[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft in haar aangifte als volgt verklaard[1]:
[slachtoffer] is op vijftienjarige leeftijd uitgehuwelijkt door haar vader en had een problematische relatie met haar ouders, haar man en haar destijds éénjarige dochtertje. Ze wilde aan die situatie ontsnappen. In die periode kwam zij verdachte (hierna: [verdachte]) op het centraal station te Utrecht tegen. [slachtoffer] en [verdachte] wisselden telefoonnummers uit en zij hadden onderling veel contact. [verdachte] was lief voor haar en zij kregen een seksuele relatie.
Begin april 2006 vroeg [verdachte] aan haar of zij ook gouden sieraden had. [verdachte] zat in de problemen en hij had geld nodig. [slachtoffer] heeft een gedeelte van haar gouden sieraden aan [verdachte] gegeven en hij zou het goud belenen. Hij belde haar later op dat hem iets vreselijks was overkomen. Hij was overvallen in Lelystad en het geld van het goud en zijn jas waren gestolen.
[verdachte] vertelde tegen [slachtoffer] dat hij de deur niet uit kon en hij wilde dat zij naar hem toe kwam in Lelystad. [slachtoffer] is naar Lelystad gegaan en zij is bij hem ingetrokken. Zij heeft haar man een brief geschreven waarin stond dat hij goed voor haar dochter moest zorgen.
[slachtoffer] mocht het huis van [verdachte] niet verlaten omdat de jongens die hem beroofd hadden haar dan wat zouden aan doen. Hij had 1 sleutel van het huis en deed de deur altijd op slot als hij wegging. [slachtoffer] voelde zich opgesloten in het huis van [verdachte].
Toen [slachtoffer] bij [verdachte] woonde, vroeg hij aan haar of zij voor hem als prostituee wilde werken. Hij had door de beroving geen geld meer om boodschappen te doen. Hij smeekte haar om in de prostitutie te werken en beloofde haar dat hij haar zou beschermen en dat het goed zou komen.
[slachtoffer] had direct spijt dat zij naar [verdachte] was gegaan maar zij kon niet meer terug en was afhankelijk van [verdachte]. Zij had haar man verlaten en in haar cultuur kun je dan niet meer terug. Zij heeft daarover als volgt verklaard: ‘Ik wilde niet voor [verdachte] in de prostitutie werken. Ik zei tegen hem dat ik het eng vond en dat ik niet durfde. Hij stelde mij gerust en zei dat ik daar vriendinnen zou maken en dat het niet erg was. Ik kon nergens terecht en kon niet meer terug. Ik was in zijn handen’.
[verdachte] heeft [slachtoffer] vervolgens instructies gegeven hoe zij moest werken als prostituee. Hij is samen met haar naar Amsterdam gegaan waar zij geprobeerd hebben om een kamer te huren. [slachtoffer] was echter haar paspoort kwijt en zij had alleen een aangifte van vermissing van haar paspoort. Van de eigenaar van het kamerverhuurbedrijf mocht zij zonder paspoort niet werken. Zij is teruggegaan met [verdachte] naar Lelystad.
[verdachte] belde een vriend van hem, te weten [medeverdachte] met de vraag of hij een id-kaart voor hem kon regelen. [verdachte] kon toen voor € 200,00 een id-kaart bij [medeverdachte] ophalen. [verdachte] kwam thuis met een id-kaart op naam van [getuige 1].
Enkele dagen later is zij met [verdachte] weer naar Amsterdam gegaan. Zij heeft toen enkele ringen beleend met het paspoort van [getuige 1] om te betalen voor de huur van de kamer. Zij heeft toen een kamer gehuurd met het paspoort van [getuige 1]. [verdachte] liep met haar mee naar de kamer en waarschuwde haar dat zij geen geld moest achterhouden. Hij zei tegen haar dat hij aan de overkant van de straat zou staan en al haar klanten zou tellen. Hij zou haar na het werk fouilleren en als bleek dat zij geld achter had gehouden, dan zou hij haar vermoorden. [slachtoffer] was heel erg bang. Zij had die dag ongeveer € 300,00 tot € 400,00 verdiend. [verdachte] kwam steeds tussendoor het geld ophalen.
[slachtoffer] is toen voor [verdachte] begonnen met het werken in de prostitutie. Zij hoefde voor hem alleen overdag te werken. Als zij geld had verdiend dan kwam hij het geld bij haar ophalen. [verdachte] stond tegenover haar raam en hield haar in de gaten. Na afloop fouilleerde hij haar ook. Zij moest op het bed liggen, haar benen wijd doen en dan stopte hij een vinger in haar vagina om te kijken of zij geen geld had achtergehouden.
[verdachte] heeft [slachtoffer] meermalen mishandeld en bedreigd met de dood en met zware mishandeling. Hij had ook een pistool en heeft haar meerdere keren gedreigd neer te schieten. Hij sloeg, stompte en trapte haar regelmatig, ook waar anderen bij waren. Hij sloeg en stompte haar alleen op haar lichaam, zodat de blauwe plekken niet te zien waren als zij aan het werk was als prostituee.
[slachtoffer] had een keer een telefoonnummer van een jongen gekregen terwijl zij aan het werk was als prostituee. [verdachte] werd erg boos toen hij dat hoorde. Om haar te straffen heeft hij haar toen anaal verkracht. Zij heeft aangegeven dat zij dit niet wilde en ze begon te huilen en te schreeuwen. Hij stopte een sok in haar mond zodat zij niet kon schreeuwen.
Op een dag toen [slachtoffer] alleen thuis was, kwam [medeverdachte] ([medeverdachte], rb) naar haar toe. Hij vertelde haar dat hij wist hoe [verdachte] haar mishandelde en hoe hij met haar omging. [medeverdachte] heeft op haar ingepraat dat ze bij hem weg moest gaan. [slachtoffer] is uiteindelijk met [medeverdachte] mee gegaan. Hij heeft [slachtoffer] vervolgens gedwongen om weer in de prostitutie te werken.
Toen [slachtoffer] voor [medeverdachte] werkte in Amsterdam kwam [verdachte] naar haar toe. [verdachte] en [medeverdachte] kregen ruzie en er ontstond een vechtpartij. De politie werd gebeld en [slachtoffer] moest met de politie mee naar het bureau. [slachtoffer] heeft daar op naam van [getuige 1] een verklaring afgelegd over bedreiging, mishandeling en mensenhandel door [verdachte]. De politie heeft ook foto’s genomen van de blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer].
[slachtoffer] is uiteindelijk naar de politie gestapt waar zij aangifte heeft gedaan van mensenhandel door [verdachte] en [medeverdachte].