ECLI:NL:RBUTR:2009:BK0025

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601236-07;16/600333-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging van twee ex-partners met sms-berichten en telefoontjes

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 18 september 2009, stond de verdachte terecht voor belaging van twee ex-vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 januari 2007 tot en met 19 september 2007 [slachtoffer 1] heeft belaagd door haar herhaaldelijk te bellen en sms-berichten te sturen met bedreigende en intimiderende inhoud. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 31 mei 2008 [slachtoffer 2] op vergelijkbare wijze lastiggevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen en een proeftijd, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, op basis van een psychologisch rapport. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 180 uur. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 2] van € 1.835,53. De rechtbank heeft de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de privacy van de slachtoffers ernstig is aangetast.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601236-07;16/600333-09 (ttz.gev) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 september 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1974] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsman mr. A.J.M.J. Werners, advocaat te Doorn
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 4 september 2009, waarbij de officier van justitie, mr. J. Weening, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van 16/601236-07 en 16/600333-09:
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft belaagd door hen onder andere sms-berichten te sturen en te bellen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het belagen van [slachtoffer 2]. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de inhoud van de telefoontjes en de sms-berichten niet bedreigend waren. Voor wat betreft het ophouden bij de woning van [slachtoffer 2] kun je niet spreken van stelselmatig handelen, verdachte is slechts één keer bij haar aan de deur geweest.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 16/601236-07:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 26 januari 2007 tot en met 19 september 2007 te Amerongen [slachtoffer 1]l heeft belaagd gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 4 september 2009 ;
- de aangifte van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van parketnummer 16/600333-09:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2] gedurende een langere periode heeft lastig gevallen door bedreigingen te uiten in haar richting via de telefoon en sms-berichten. Bij het bestanddeel “stelselmatig” spelen de factoren duur, intensiteit en frequentie van de gedragingen, in combinatie, een rol. Verdachte heeft het slachtoffer gedurende een half jaar vaak meerdere malen per dag en met hoge intensiteit lastig gevallen, waardoor het slachtoffer in haar persoonlijke vrijheid beperkt was. Dat deze confrontaties met verdachte door aangeefster als zeer intimiderend en bedreigend zijn ervaren, blijkt genoegzaam uit haar aangifte. In het licht van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aard, de duur en de frequentie van de incidenten in onderlinge samenhang bezien van dien aard zijn dat gesproken kan worden van het stelselmatig aantasten van de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2].
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van
1 november 2007 tot en met 31 mei 2008 te Veenendaal [slachtoffer 2] heeft belaagd gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 4 september 20091;
- de aangifte van [slachtoffer 2] .
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 6/601236-07
in de periode van 26 januari 2007 tot en met 19 september 2007 te Amerongen, gemeente Utrechtse Heuvelrug, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen,
immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 1] opzettelijk en met grote regelmaat opgebeld en daarbij
bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende woorden geuit tegen die
[slachtoffer 1], en
- die [slachtoffer 1] veelvuldig sms-berichten gestuurd met veelal bedreigende en/of
intimiderende en/of beledigende teksten en
- zich in de tuin van de woning van die [slachtoffer 1] opgehouden en
- zichtbaar voor en/of in de richting van die [slachtoffer 1] op dreigende wijze
snijbewegingen langs zijn hals gemaakt;
Ten aanzien van parketnummer 16/600333-09:
in de periode van 01 november 2007 tot en met 31 mei 2008 te Veenendaal,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2], met het oogmerk die [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen,
immers heeft en/of is hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer 2] opzettelijk en met grote regelmaat opgebeld en
daarbij bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende woorden geuit
tegen die [slachtoffer 2], en
- die [slachtoffer 2] veelvuldig sms-berichten gestuurd met veelal bedreigende
en/of intimiderende en/of beledigende teksten en
- bij die [slachtoffer 2] aan de deur van haar woning geweest;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van 16/601236-07 en 16/600333-09:
telkens: belaging.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen
Ten aanzien van 16/601236-07 en 16/600333-09:
-gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering ook indien dat inhoudt behandeling bij De Waag en een contactverbod met aangeefsters daar waar het gaat om alle andere contacten dan contacten over de kinderen;
-werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit alleen een voorwaardelijk gevangenisstraf van 4 maanden op te leggen met daarbij reclasseringtoezicht en behandeling bij De Waag. Tegen een werkstraf, gelet op het eigen bedrijf van verdachte, en een contactverbod is door de raadsman bezwaar gemaakt.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar achtereenvolgens schuldig gemaakt aan het stalken van zijn ex-vrouw en zijn ex-vriendin door hen onder andere vele malen op intimiderende en bedreigende manier per telefoon en via sms-berichten te benaderen.
Op 2 november 2007 is de voorlopige hechtenis geschorst met als bijzondere voorwaarde dat verdachte op geen enkele wijze contact zou opnemen met het slachtoffer [slachtoffer 1]. Verdachte heeft vervolgens gedurende een half jaar slachtoffer [slachtoffer 2] lastig gevallen.
Verdachte wist op grond van een aanzegging wederrechtelijk belaging dat contact met het slachtoffer [slachtoffer 1], in welke vorm dan ook, niet op prijs werd gesteld. Ook het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft hem diverse malen laten weten daar niet van gediend te zijn. Verdachte heeft zich daar niets aan gelegen laten liggen
Verdachte heeft zich gefocust op de omgangsregeling met zijn kinderen en leek niet in te zien dat zijn gedrag om op deze manier contact af te dwingen een averechtse werking heeft.
Verdachte heeft de privacy van de slachtoffers ernstig aangetast. Dat dit zeer gevoelig ligt, blijkt ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] afgelegd ter terechtzitting en uit de vordering van de benadeelde partij van [slachtoffer 2] die ook thans nog de nadelige psychische gevolgen van het gebeuren ondervindt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het volgende.
Blijkens zijn strafblad is verdachte eerder veroordeeld, laatstelijk op 18 januari 2007 tot een deels voorwaardelijke straf. Bovendien liep hij tijdens een deel van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd en liep hij tijdens het onder parketnummer 16/600333-09 bewezenverklaarde feit in een schorsing. Dit was voor verdachte geen beletsel om opnieuw een strafbaar feit te begaan.
De Reclassering Nederland heeft 11 februari 2008 in de zaak met parketnummer
16/601236-07 en 28 augustus 2009 in de zaak met parketnummer 16/6000333-09 gerapporteerd.
Uit deze rapporten blijkt dat de reclassering het noodzakelijk acht om de huidige begeleiding door het Leger des Heils en behandeling bij De Waag in dezelfde vorm voort te zetten en wellicht te intensiveren. Door middel van een toezicht is dit ook mogelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een psychologisch rapport
d.d. 24 januari 2008, opgemaakt door drs. M.F. Raven in de zaak met parketnummer 16/601236-07.
In haar rapport concludeert de psycholoog dat er ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van emotionele scheefgroei en antisociale persoonlijkheidskenmerken. Geadviseerd wordt verdachte voor het ten laste gelegde feit als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over en zal verdachte ten aanzien van dit feit als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden noodzakelijk is. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering en behandeling bij De Waag mogelijk.
Gelet op het tijdsverloop en de relatie tussen de slachtoffers en verdachte nu, zal de rechtbank geen contactverbod opleggen. Verdachte dient zich daarbij wel te realiseren, dat wanneer hij weer mocht vervallen in soortgelijk strafbaar gedrag, hem een vrijheidsstraf van lange duur boven het hoofd hangt.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een lagere werkstraf op zijn plaats dan de officier van justitie heeft geëist. Gelet op het eigen bedrijf van verdachte en het feit dat verdachte sinds mei 2008 niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest, komt de rechtbank tot de conclusie dat kan worden volstaan met een werkstraf van 180 uur.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.975,83 voor het feit zoals ten laste is gelegd onder parketnummer 16/600333-09.
De officier van justitie heeft gevraagd deze vordering geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Aangeefster was al eerder onder behandeling van een psycholoog, er is geen causaal verband tussen de schade die aangeefster zegt gehad te hebben door de handelwijze van verdachte en de therapie die aangeefster heeft gevolgd.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.835,53 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 835,53 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Ook al bezocht de benadeelde partij al eerder een psycholoog, het is niet onwaarschijnlijk dat haar problemen door het handelen van verdachte weer versterkt zijn. Bovendien is zij tot en met 31 mei 2008 door verdachte lastiggevallen en blijkt uit haar vordering dat het intakegesprek bij de psycholoog pas op 1 augustus 2008 heeft plaats gevonden.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 16/602236-07 en parketnummer 16/600333-09:
telkens: belaging.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Het Leger des Heils te Utrecht, ook indien dat inhoudt behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 1.835,83, waarvan € 835,83 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], € 1.835,53 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 28 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.T. Kruijer, voorzitter, mr. A.J.P. Schotman en
mr. A.G. van Doorn, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.H. Franckena, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 september 2009.
Mr. Kruijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.