ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ5484

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601149-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van verdachte in psychiatrisch ziekenhuis na poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 juni 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1983 in Somalië, op 29 september 2008 in Bunschoten-Spakenburg met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het slachtoffer, waarbij hij ook het slachtoffer heeft getrapt. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals deskundigenrapporten die de geestestoestand van de verdachte onderzochten. De deskundigen concludeerden dat de verdachte lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis, waardoor hij ten tijde van het delict ontoerekeningsvatbaar was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, maar de rechtbank heeft de poging tot doodslag bewezen verklaard. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, heeft de rechtbank besloten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden geplaatst voor een termijn van een jaar. Dit besluit is genomen met inachtneming van de ernst van het bewezenverklaarde en de onveiligheid die dergelijke feiten in de maatschappij veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde hem niet kan worden toegerekend vanwege zijn geestelijke toestand.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601149-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Somalië),
gedetineerd in de afdeling FOBA van het Huis van Bewaring te Amsterdam,
raadsvrouwe Mr. C.C.A. Stallen, advocaat te Woerden.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M.I.M. Dierick, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven, althans hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder impliciet primair is tenlastegelegd.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, nu uit het deskundigenonderzoek is gebleken dat verdachte met betrekking tot het tenlastegelegde volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Door de deskundigen Scharft en Van Thiel is omtrent de geestestoestand van verdachte gerapporteerd. Zij zijn van oordeel dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde in zodanige mate lijdende was aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis, dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Vooropgesteld dient te worden dat de conclusie uit het deskundigenonderzoek geen antwoord geeft op de vraag of verdachte al dan niet opzettelijk heeft gehandeld, doch slechts of het ten laste gelegde opzet, indien bewezen verklaard, hem kan worden toegerekend dan wel hem daarvan op grond van artikel 37 lid 2 Sr geen verwijt is te maken.
De omstandigheid dat iemand aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt behoeft op zichzelf niet eraan in de weg te staan dat hij opzettelijk een ander van het leven berooft. Dit zou alleen dan anders zijn ingeval zou blijken van een zodanige ernstige geestelijke afwijking bij de dader, dat aangenomen moet worden dat hij dientengevolge tijdens het plegen van het bewezene van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij erg boos was op [slachtoffer] en hem schade wilde toebrengen Hij heeft hem daarom bewust met een mes in zijn arm gestoken zodat hij geen vitale organen zou raken. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte niet van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de door de verdediging aangevoerde ontoerekeningsvatbaarheid aan ‘opzet’ niet in de weg staat.
De rechtbank acht voorts poging tot doodslag bewezen. Uit het onderzoek en met name uit afgelegde getuigenverklaringen blijkt dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt onder meer naar het hoofd en de zij van de aangever en dat de aangever zijn linker arm voor zijn hoofd hield om te voorkomen dat hij gestoken zou worden. Door zo te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handeling tot het beschadigen van vitale organen zou kunnen leiden en de dood van [slachtoffer] tot gevolg zou kunnen hebben. Het argument van de verdachte dat hij het slachtoffer juist niet dodelijk heeft willen treffen doet daaraan niet af nu -naar algemene ervaringsregels- het vermogen om in een heftig fysiek conflict als waarvan hier sprake is geweest met chirurgische precisie niet-dodelijke messteken toe te brengen maar al te vaak illusoir blijkt.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het impliciet primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 8 juni 2009;
- de aangifte van [slachtoffer], vermeld op bladzijden 23 tot en met 26 van het proces-verbaal van Politie Utrecht dossiernummer PL0930/08-015224 - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat verdachte op 29 september 2008 te Bunschoten-Spakenburg met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van zijn hoofd en dat hij zijn linker arm voor zijn hoofd hield om te voorkomen dat hij gestoken zou worden; dat verdachte voorts twee maal een stekende beweging maakte in de richting van de linker zijkant van zijn lichaam en dat hij voelde dat verdachte hem trapte en dat hij een stekende pijn voelde in zijn rechter schouder;
- de verklaring van de getuige [getuige 1], vermeld op bladzijden 38 tot een met 41 van voormeld proces-verbaal – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat verdachte op 29 september 2008 te Bunschoten-Spakenburg een mes pakte, dat verdachte achter [slachtoffer] aanrende, dat verdachte vervolgens boven op [slachtoffer] zat, dat verdachte het mes vast had en dat verdachte stekende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer];
- de verklaring van de getuige [getuige 2], vermeld op bladzijden 50 en 51 van voormeld proces-verbaal – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat verdachte op 29 september 2008 te Bunschoten-Spakenburg een mes had gepakt, dat verdachte achter
[slachtoffer] aangelopen was, dat zij zag dat verdachte met het mes een stekende beweging maakte naar het hoofd van [slachtoffer] en dat deze de steekbeweging kon afweren door zijn arm voor zijn hoofd te houden, dat zij zag dat verdachte stak in de richting van de linker zij van [slachtoffer], dat zij zag dat er bloed zat op de arm en de zij van [slachtoffer] en dat zij zag dat verdachte hard tegen de schouder van [slachtoffer] schopte.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 september 2008 te Bunschoten-Spakenburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
-met een mes in zijn arm en zij heeft gestoken en
-met een mes (een) stekende beweging(en) in de richting van zijn hoofd heeft gemaakt en
-tegen zijn schouder heeft geschopt/getrapt,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.
5.2 De strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de geestestoestand van verdachte is 20 mei 2009 gerapporteerd door
drs. H. Scharft, forensisch psycholoog en drs. M.L.I.M. van Thiel, forensisch psychiater. In deze rapportage wordt –onder meer- het hierna volgende weergegeven:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een psychotische stoornis niet anderszins omschreven. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen. Betrokkene had ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde ernstige oordeels- en kritiekstoornissen en stoornissen in de realiteitstoetsing en de impulscontrole. Geadviseerd wordt om betrokkene ontoerekeningsvatbaar te achten voor het ten laste gelegde. Betrokkene lijdt aan paranoïde wanen, waardoor hij mensen zonder aanleiding als een bedreiging ziet. Hierdoor kan hij, zonder voor anderen begrijpelijke reden, erg kwaad worden op mensen of het gevoel hebben zich te moeten verdedigen. Hierdoor kan hij onverwacht agressief reageren, zodat er een grote kans bestaat op nieuwe geweldsdelicten indien de stoornis niet adequaat (medicamenteus) wordt behandeld.
Onderzoekers adviseren om betrokkene te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis, krachtens art. 37 Sr.
Het ligt in de verwachting dat betrokkene door een adequate (medicamenteuze) behandeling kan komen tot meer ziektebesef en ziekte-inzicht, waardoor het recidiverisico wordt geminimaliseerd.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank acht verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde nu hem dit niet kan worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Verdachte zal dienen te worden ontslagen van alle rechtsvervolging te dier zake.
6. De oplegging van de maatregel
Bij het bepalen van de op te leggen maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Ten aanzien van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan heeft de rechtbank met name acht geslagen op de ernst van het bewezenverklaarde, te weten het meermalen steken met een mes en het trappen van het slachtoffer en voorts – met name nu het feit in het openbaar plaatsvond – de ernstige gevoelens van onrust en van onveiligheid die door dit soort feiten in de maatschappij worden veroorzaakt.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
-een uittreksel uit het documentatieregister d.d. 1 oktober 2008;
-voormelde deskundigenrapportage met betrekking tot de geestestoestand van de verdachte.
Nu aan verdachte wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens het bewezenverklaarde strafbare feit niet kan worden toegerekend, en verdachte gevaarlijk is voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen, zal de rechtbank gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van een jaar.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hiervoorvermelde strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van een jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. W. Foppen en J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juni 2009.
Mr. Bruins en Mr. Perrick voornoemd zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.