geschil tussen partijen in de hoofdzaak op grond van dit in artikel 11 van de aandeelhoudersovereenkomst vervatte arbitragebeding aan één of meer scheidslieden dient te worden voorgelegd en de rechtbank Utrecht derhalve onbevoegd is daarvan kennis te nemen. [gedaagde] voert daartoe aan dat het gaat om een geschil betreffende de uitvoering van de aandeelhoudersovereenkomst, nu het geschil betrekking heeft op de uitvoering van de overeenkomst van geldlening, die in het kader van de aandeelhoudersovereenkomst ter beschikking is gesteld en waarvan de modaliteiten ook in die overeenkomst zijn opgenomen.
2.12. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Zoals Boverdi terecht aanvoert, zijn de aandeelhoudersovereenkomst en de overeenkomst van geldlening niet door dezelfde partijen opgesteld en aangegaan. De aandeelhoudersovereenkomst is gesloten tussen de heren [gedaagde], [aandeelhouder 2], [aandeelhouder 2] en [aandeelhouder 3]. Hetgeen in artikel 9 van de aandeelhoudersovereenkomst ter zake van de geldlening is opgenomen, diende nog nader uitgewerkt te worden. De lening aan [gedaagde] is vervolgens niet verstrekt door de heer [aandeelhouder 2], maar door Sys Beheer N.V., een derde die geen partij was bij de aandeelhoudersovereenkomst. Sys Beheer N.V. was alleen gebonden aan de bepalingen die voortvloeien uit de overeenkomst van geldlening tussen haar en [gedaagde]. Boverdi heeft
de rechten van Sys Beheer N.V. uit die leningsovereenkomst overgenomen op grond van de overeenkomst van 27 december 2007 tussen haar en Sys Beheer N.V.. Het enkele feit dat Boverdi op enig moment is toegetreden tot de aandeelhoudersovereenkomst, heeft niet tot gevolg dat zij thans een beroep kan doen op het in die overeenkomst opgenomen arbitragebeding. De (jaren later separaat opgestelde) overeenkomst van geldlening wijkt op essentiële onderdelen af van het bepaalde in artikel 9 van de aandeelhoudersovereenkomst, te weten ten aanzien van het rentepercentage en de aflossingsmodaliteiten. In de overeenkomst van geldlening wordt niet verwezen naar enige bepaling uit de aandeelhoudersovereenkomst, in het bijzonder niet naar de geschillenregeling van artikel 11. Gelet hierop is de rechtbank, anders dan [gedaagde], van oordeel dat het geschil tussen partijen in de hoofdzaak betreffende de overeenkomst van geldlening niet onder de reikwijdte valt van het in de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen arbitragebeding, zodat partijen daaraan niet gebonden zijn. De rechtbank acht zich dan ook bevoegd van de vorderingen van Boverdi in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.13. De rechtbank zal de incidentele vordering afwijzen, nu de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
2.14. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Boverdi worden begroot op
EUR 452,-- aan salaris advocaat (1,0 punt x tarief EUR 452,--). [gedaagde] zal voorts worden veroordeeld tot betaling van de nakosten, voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot, alsmede tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten op de wijze als hierna is bepaald.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af,
3.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van Boverdi tot op heden begroot op EUR 452,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
3.3. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak
3.5. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 juni 2009 voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.
w.g. griffier w.g. rechter