ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ4815
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter in arbeidsovereenkomst ontbinding met Belgische werknemer
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 7 augustus 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Trendhopper International B.V. en een werknemer, die in België woont. De werknemer, aangeduid als [verweerder], heeft verweer gevoerd tegen de bevoegdheid van de kantonrechter in Utrecht, stellende dat de Belgische rechter bevoegd is op grond van de EEX-verordening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zijn woonplaats in België heeft en dat volgens artikel 20 van de EEX-verordening de werkgever de werknemer alleen kan oproepen voor het gerecht van de lidstaat waar de werknemer woonachtig is. Dit betekent dat de Belgische rechter bevoegd is om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te behandelen.
Trendhopper heeft aangevoerd dat er een nauwe band bestaat tussen het verzoek van [verweerder] en andere verzoeken die gelijktijdig zijn behandeld, en dat het daarom wenselijk is dat de kantonrechter in Utrecht het verzoek behandelt om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de samenhangende vorderingen in de zin van artikel 28 EEX-Vo alleen betrekking hebben op vorderingen tussen dezelfde partijen. Aangezien er in deze zaak slechts één vordering tussen Trendhopper en [verweerder] bestaat, en de andere verzoeken betrekking hebben op andere werknemers, kan dit argument niet slagen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De proceskosten zijn gecompenseerd, omdat er nog een arbeidsverhouding tussen partijen bestaat. Deze uitspraak benadrukt het belang van de woonplaats van de werknemer in het kader van de bevoegdheid van de rechter in arbeidsgeschillen.