ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ9373

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601239-07 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Wassing
  • P. Wagenmakers
  • M.P. Gerrits-Janssens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugshandelzaak door gebrek aan bewijs

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1982 in Marokko en wonende in Nederland, heeft de rechtbank Utrecht op 15 september 2009 uitspraak gedaan. De zaak betreft de verdenking van de verdachte voor het medeplegen van handel in harddrugs. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 september 2009, waar de officier van justitie, mr. C. van Kleef, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte samen met anderen gedurende een langere periode heeft gehandeld in harddrugs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er gerede twijfel bestaat aan de herkenning van de verdachte als betrokkene bij de drugshandel. Slechts één getuige, [getuige 6], heeft de verdachte herkend tijdens een fotoconfrontatie. Andere getuigen, waaronder [getuige 4], [getuige 7] en [getuige 8], hebben verwarring geuit tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om tot een overtuigende bewezenverklaring van de beschuldiging te komen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om verder onderzoek te doen, gezien het tijdsverloop en de onduidelijkheid in de getuigenverklaringen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat het bewijs niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. Dit vonnis is ondertekend door de rechters en griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601239-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 september 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Marokko)
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 september 2009, waarbij de officier van justitie, mr. C. van Kleef, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen heeft gehandeld in harddrugs gedurende een langere periode.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en heeft vrijspraak bepleit.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met anderen heeft gehandeld in harddrugs.
Er heeft in 2004 bij de politie een onderzoek gelopen ter zake de handel in harddrugs. Dat onderzoek was – in ieder geval aanvankelijk – gericht op anderen dan verdachte. Op enig moment is de verdenking ontstaan dat een zekere [naam] betrokken was bij genoemde handel: tijdens verhoren door de politie in 2004 hebben getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5], [getuige 7] en [getuige 8] deze naam, zijnde de voornaam van verdachte, genoemd als betrokkene bij drugshandel. Dit heeft geleid tot de verdenking dat verdachte deze [naam] was. Bij een fotoconfrontatie door de politie heeft getuige [getuige 6] als enige [verdachte] van een foto herkend als zijnde verdachte.
De getuigen [getuige 4], [getuige 7] en [getuige 8] hebben medeverdachte [medeverdachte 1] op een foto aangewezen als zijnde de bij de drugshandel betrokken [verdachte]. Ten aanzien van de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] kan niet uit het proces-verbaal van verhoor bij de politie worden opgemaakt dat aan hen een foto van verdachte is getoond. Daar komt bij dat uit het dossier wel is komen vast te staan dat meerdere in het dossier voorkomende personen de naam [naam] hebben gebruikt.
Ten tijde van de vervolging van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben in hun zaken getuigenverhoren plaatsgevonden bij de rechter-commissaris. Tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] in september 2004, heeft [getuige 2] verklaard dat de foto van verdachte hem het meest zegt en hebben getuigen [getuige 1], [getuige 4] en [getuige 7] verdachte op een foto aangewezen. In de zaak van medeverdachte
[medeverdachte 2] hebben in 2006 getuigen [getuige 7] en [getuige 9] verklaard verdachte op een foto te herkennen als zijnde degene die aan hen cocaïne heeft verkocht. De processen-verbaal van deze verhoren zijn in het dossier in de zaak tegen verdachte gevoegd.
Slechts de getuige [getuige 6] heeft verdachte bij de enkele fotoconfrontatie van een foto herkend als degene die als zijnde [naam] is betrokken bij drugshandel. Bij de getuigen [getuige 4], [getuige 7] en [getuige 8] is verwarring geweest tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Deze verwarring is geen aanleiding geweest om nader onderzoek te verrichten in de zaak tegen verdachte, door bijvoorbeeld in deze zaak bovengenoemde getuigen te horen bij de politie of de rechter-commissaris. Gezien het tijdsverloop acht de rechtbank het niet noodzakelijk thans ambtshalve nader onderzoek te doen verrichten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat gerede twijfel bestaat aan de herkenningen van verdachte als betrokkene bij de drugshandel. Aldus acht de rechtbank in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig op grond waarvan kan worden geconcludeerd tot een overtuigende bewezenverklaring van medeplegen van handel in harddrugs door verdachte. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
4 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en
mr. M.P. Gerrits-Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 september 2009.
Mr. Gerrits-Janssens is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.