ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ3018

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600498-09; 16/602720-07 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens brandstichting en openlijke geweldpleging

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en openlijke geweldpleging, heeft de rechtbank Utrecht op 16 juli 2009 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 juli 2009, waar de officier van justitie, mr. M. Wolfrat, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander brand had gesticht, waardoor goederen in gevaar werden gebracht, dan wel openlijk geweld had gepleegd tegen goederen.

De officier van justitie meende dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende objectieve bewijsmiddelen waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting te bevestigen. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte verschilden aanzienlijk, en er waren geen doorslaggevende aanwijzingen in het dossier die de geloofwaardigheid van een van beiden konden ondersteunen.

Gelet op de grondregel in het strafrecht dat bij twijfel over het bewijs in het voordeel van de verdachte moet worden beslist, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 120 dagen jeugddetentie afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden aan de nieuwe feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600498-09; 16/602720-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats]
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsvrouwe mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M. Wolfrat, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander brand heeft gesticht waardoor goederen in gevaar werden gebracht dan wel openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd, gelet op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met een ander brand heeft gesticht. Dat verdachte een aandeel heeft gehad in de brandstichting, volgt enkel uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte ontkent zelf stellig enige betrokkenheid. Daarom ziet de rechtbank zich bij de beoordeling van het bewijs allereerst voor de vraag gesteld of zij de verklaring van verdachte dan wel die van medeverdachte [medeverdachte] geloofwaardig acht. De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte verschillen over de rol van verdachte, maar er zijn geen objectieve aanknopingspunten in het dossier die pleiten voor de geloofwaardigheid van de één of van de ander.
Het dossier geeft derhalve geen doorslaggevende feitelijke aanwijzingen op grond waarvan kan worden geconcludeerd tot een overtuigende bewezenverklaring van medeplegen van brandstichting. In een dergelijk geval rest de rechtbank niets anders dat terug te vallen op een grondregel uit ons strafrecht: bij twijfel over het bewijs dient dit in het voordeel van verdachte te zijn. Daarom spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Nu hetgeen medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard over het aandeel van verdachte onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen, komt de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging. Ook hiervan spreekt de rechtbank verdachte vrij.
4 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 120 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 2 december 2008, ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
5 De beslissing De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.G.L.M. Verbunt, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 juli 2009.