ECLI:NL:RBUTR:2009:BI9916

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252045 / HA ZA 08-1469
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van tussenpersoon bij beëindiging overlijdensrisicoverzekering door niet-betaling premie

In deze zaak vorderde eiseres, die samen met haar overleden echtgenoot een overlijdensrisicoverzekering had afgesloten, schadevergoeding van de tussenpersoon Koper, Pijpers & Partners V.O.F. (KPP c.s.) wegens het niet uitkeren van de verzekering. De verzekering was beëindigd omdat de premies niet waren betaald, wat eiseres niet had geweten omdat de aanmaningen naar een oud adres waren gestuurd. KPP c.s. had de zorgplicht om eiseres te waarschuwen voor de gevolgen van het niet betalen van de premie, maar betwistte dat zij tekortgeschoten was in deze plicht. De rechtbank oordeelde dat KPP c.s. aan haar waarschuwingsplicht had voldaan door [A.], de echtgenoot van eiseres, telefonisch te informeren over de betalingsachterstand. De rechtbank concludeerde dat KPP c.s. niet aansprakelijk was voor de schade, omdat eiseres en [A.] zelf verantwoordelijk waren voor het doorgeven van hun nieuwe adres en het controleren van de premiebetalingen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 juni 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
252045 / HA ZA 08-146924 juni 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 252045 / HA ZA 08-1469
Vonnis van 24 juni 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
1. de vennootschap onder firma
KOPER, PIJPERS & PARTNERS V.O.F.,
gevestigd te Baarn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LUMEY ADVIES B.V.,
gevestigd te Baarn,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.A. OELEN ADVIES B.V.,
gevestigd te Baarn,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.J. PIJPERS ADVIES B.V.,
gevestigd te Soest,
gedaagden,
advocaat mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en KPP c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 8 oktober 2008 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
• het proces-verbaal van de comparitie van partijen op 6 februari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] heeft samen met haar echtgenoot de heer [A.] (verder: [A.]) in 2001 een woning gekocht.
2.2. KPP c.s. heeft geadviseerd en bemiddeld bij het afsluiten van de hypothecaire lening ter financiering van de woning en de daaraan verbonden overlijdensrisico-verzekering (hierna: de verzekeringsovereenkomst), afgesloten door [eiseres] en [A.] bij Legal & General Nederland (hierna: de verzekeraar).
2.3. [eiseres] en [A.] waren ieder verzekeringnemer bij de verzekeringsover-eenkomst. Zij hebben de verzekeraar gemachtigd de verschuldigde premie jaarlijks automatisch te incasseren van hun rekening.
2.4. KPP c.s. heeft kopieën ontvangen van de brieven van de verzekeraar aan [eiseres] en [A.] van 12 september 2002, 14 februari 2003 en 9 oktober 2003. In de brieven wordt achtereenvolgens melding gemaakt van een premie-achterstand per 1 september 2002, dat het gevolg daarvan is dat de overlijdensdekking niet meer van kracht is behoudens nog een laatste mogelijkheid tot betaling en ten slotte, dat de verzekering is beëindigd wegens het niet ontvangen van de verschuldigde premies.
2.5. De brieven hebben [eiseres] en [A.] niet bereikt omdat zij niet meer op het in de brieven vermelde adres woonden, maar inmiddels in de nieuwe woning.
2.6. [A.] is in oktober 2005 overleden. [eiseres] heeft verzocht om uitkering op grond van de verzekeringsovereenkomst, hetgeen door de verzekeraar is geweigerd omdat deze inmiddels was beëindigd wegens het niet betalen van de premie.
2.7. In de periode waarin de hiervoor onder 2.2. en 2.4. genoemde feiten zich hebben voorgedaan, waren gedaagden sub 2 tot en met 4 vennoten van de vennootschap onder firma Koper, Pijpers & Partners v.o.f.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. zal verklaren voor recht, dat KPP c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] en/of haar overleden echtgenoot, althans onrechtmatig jegens haar en/of haar overleden echtgenoot heeft gehandeld,
2. KPP c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiseres] als gevolg van bedoelde gedragingen lijdt, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3. KPP c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met rente en nakosten.
3.2. [eiseres] stelt dat KPP c.s. ten onrechte niet heeft gewaarschuwd dat de incasso van de premie niet was gelukt en dat dit tot gevolg zou (kunnen) hebben dat de verzekering door de verzekeraar zou worden beëindigd. KPP c.s. wist dat [eiseres] en [A.] een nieuw adres hadden terwijl de aanmaningen door de verzekeraar waren verzonden naar het oude adres. Zij bestrijdt de stelling van KPP c.s. dat [B.], contactpersoon van KPP c.s., [A.] destijds telefonisch heeft gewaarschuwd. Voorts voert zij aan dat KPP c.s. niet kon volstaan met een telefonische waarschuwing aan [A.]. Volgens haar had KPP c.s. zowel aan [A.] als aan haar een schriftelijke waarschuwing dienen te sturen. Volgens [eiseres] behoorde het ook tot de zorgplicht van KPP c.s. om samen met haar en/of [A.] uit te zoeken hoe het kwam dat de automatische incasso was mislukt, aangezien al die tijd voldoende saldo op de rekening stond. Nu KPP c.s. dat alles heeft nagelaten, is zij toerekenbaar tekort geschoten of heeft zij onrechtmatig gehandeld jegens haar en/of [A.].
3.3. KPP c.s. erkent dat het in dit geval tot haar zorgplicht hoorde om te waarschuwen toen zij van de verzekeraar het bericht kreeg dat de premie niet was voldaan. Zij betwist dat zij niet aan haar waarschuwingsplicht heeft voldaan, en voert daartoe aan dat [B.] op 17 september 2002 telefonisch met [A.] heeft gesproken waarbij aan de orde is geweest dat de incasso was mislukt en dat dit tot problemen met de hypotheekbank zou kunnen leiden. Volgens KPP c.s. heeft [B.] op 17 februari 2003, na de tweede sommatie door de verzekeraar, wederom telefonisch contact gehad met [A.] waarbij [B.] nog expliciet heeft gezegd dat de verzekeringsovereenkomst zou worden beëindigd. [A.] had toegezegd dat hij voor betaling zou zorgdragen. Volgens KPP c.s. gaat haar zorgplicht niet zo ver dat hiernaast ook [eiseres] gewaarschuwd had behoren te worden en dat ook nog een schriftelijke waarschuwing aan zowel [eiseres] als [A.] uit had moeten gaan. Voorts stelt KPP c.s. dat zij niet tot betaling van schadevergoeding gehouden is in het geval zij toch aansprakelijk wordt gehouden voor de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst, omdat er sprake is van eigen schuld van [eiseres] en [A.] aangezien zij hebben verzuimd om een verhuisbericht aan de verzekeraar of aan KPP c.s. te sturen. Bovendien is het de verantwoordelijkheid van de verzekeringnemer om zorg te dragen voor tijdige betaling van de premie en te controleren of daaraan is voldaan.
4. De beoordeling
4.1. De vraag die partijen verdeeld houdt is of KPP c.s. naar aanleiding van de onder 2.4. genoemde brieven [eiseres] en/of [A.] afdoende heeft gewaarschuwd dat de premie niet was voldaan en dat dit kon betekenen dat de verzekeringsovereenkomst zou worden beëindigd.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat de zorgplicht van KPP c.s. als tussenpersoon niet zover gaat dat indien zou komen vast te staan dat, zoals KPP c.s. stelt, zij [A.] telefonisch heeft gewaarschuwd voor de gevolgen voor het voortbestaan van de verzekering wanneer de premie niet tijdig zouden worden voldaan, KPP c.s. daarnaast ook nog [eiseres] (en [A.]) (schriftelijk) had moeten waarschuwen. Daarbij is van belang dat [eiseres] en [A.] levenspartners waren en dat zij ieder een levensverzekering hadden gesloten in verband met de financiering van hun gemeenschappelijke woning. KPP c.s. zou er daarom op mogen vertrouwen dat [A.], die overigens wel vaker namens beide echtelieden de contactpersoon was jegens KPP c.s., na de waarschuwing door KPP c.s., de premiebetaling in orde zou maken. Zonder bijzondere omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, hoefde KPP c.s. er geen rekening mee te houden dat het nodig was [eiseres] separaat te waarschuwen en/of beide echtelieden schriftelijk op de hoogte te stellen.
4.3. Aangezien [eiseres] en [A.] de premie rechtstreeks voldeden aan de verzekeraar en KPP c.s. deze niet in ontvangst nam, is er evenmin een verplichting voor KPP c.s. om – samen met [eiseres] en/of [A.] – te onderzoeken wat de oorzaak was van het niet slagen van de automatische incasso.
4.4. [eiseres] heeft voorts nog aangevoerd dat KPP c.s. naar haar en [A.] actie had moeten ondernemen naar aanleiding van de brief van de verzekeraar van 9 oktober 2003, waarin staat vermeld dat de verzekering was beëindigd, omdat vanaf dat moment de hypothecaire financiering van de woning in gevaar kwam. De rechtbank volgt deze stelling niet. Het beëindigen van de verzekering is het gevolg van het niet betalen van de premie. Dat betekent dat KPP c.s. na een waarschuwing voor de mogelijke gevolgen van het niet voldoen van de premie, niet gehouden zou zijn wederom te waarschuwen indien één van deze gevolgen zich voordeed.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat indien KPP c.s., zoals zij stelt, [A.] telefonisch heeft gewaarschuwd voor de gevolgen van het niet voldoen van de premie, KPP c.s. daarmee aan haar zorgplicht als tussenpersoon heeft voldaan en zij niet jegens [eiseres] en/of [A.] aansprakelijk is op grond van een toerekenbare tekortkoming dan wel onrechtmatige daad. Nu [eiseres] juist aan haar vordering ten grondslag legt dat KPP c.s. niet heeft gewaarschuwd en KPP c.s. dit gemotiveerd betwist, dient bewijslevering op dit punt te volgen waarbij in beginsel [eiseres] het bewijs van haar stelling zal worden opgedragen nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept.
4.6. Om proces-economische redenen die hierna zullen blijken, zal de rechtbank nu eerst het door KPP c.s. gedane beroep op eigen schuld door [eiseres] beoordelen.
4.7. De rechtbank is het met KPP c.s. eens dat het de verantwoordelijkheid van de verzekeringnemer is om zorg te dragen voor tijdige voldoening van de premie. Door [eiseres] is aangevoerd dat zij niet kon weten dat de premie niet was voldaan, omdat de aanmaningen naar het verkeerde adres waren verzonden zodat er geen sprake van eigen schuld kan zijn. Onder de verantwoordelijkheid van de verzekeringnemer om zorg te dragen voor tijdige voldoening van de premie, valt - zoals door KPP c.s. terecht aangevoerd - tevens de controle of hij aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan (bijvoorbeeld door zijn afschriften na te gaan). Kennelijk is dat niet door [eiseres] en/of [A.] gedaan.
4.8. Voorts is de rechtbank het met KPP c.s. eens dat het de verplichting van de verzekeringnemer is om de verzekeraar de juiste adresgegevens op te geven. Dat is door [eiseres] en/of [A.] nagelaten, terwijl door hen op de verzekeringsovereenkomst nog het oude adres was vermeld. Indien zij wensten dat KPP c.s. als tussenpersoon het nieuwe adres zou doorgeven aan de verzekeraar, hadden zij dat KPP c.s. uitdrukkelijk moeten verzoeken. Dat KPP c.s. wel wist dat zij (inmiddels) een ander adres hadden, is daartoe onvoldoende. Door nalatigheid van [eiseres] en/of [A.], beschikte de verzekeraar niet over het juiste adres om de sommatiebrieven naartoe te sturen.
4.9. Hieruit volgt dat indien al zou komen vast te staan KPP c.s. aansprakelijk is voor de schade tengevolge van het beëindigen van de verzekeringsovereenkomst, er sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] door het niet doorgeven van het juiste adres en het niet toezien op correcte betaling van de verzekeringspremie. De mate waarin deze omstandigheden de schade hebben beïnvloed, afgezet tegen de gestelde beroepsfout door KPP c.s. wegens het niet waarschuwen, stelt de rechtbank vast op 80% omdat zij in aanmerkelijk grotere mate geleid hebben tot het beëindigen van de verzekeringsovereen-komst dan de omstandigheden aan de zijde van KPP c.s.. Vervolgens is de vraag aan de orde of er omstandigheden zijn die tot een andere verdeling van de schade dienen te leiden (billijkheidscorrectie).
4.10. De door [eiseres] gestelde fout door KPP c.s. betreft het niet doorgeven van de inhoud van brieven die aan [eiseres] en [A.] waren gericht en in kopie aan KPP c.s. waren gestuurd. Het betrof niet een bericht van de verzekeraar, rechtstreeks gericht aan KPP c.s. waarbij het van KPP c.s. zou afhangen of dit [eiseres] en [A.] zou bereiken. Daartegenover staat het verzuim door [eiseres] en [A.] om de verzekeraar, met wie zij rechtstreeks de verzekeringsovereenkomst hadden gesloten, het juiste adres door te geven en om te controleren of betaling van de verzekeringspremie daadwerkelijk had plaatsgevonden. De omstandigheden aan de zijde van [eiseres] acht de rechtbank aanmerkelijk verwijtbaar-der dan die aan de zijde van KPP c.s. Dit dient te leiden tot het geheel vervallen van de vergoedingsplicht van KPP c.s. Hieruit volgt dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen en dat bewijslevering achterwege kan blijven.
4.11. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KPP c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 904,00 (2 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.158,00
4.12. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook op de navolgende wijze worden toegewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van KPP c.s. tot op heden begroot op EUR 1.158,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.
w.g. griffier w.g. rechter