ECLI:NL:RBUTR:2009:BI7300

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604057-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 5 februari 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een meisje onder de zestien jaar. De feiten vonden plaats op 15 augustus 2007 in Eemnes, waar de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd door het ontuchtig over de kleding van het slachtoffer te strelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig is aan andere tenlastegelegde feiten en heeft hem vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder veroordeeld was voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op te leggen, maar heeft ook het advies van de reclassering overgenomen om de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.

De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de verdachte een proeftijd van twee jaren opgelegd, met de voorwaarde dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604057-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1939] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman mr. F. van der Meij, advocaat te Amsterdam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 22 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.H.D.M. van Leent, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ontucht heeft gepleegd met een meisje van onder de zestien jaar.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 augustus 2007 te Eemnes, met [slachtoffer], geboren op [2002], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het ontuchtig over haar kleding strelen van de schaamstreek en buik en borst.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een:
werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis;
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een proeftijd van drie jaren met betrekking tot de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij De Waag moet volgen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd zich te kunnen vinden in een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf onder de door de officier van justitie vermelde bijzondere voorwaarden. De verdediging refereert zich voor de duur van de voorwaardelijke straf en voor de duur van de proeftijd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Blijkens het strafblad is verdachte eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarige kinderen en is hij twee keer daarvoor veroordeeld. Nu verdachte opnieuw de fout is ingegaan is een onvoorwaardelijke straf gerechtvaardigd. Daarnaast is het de rechtbank uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 12 september 2008 en uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat verdachte inziet dat hij grensoverschrijdend heeft gehandeld en dat hij open staat voor behandeling om dit in de toekomst te voorkomen. De rechtbank zal dan ook het advies van de reclassering om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringstoezicht en een behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarde overnemen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende sanctie is. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een:
werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis;
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een proeftijd van drie jaren met betrekking tot de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte een behandeling bij De Waag moet volgen.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 (TWEE) MAANDEN voorwaardelijk;
Stelt een proeftijd vast van twee jaren:
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt een proeftijd vast van drie jaren:
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt dat veroordeelde een behandeling bij De Waag moet volgen, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. P.K. van Riemsdijk en
mr. S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 februari 2009.
Mr. Van Riemsdijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.